ECLI:NL:RBDHA:2024:2325

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39357
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening met betrekking tot Kroatië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 14 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiseres, die bijzonder kwetsbaar is door haar verleden van verkrachting en mensenhandel, betoogt dat Griekenland verantwoordelijk is voor haar asielaanvraag, aangezien zij daar eerder asiel heeft aangevraagd. De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 behandeld, maar de zitting werd aanvankelijk aangehouden wegens het ontbreken van een tolk. Na de heropening van de zitting heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en de staatssecretaris gehoord.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht een verzoek om terugname bij Kroatië heeft ingediend, maar dat er aanvullende garanties nodig zijn vanwege de kwetsbare situatie van eiseres. De rechtbank wijst op de risico's van pushbacks en het gebrek aan adequate psychische zorg in Kroatië. Eiseres heeft overtuigend aangetoond dat zij geen adequate medische zorg kan verwachten bij terugkeer naar Kroatië, wat een schending van haar rechten onder het EVRM en het Handvest van de grondrechten van de EU zou kunnen betekenen. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en verplicht hem een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.39357
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. F.S. Boedhoe als waarnemer voor de gemachtigde van eiseres en mr. M. Lubbe als de gemachtigde van de staatssecretaris. Wegens ontbreken van de tolk is de behandeling van het beroep aangehouden.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. F.S. Boedhoe als waarnemer voor de gemachtigde van eiseres, P. Oronsaye als tolk en mr. C.J. Ohrtmann als de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening
neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening.
Verantwoordelijkheid Kroatië
5. Eiseres betoogt dat niet Kroatië, maar Griekenland verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielaanvraag. Zij heeft eerst in Griekenland asiel aangevraagd, wat ook blijkt uit het Eurodac-systeem. Kroatië heeft het claimakkoord daarom ten onrechte geaccepteerd.
6. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de staatssecretaris bij Kroatië een verzoek om terugname indienen. Eiseres heeft niet onderbouwd dat in een situatie als deze met meerdere treffers in Eurodac dwingend uit de Dublinverordening volgt dat een lidstaat gehouden is om altijd het claimverzoek in te dienen bij de lidstaat met de oudste Eurodac- treffer. De staatssecretaris heeft bij meerdere treffers in Eurodac een zekere vrijheid om te kiezen welke Eurodac-treffer hij aan een claimverzoek ten grondslag legt. Daar komt bij dat de staatssecretaris in het claimverzoek aan Kroatië heeft vermeld dat eiseres eerder in Griekenland een asielaanvraag heeft ingediend, zodat Kroatië de benodigde informatie ter beschikking had om te beslissen op het claimverzoek. Kroatië heeft in het claimakkoord verklaard akkoord te gaan met het terugnameverzoek ‘
in order to continue to determine responsibility for the above mentioned person’. Hieruit volgt niet, zoals eiseres stelt, dat vaststaat dat Griekenland verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek. De staatssecretaris heeft daarom terecht aanleiding gezien om de Kroatische autoriteiten om terugname te verzoeken. De beroepsgrond slaagt niet.

Bezwaar mensenhandel

7. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog niet heeft beslist op het bezwaarschrift tegen de weigering haar een vergunning op basis van de verblijfsregeling mensenhandel te verlenen. Eiseres mag de beslissing op bezwaar afwachten en daarom is het bestreden besluit van 14 december 2023 prematuur genomen.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de EU (HvJEU) van 30 maart 2023² en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 juli 2023³ is de rechtbank van oordeel dat de verblijfssituatie van eiseres in verband met een mogelijke verlening van een vergunning op grond van slachtofferschap van mensenhandel in beginsel niet in de weg behoort te staan aan de voortgang van de Dublinprocedure. De staatssecretaris hoefde dan ook niet te wachten met beslissen totdat deze procedure is afgerond. De beroepsgrond slaagt niet.

Interstatelijk vertrouwensbeginsel

9. Eiseres voert aan dat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië, omdat er nog steeds pushbacks plaatsvinden.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2 S.S., N.Z. en S.S., ECLI:EU:C:2023:269, en E.N., S.S. en J.Y., ECLI:EU:C:2023:272.
De staatssecretaris mag niet uitgaan van de informatie van de Kroatische autoriteiten en moet garanties vragen dat eiseres niet bij wijze van pushback uitgezet wordt. Eiseres verwijst hiertoe naar rapporten van Border Violence Monitoring Network (BVMN) van 8 mei 2023 en 25 september 2023, European Union Agency for Fundamental Rights (EUAA) van 8 juni 2023, Human Right Watch (HRW) van 3 mei 2023, Center for Peace Studies (CPS) van september 2023 en diverse rechtbankuitspraken. Eiseres heeft ook gewezen op informatie van VluchtelingenWerk Nederland (VWN), UPdate 37 in het bijzonder, waarin staat dat eind 2022 BVMN de eerste Dublinterugkeerders heeft gemeld die in Kroatië een zeven-dagen-uitzettingsbevel hadden gekregen. Eiseres verzoekt subsidiair om aanhouding van de zaak in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
10. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de staatssecretaris, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eiseres om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Kroatië, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Kroatische autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ten aanzien van Kroatië heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling oordeelde weliswaar op 13 april 2022⁴ dat de staatssecretaris nader onderzoek diende te doen naar het risico voor Dublinclaimanten op pushbacks na overdracht nu er serieuze aanknopingspunten in de landeninformatie waren dat pushbacks ook plaatsvonden bij vreemdelingen die - al dan niet na eerdere intrekking van hun asielverzoek in Kroatië - door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere EU- lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevinden. Uit de recente uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023⁵ volgt echter dat de staatssecretaris op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek ten aanzien van Kroatië uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet in de informatie die eiseres heeft aangehaald geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
10. Uit de overgelegde informatie blijkt dat er pushbacks plaatsvinden, ook op grotere afstanden van de grens. Uit de rapporten blijkt echter niet dat de deportaties plaatsvonden bij vreemdelingen die - al dan niet na eerdere intrekking van hun asielverzoek in Kroatië – door Kroatië opnieuw zijn toegelaten vanuit andere EU-lidstaten. De informatie die eiseres heeft aangehaald levert dus geen concrete aanknopingspunten op dat Dublinterugkeerders te maken zullen krijgen met pushbacks. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat Dublinterugkeerders in Kroatië een zeven-dagen-uitzettingsbevel ontvangen en dat deze praktijk niet is meegenomen in de Afdelingsuitspraak van 13 september 2023, overweegt de
rechtbank als volgt. In UPdate nr. 37 van VWN wordt beschreven dat uit verschillende rapporten van ngo’s volgt hoe de Kroatische politie sinds het voorjaar van 2022 aan de meeste personen die het Kroatische grondgebied binnenkomen de zogenaamde zeven-dagen
-papieren geven, wat terugkeerbesluiten zijn waarin mensen wordt bevolen de EER te verlaten. Uit deze rapporten volgt niet dat dergelijke zeven-dagen-papieren ook aan Dublinterugkeerders worden uitgereikt wanneer zij aan Kroatië zijn overgedragen. Verder staat in UPdate nr. 37 opgenomen dat BVMN eind 2022 de eerste Dublinterugkeerders heeft gemeld die in Kroatië zeven-dagen-papieren hadden gekregen, hoewel zij in Kroatië nooit als asielzoekers waren erkend. De rechtbank kan dit echter niet opmaken uit de rapporten van BVMN waarnaar eiseres heeft verwezen. Dat niet kan worden uitgesloten dat Dublinterugkeerders dergelijke zeven-dagen-papieren uitgereikt krijgen, vindt de rechtbank onvoldoende om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische situatie
13. Eiseres voert aan dat zij kwetsbaar is, omdat zij slachtoffer is van verkrachting, gedwongen prostitutie en mensenhandel. Zij verwijst hiertoe naar het patiëntendossier, waaruit blijkt dat zij hierdoor medische klachten heeft en ook is doorverwezen is naar een psycholoog. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij inmiddels tweewekelijks gesprekken heeft met een psycholoog. Eiseres stelt dat zij als persoon met psychische problematiek in Kroatië geen adequate opvang of speciale begeleiding zal krijgen. Zij wijst daartoe op het rapport van BVMN van 25 september 2023, waaruit blijkt dat er begin september 500 mensen op straat en in parken moesten slapen. Zij wijst ook op het rapport van de Swiss Refugee Council van december 2021, waaruit blijkt dat er in Kroatië een gebrek is aan passende en continue psychologische en psychiatrische hulp. De staatssecretaris moest daarom aanvullende garanties vragen.
13. In het arrest Tarakhel⁶ is geoordeeld dat ten aanzien van bijzonder kwetsbare asielzoekers aanleiding kan bestaan om aanvullende garanties te vragen aan de ontvangende lidstaat. De rechtbank vindt in dit verband van belang dat in het arrest Tarakhel wordt verwezen naar het arrest van het EHRM van 19 januari 2012, Popov tegen Frankrijk⁷, waarin aansluiting is gezocht bij de definitie van kwetsbare personen in de Opvangrichtlijn.⁸ Daaruit volgt dat met kwetsbare personen onder andere wordt gedoeld op personen verkracht zijn of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan.
13. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met haar verklaringen over de verkrachtingen en de overgelegde medische documenten aannemelijk heeft gemaakt dat zij bijzonder kwetsbaar is. Zij heeft ook onderbouwd dat zij in Kroatië als Dublinterugkeerder geen adequate medische (waaronder psychische) zorg zal krijgen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris er zonder aanvullende garanties niet vanuit kan gaan dat zij in Kroatië adequate medische (waaronder psychische) zorg krijgt. De rechtbank licht dat oordeel hieronder toe.
6 ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712, §93 en §120.
7 ECLI:CE:ECHR:2012:0119JUD003947207, §91 en §60.
8 Artikel 21 van de Opvangrichtlijn.
16. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit niet betwist dat eiseres verkracht is en voor haar mensenhandelaar in de prostitutie heeft gewerkt. In het patiëntendossier worden de medische klachten van eiseres na de verkrachting beschreven en staat dat eiseres getraumatiseerd is en is doorverwezen naar een psycholoog.
17. Over de beschikbaarheid van adequate medische (waaronder psychische) zorg overweegt de rechtbank het volgende. Uit informatie van de Swiss Refugee Council van 19 december 2021 blijkt dat Dublinterugkeerders bij aankomst in een opvangcentrum geplaatst worden, waarbij geen verschillende behandeling is voor personen die bijzonder kwetsbaar zijn. Verder is er een gebrek aan adequate en continue psychologische en psychiatrische hulp voor asielzoekers en Dublinterugkeerders, omdat veel asielzoekers niet onder de categorie noodsituaties vallen, maar continu psychologische hulp nodig hebben. Ze zijn afhankelijk van de hulp van NGO's die gefinancierd worden via projecten en daarom afhankelijk zijn van de voortzetting van die fondsen. Uit het AIDA-rapport update 2022 blijkt dat de medische en psychische zorg in opvangcentra met name door Medicins du Monde (MdM) wordt verleend. MdM heeft vanaf 22 mei 2023 echter tijdelijk de activiteiten in de opvangcentra moeten stopzetten door gebrek aan financiering. Uit het AIDA-rapport blijkt niet dat de activiteiten inmiddels zijn hervat. De rechtbank concludeert daaruit dat passende geestelijke gezondheidszorg voor eiseres bij overdracht aan Kroatië niet voorhanden zal zijn.
17. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er, ook bij gereguleerde overdracht, een reëel risico bestaat dat eiseres geen adequate medische (waaronder psychische) zorg krijgt. Hiermee bestaat er ook een reëel risico op een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De staatssecretaris moet daarom aanvullende garanties vragen aan de Kroatische autoriteiten. Het bestreden besluit is dan ook ontoereikend gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.

Artikel 17 van de Dublinverordening

19. Eiseres stelt dat de staatssecretaris onvoldoende op haar ervaringen is ingegaan. Ze wijst er hierbij op dat zij tijdens haar reis naar Nederland verkracht is door haar mensenhandelaar en andere mannen. Ze is erg angstig om naar Kroatië terug te keren. Daarnaast is ze analfabeet en heeft ze hulporganisaties nodig om haar dochter en de zoon van haar overleden broer terug te vinden. Deze organisaties zijn in Nederland voorhanden. Daarnaast is niet duidelijk of eiseres in Kroatië adequate begeleiding en opvang zal kunnen verkrijgen.
19. Op grond van artikel 17 van de Dublinverordening mag verweerder asielaanvragen onverplicht aan zich trekken. Een dergelijke discretionaire bepaling toetst de bestuursrechter volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter zeer terughoudend. Volgens het beleid van verweerder in onderdeel C2/5 van de Vreemdelingencirculaire wordt van deze bevoegdheid onder meer gebruik gemaakt in het geval van bijzondere, individuele omstandigheden die getuigen van onevenredige hardheid.
19. In het licht van wat onder de punten 14 tot en met 18 is overwogen berust ook de motivering van de staatssecretaris dat hij geen gebruik maakt van zijn discretionaire bevoegdheid op een ontoereikende motivering. De beroepsgrond slaagt.
22. Het subsidiaire verzoek om aanhouding van de zaak in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel door het Hof van Justitie, behoeft gelet op het bovenstaande geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
23.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 14 december 2023;
  • draagt de staatssecretaris een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.