In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2024, wordt de beoordeling van de asielaanvragen van Nigeriaanse eisers besproken. De eisers, die eerder asiel hebben aangevraagd in Italië en Frankrijk, hebben op 19 maart 2024 asielaanvragen ingediend in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij de eisers en hun gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvragen niet in behandeling zijn genomen en dat de persoonlijke omstandigheden van de eisers zijn betrokken in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel niet is weerlegd en dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat overdracht aan Frankrijk in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en oordeelt dat de eisers aan Frankrijk mogen worden overgedragen. Tevens wordt een gebrek in de besluiten van de minister gepasseerd, waardoor de eisers recht hebben op vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-.