ECLI:NL:RBDHA:2024:17244

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
21/5037, 21/7733, 22/6442, 22/7272, 24/2118, 24/3370
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten door de gemeente Zoetermeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 oktober 2024, zijn de beroepen van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen om bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten ongegrond verklaard. Eiser had bijzondere bijstand aangevraagd voor verschillende tandheelkundige behandelingen, waaronder wortelkanaalbehandelingen en parodontale zorg, op basis van de Participatiewet. De rechtbank oordeelde dat de kosten niet noodzakelijk waren, omdat de gemeente Zoetermeer buitenwettelijk begunstigend beleid hanteert dat bepaalt dat alleen noodzakelijke kosten voor tandheelkundige zorg vergoed kunnen worden. De adviserende tandarts had geconcludeerd dat de gevraagde behandelingen niet de goedkoopste en meest adequate opties waren. Eiser voerde aan dat de behandelingen noodzakelijk waren voor zijn mondgezondheid en dat het niet verlenen van bijstand zou leiden tot verminderd kauwvermogen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een acute noodsituatie die het verlenen van bijstand noodzakelijk maakte. De rechtbank bevestigde dat de Zorgverzekeringswet als een toereikende voorliggende voorziening moet worden beschouwd en dat er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van het beleid. De rechtbank concludeerde dat de afwijzingen van de aanvragen om bijzondere bijstand in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/5037, 21/7733, 22/6442, 22/7272, 24/2118 en 24/3370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: S.M. de la Paz ).

Procesverloop

In de zaak met zaaknummer SGR 21/5037
Met het besluit van 19 april 2021 (primair besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten (endodontoloog) op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Met het besluit van 16 juni 2021 (bestreden besluit 1) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
In de zaak met zaaknummer SGR 21/7733
Met de besluiten van 27 augustus 2021 (primair besluit 2) en 31 augustus 2021 (primair besluit 3) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten (parodontoloog en tandarts) op grond van de Pw afgewezen, met uitzondering van de factuur van de tandarts van 15 mei 2021.
Met het besluit van 19 oktober 2021 (bestreden besluit 2) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
In de zaak met zaaknummer SGR 22/6442
Met het besluit van 3 augustus 2022 (primair besluit 4) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten (parodontoloog) op grond van de Pw afgewezen.
Met het besluit van 5 september 2022 (bestreden besluit 3) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
In de zaak met zaaknummer SGR 22/7272
Met het besluit van 14 september 2022 (primair besluit 5) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten (parodontoloog) op grond van de Pw afgewezen.
Met het besluit van 14 oktober 2022 (bestreden besluit 4) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
In de zaak met zaaknummer SGR 24/2118
Met het besluit van 2 oktober 2023 (primair besluit 6) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor tandheelkundige hulp (parodontoloog) op grond van de Pw afgewezen.
Met het besluit van 15 februari 2024 (bestreden besluit 5) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
In de zaak met zaaknummer SGR 24/3370
Met het besluit van 23 januari 2024 (primair besluit 7) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten (parodontoloog) op grond van de Pw afgewezen.
Met het besluit van 21 maart 2024 (bestreden besluit 6) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard
In alle zaken
Eiser heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluiten 1 tot met 6.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft vragen gesteld aan verweerder. Verweerder heeft hierop gereageerd.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend. Verweerder heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft de beroepen op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hierbij waren eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig.

Totstandkoming bestreden besluiten en beroepsgronden

1. Eiser ontvangt sinds 26 juni 2012 een uitkering ingevolge de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) met een aanvulling op grond van de Toeslagenwet.
SGR 21/5037
2. Eiser heeft op 21 februari 2021 bijzondere bijstand aangevraagd voor tandheelkundige kosten (endodontoloog). Eiser heeft gevraagd om vergoeding van een bedrag van € 975,70 voor de kosten van – onder meer – een wortelkanaalbehandeling van element 17, röntgenfoto’s en voortgezette behandeling bij weefselschade (behandelcodes: E02, X25, A10, X10, V50, E85, E04, E16, E86, E54, E56, E52, E56, V81, E88).
2.1.
Met primair besluit 1 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen, omdat de begrote kosten niet noodzakelijk zijn.
2.2.
Met het bestreden besluit 1 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de gemeente Zoetermeer begunstigend beleid heeft bepaald ten aanzien van tandheelkundige behandelingen. Voor deze concrete behandeling is voorgeschreven dat een tandheelkundig adviseur bepaalt of de aangevraagde behandeling noodzakelijk is. Uit het advies van de adviserende tandarts van tandartspraktijk Prinsegracht van 14 april 2021 volgt dat een wortelkanaalbehandeling niet de beste behandeling voor de klachten van eiser is. In het verleden is reeds een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd aan deze kies. Die behandeling was niet succesvol omdat er een ontsteking zit. Ook zit er een dikke wortelstift wat de kans op een breuk tijdens het behandelen aanzienlijk vergroot. Een wortelkanaalbehandeling is daarom niet de goedkoopste en meest adequate behandeling. De adviserende tandarts adviseert de kies te laten trekken. Er blijft dan voldoende kauwvermogen over in de rest van het gebit. Uit het advies blijkt dat de gevraagde kosten niet noodzakelijk zijn. Eiser heeft geen tegenbewijs overgelegd waaruit blijkt dat de kosten wel noodzakelijk zijn. Niet gesteld of gebleken is dat het advies van de tandarts onzorgvuldig tot stand gekomen is.
2.3.
Eiser voert in beroep aan dat de begrote tandheelkundige kosten wel noodzakelijk zijn. In 2017 is ten aanzien van een vergelijkbare behandeling bij dezelfde endodontoloog geoordeeld dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Daar is nu ook nog sprake van. Het trekken van de kies zou zijn gebit nodeloos schade toebrengen en te veel belasten. Dit kan er voor zorgen dat zijn kauwvermogen op termijn zal verminderen. Ter ondersteuning van dit standpunt verwijst eiser naar de verklaringen van zijn tandarts-implantoloog van 7 juni 2021 (Z.V. Ladrak), endodontoloog van 13 juli 2021 (F. Fernandez) en parodontoloog van 9 augustus 2021 (M. Marquez). Deze verklaringen zien op de wortelkanaalbehandeling van element 17
.De tandarts van eiser heeft verklaard dat het behandelen van element 17 zinvol is geweest. Het niet behandelen van de kies had kunnen leiden tot extractie. Extractie zou op termijn kunnen leiden tot verlies van element 47. Bij verlies van element 17 adviseert hij een implantaat voor behoud van het kauwvermogen. De parodontoloog heeft verklaard dat er een wortelkanaalbehandeling werd geadviseerd, omdat deze behandeling een grote kans van slagen had. De endodontoloog heeft verklaard dat zij vanuit endodontologisch oogpunt adviseert elementen 16 en 17 zo lang mogelijk te behouden. Verlies van deze elementen zou het kauwvermogen verminderen. Daarom adviseert zij reguliere nazorg en evaluatie.
SGR 21/7733
3. Eiser heeft op 2 juli 2021 bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten (parodontoloog en tandarts) aangevraagd. Bij de aanvraag heeft eiser een begroting overgelegd van 14 juni 2021, die later vervangen is door een begroting van 9 augustus 2021 ter hoogte van € 1.055,09 met als hoofdbehandeling een flapoperatie (behandelcodes T072, T073, T042, T032, 4x T042)
.Daarnaast heeft eiser een factuur overgelegd van 1 juli 2021 voor een consult parodontale nazorg ter hoogte van € 91,64 (behandelcode T042), een factuur van 24 juni 2021 ter hoogte van € 208,61 (behandelcodes T032, T033, X10) en een factuur van 15 mei 2021 ter hoogte van € 22,91 (behandelcode C11, periodieke controle).
3.1.
Met primair besluit 2 heeft verweerder de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een parodontologische behandeling ter hoogte van € 1.055,09 afgewezen, omdat de kosten niet noodzakelijk zijn. Met primair besluit 3 is aan eiser bijzondere bijstand toegekend ter hoogte van € 22,91 voor de factuur van 15 mei 2021 (een periodieke controle). De aanvraag voor bijzondere bijstand voor de facturen van 24 juni 2021 en 1 juli 2021 is afgewezen.
3.2.
Met het bestreden besluit 2 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de gemeente Zoetermeer begunstigend beleid heeft bepaald ten aanzien van tandheelkundige behandelingen. Voor deze concrete behandeling is voorgeschreven dat een tandheelkundig adviseur bepaalt of de aangevraagde behandeling noodzakelijk is. Uit het advies van de adviserende tandarts van tandartspraktijk Prinsegracht van 26 augustus 2021 volgt dat de gevraagde kosten niet noodzakelijk zijn. Volgens de tandarts kunnen de elementen 16 en 17 beter getrokken worden in verband met de uitgebreide problematiek. Het kauwvermogen zal minder worden zonder deze twee kiezen, maar blijft voldoende. Niet gesteld of gebleken is dat het advies van de tandarts onzorgvuldig tot stand gekomen is. Het doel of toetsingskader voor bijzondere bijstand voor tandartskosten is niet om zoveel mogelijk tanden of kiezen te behouden dan wel of een behandeling slagingskans heeft. De noodzaak van de behandeling dient te worden vastgesteld. Uit de verklaringen van de parodontoloog van 9 augustus 2021 en de behandelende tandarts van 7 juni 2021 die eiser heeft overgelegd, blijkt niet dat de kosten noodzakelijk zijn of dat eiser zich in een acute noodsituatie bevindt.
3.3.
In beroep voert eiser aan dat de behandelingen noodzakelijk zijn voor zijn totale (mond)gezondheid. Zijn tandarts heeft hem daarom doorverwezen naar een parodontoloog. Dit is geen luxe behandeling, maar voor hem noodzakelijk. De behandelingen betreffen niet alleen elementen 16 en 17. Het consult nazorg betreft het gehele gebit en de flapoperatie is per sextant (zes tanden). Uit onderzoek blijkt een relatie tussen parodontale infecties en ernstige gezondheidsproblemen. Een acute noodsituatie is volgens hem niet vereist. Eiser heeft eerder bijzondere bijstand ontvangen voor een bijna identieke behandeling. De adviserende tandarts maakt ernstige fouten in de beoordeling van de door de tandarts van eiser geadviseerde behandeling van het gebit. De noodzaak van de behandeling wordt onderstreept als door het nalaten ervan meer gebitselementen verloren raken. Te meer als deze een grote, inmiddels ook gebleken, slagingskans heeft. Verder verwijst eiser naar de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd in de zaak met zaaknummer 21/5037.
SGR 22/6442
4. Eiser heeft op 5 april 2022 een aanvraag voor bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten (parodontoloog) gedaan. Hij heeft een factuur voor parodontale nazorg (behandelcode T042) ingediend bij verweerder ter hoogte van € 93,82.
4.1.
Met primair besluit 4 is de aanvraag van eiser afgewezen, omdat de kosten van deze behandeling niet noodzakelijk zijn
4.2.
Met het bestreden besluit 3 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de gemeente Zoetermeer begunstigend beleid heeft bepaald ten aanzien van tandheelkundige behandelingen. Voor deze concrete behandeling is voorgeschreven dat een tandheelkundig adviseur bepaalt of de aangevraagde behandeling noodzakelijk is. Uit het advies van de adviserende tandarts van tandartspraktijk Prinsegracht van 1 augustus 2022 volgt dat deze behandeling niet de goedkoopste behandeling is voor de klachten van eiser. Deze behandeling kan door de tandarts worden uitgevoerd en is dan goedkoper. De kiezen die een wortelkanaalbehandeling hebben gehad, hebben volgens de adviserend tandarts een slechte prognose en kunnen beter worden getrokken. De rest van de kiezen hebben geen tot weinig ontsteking. Eiser kan daarom bij de algemene tandarts onder behandeling met M-codes. Niet gesteld of gebleken is dat het advies van de tandarts onzorgvuldig tot stand gekomen is. Eiser heeft geen tegenbewijs overgelegd waaruit blijkt dat de kosten wel noodzakelijk zijn.
4.3.
In beroep voert eiser aan dat de tandheelkundige kosten wel noodzakelijk zijn en verwijst hierbij naar de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd in de zaken met zaaknummers 21/5037 en 21/7733.
SGR 22/7272
5. Eiser heeft op 8 september 2022 een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend voor tandheelkundige kosten (parodontoloog). Bij de aanvraag heeft eiser een factuur overgelegd van 30 juni 2022 ter hoogte van € 93,82 voor een consult parodontale zorg (behandelcode T042).
5.1.
Met primair besluit 5 is de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van parodontale zorg afgewezen, omdat de kosten niet noodzakelijk zijn.
5.2.
Met het bestreden besluit 4 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de gemeente Zoetermeer begunstigend beleid heeft bepaald ten aanzien van tandheelkundige behandelingen. Voor deze concrete behandeling is voorgeschreven dat een tandheelkundig adviseur bepaalt of de aangevraagde behandeling noodzakelijk is. De behandeling waar eiser in deze zaak vergoeding voor vraagt is gelijk aan de behandeling waar eiser op 5 april 2022 vergoeding voor heeft gevraagd (in de zaak met zaaknummer 22/6442), namelijk voor een consult parodontale nazorg (behandelcode T042). Het medisch advies van de adviserende tandarts van tandartspraktijk Prinsegracht van 1 augustus 2022 kan daarom ook bij deze aanvraag worden gevolgd. Uit dit advies volgt dat de gevraagde kosten niet noodzakelijk zijn, omdat de behandeling goedkoper kan worden uitgevoerd door een algemene tandarts. Niet gesteld of gebleken is dat het advies van de tandarts onzorgvuldig tot stand gekomen is. Eiser heeft geen tegenbewijs overgelegd waaruit blijkt dat de kosten wel noodzakelijk zijn.
5.3.
In beroep voert eiser aan dat de tandheelkundige kosten wel noodzakelijk zijn en verwijst hierbij naar de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd in de zaken met zaaknummers 21/5037 en 21/7733.
SGR 24/2118
6. Eiser heeft op 29 augustus 2023 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van tandheelkundige hulp (parodontoloog). Hij verzoekt om vergoeding van de kosten van de factuur van 18 augustus 2023 ter hoogte van
465,46 voor een flapoperatie bij element 16 (behandelcode T072) en postoperatieve zorg (behandelcode T073).
6.1.
Met primair besluit 6 is de aanvraag afgewezen, omdat dat de kosten niet noodzakelijk zijn.
6.2.
Met het bestreden besluit 5 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de zorgverzekering als een toereikende en passende voorliggende voorziening geldt voor medische kosten. De gemeente Zoetermeer maakt een uitzondering op deze regel met buitenwettelijk begunstigend beleid. Voor de kosten van tandheelkundige hulp zou bijstand verstrekt kunnen worden als blijkt dat de kosten noodzakelijk zijn voor het behoud van het kauwvermogen. De adviserend tandarts beoordeelt of er een noodzaak bestaat. Uit het advies van de adviserende tandarts van tandartspraktijk Prinsegracht van 29 september 2023 volgt dat de kosten niet noodzakelijk zijn voor het behoud van kauwvermogen. Een flapoperatie is een behandeling na een langdurig lopend behandeltraject voor een tandvleesontsteking. Deze behandeling is niet essentieel voor het kauwvermogen. Zelfs zonder deze kies blijft er nog voldoende kauwvermogen over. Verweerder vindt dat de tandarts voldoende zorgvuldig naar de situatie van eisers gebit heeft gekeken.
6.3.
In beroep voert eiser aan dat de tandheelkundige kosten noodzakelijk zijn. Hij verwijst hierbij naar de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd in de zaken met zaaknummers 21/5037 en 21/7733.
SGR 24/3370
7. Eiser heeft op 19 december 2023 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor tandheelkundige hulp (parodontoloog). Het betreft facturen van 28 september 2023 ter hoogte van € 101,07 (behandelcode T042), van 7 december 2023 ter hoogte van € 192,83 (behandelcodes T032 en T033), van 28 december 2023 ter hoogte van € 101,07 (behandelcode T042) en een factuur van 5 oktober 2023 ter hoogte van € 25,27 (behandelcode C02).
7.1.
Met het primaire besluit 7 is de aanvraag van eiser voor de facturen met T-codes afgewezen, omdat de behandelingen niet de meest goedkope en adequate behandelingen zijn. De kosten zijn daarom niet noodzakelijk. Verweerder heeft wel bijzondere bijstand verstrekt voor de factuur van 5 oktober 2023 (consult voor een periodieke controle, behandelcode C02).
7.2.
Met het bestreden besluit 6 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de zorgverzekering als een toereikende en passende voorliggende voorziening geldt voor medische kosten. De gemeente Zoetermeer maakt een uitzondering op deze regel met buitenwettelijk begunstigend beleid. Voor de kosten van tandheelkundige hulp kan bijstand verstrekt worden. Dit is bedoeld voor noodzakelijke onvermijdelijke kosten. Een behandeling is noodzakelijk als een betrokkene zonder deze behandeling zijn kauwvermogen verliest. Uit het advies van de adviserende tandarts van tandartspraktijk Prinsegracht van 16 januari 2024 volgt dat de behandeling niet noodzakelijk is voor behoud van het kauwvermogen. Daarnaast is in het advies aangegeven dat het niet om de meest goedkope en adequate behandeling gaat. Verweerder vindt dat de tandarts voldoende zorgvuldig naar de situatie van eisers gebit heeft gekeken. Er is geen bijzondere situatie om af te wijken van de beleidsregels.
7.3.
In beroep voert eiser aan dat de tandheelkundige kosten noodzakelijk zijn. Hij verwijst hierbij naar de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd in de zaken met zaaknummers 21/5037 en 21/7733.
Aanvullende gronden
8. In zijn aanvullende gronden in de zaken met zaaknummers 21/5037 en 21/7733 van 26 mei 2022 voert eiser aan dat de adviserende tandarts van tandartspraktijk Prinsegracht hem niet heeft gezien of gesproken en daarom geen beeld van zijn totale gebit heeft. De behandelingen waar eiser vergoeding voor vraagt, zijn van belang voor zijn gehele mondgezondheid. Extractie van elementen 16 en 17 zal daarom niet hetzelfde effect hebben en is volgens eiser onnodig. Zelfs na extractie blijft parodontale zorg en nazorg noodzakelijk. Als deze zorg uitblijft zal hij namelijk zijn totale gebit, en daarmee kauwvermogen, kunnen verliezen. Daarnaast is de ontsteking bij element 16 al vijf jaar constant. Het geeft geen pijnklachten en de kies functioneert, evenals bij elementen 17 en 37. De parodontitis waar eiser aan lijdt is in verband te brengen met de algemene mondgezondheid. De effecten van parodontitis beperken zich bovendien niet tot zijn mondgezondheid, maar kunnen gevolgen hebben voor zijn gehele lichaam. Eiser heeft al meerdere risicofactoren voor hart- en vaatziekten. De adviserende tandarts maakt fouten in het vaststellen van de noodzaak van de behandelingen en het beoordelen van de slagingskans. Bovendien verschilt de adviserende tandarts van mening met de collega’s die de eerdere behandelingen hebben beoordeeld. Eiser heeft namelijk al acht keer eerder voor diverse parodontologische behandelingen bijzondere bijstand ontvangen in 2017, 2018 en 2019 en in 2021.
8.1.
Eiser heeft in alle zaken aanvullende beroepsgronden ingediend op 5 mei 2024. Hierin voert hij aan dat verweerder op 20 februari 2023 een praktisch identieke nota van 30 december 2022 (behandelcode M03) voor parodontale zorg wel heeft vergoed aan eiser in overeenstemming het eerder advies van de adviserende tandartspraktijk om behandelingen met M-codes te vergoeden.
8.2.
Op 24 augustus 2024 heeft eiser een e-mail van zijn behandelend tandarts overgelegd, waarin staat dat eiser vanwege zijn diagnose gegeneraliseerde adulte parodontitis in het paro traject is gekomen bij de parodontoloog. Ook heeft eiser vier behandelverslagen overgelegd van zijn behandelingen bij de endodontoloog voor de elementen 16, 17, 36 en 46. Op 27 augustus 2024 heeft eiser een vijfde behandelverslag van zijn behandeling bij de endodontoloog overgelegd.

Het juridisch kader

9. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Pw heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
9.1.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Pw bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
9.2.
Uit artikel 16, eerste lid, van de Pw volgt dat indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken, het college, gelet op alle omstandigheden, bijstand kan verlenen aan een persoon die geen recht op bijstand heeft.

Beoordeling door de rechtbank

In alle zaken
10. Eiser heeft in alle zaken beroep gedaan op het bestaan van betalingsonmacht ten
aanzien van het betalen van griffierecht voor het beroep. Deze verzoeken worden toegewezen, omdat eiser heeft onderbouwd in de te beoordelen periodes niet over minimaal een netto-inkomen van 95% van de voor een alleenstaande geldende bijstandsnorm te beschikken.
Voorliggende voorziening
11. De Zorgverzekeringswet is in beginsel een toereikende en passende voorliggende voorziening voor de kosten van tandheelkundige behandelingen. Dit is vaste rechtspraak. [1] In deze regelgeving is een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van kosten van tandheelkundige behandelingen, zodat aanvullende bijzondere bijstandsverlening voor die kosten niet aan de orde is. Dit is ook het geval indien de kosten - zoals ook in het geval van eiser - niet of niet volledig door de voorliggende voorziening worden vergoed. [2] Verweerder heeft zich gelet op het voorgaande terecht op het standpunt gesteld dat de Zorgverzekeringswet moet worden aangemerkt als een voorliggende voorziening, zodat artikel 15 van de Pw zich in beginsel tegen bijstandverlening verzet.
Zeer dringende redenen
12. De rechtbank is van oordeel dat in het geval van eiser niet is gebleken van zeer dringende redenen die maken dat toch bijzondere bijstand moest worden toegekend. Zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Een acute noodsituatie doet zich voor als het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. De wetgever heeft bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ gedacht aan een extreme situatie en heeft nadrukkelijk niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. [3]
12.1.
Het is aan eiser om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die het oordeel kunnen dragen dat zich zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw voordoen. Hij beroept zich immers op een uitzonderingssituatie. Eiser heeft aangevoerd dat het trekken van de kiezen (op termijn) kan leiden tot verminderd kauwvermogen. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat alle aanvragen verband houden met het feit dat hij generale parodontitis heeft en dat de behandelingen waar hij vergoeding voor vraagt noodzakelijk zijn voor zijn gehele (mond)gezondheid.
12.2.
In zijn verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, ook gelet op recente jurisprudentie van de CRvB [4] waarbij tot een ruimere uitleg van het begrip “acute noodsituatie” bij de bepaling van “zeer dringende redenen” is gekomen, eiser niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Het is namelijk niet gebleken dat er sprake is van een acute noodsituatie. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Hoewel het begrijpelijk is dat het voor eiser wenselijk is om zijn kiezen te kunnen behouden in plaats van deze te laten trekken, betekent dit niet dat het trekken van één of enkele kiezen tot een schrijnende situatie leidt waarvan het evident is dat weigering van de bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. Ook is niet gebleken dat het laten behandelen van parodontitis door de tandarts in plaats van de parodontoloog of endodontoloog, leidt tot een dergelijke schrijnende situatie. De stelling van eiser dat generale parodontitis gevolgen kan hebben voor zijn mondgezondheid en voor zijn gehele lichaam in verband met meerdere risicofactoren voor hart- en vaatziekten, is hiertoe onvoldoende. Eiser heeft niet met onderbouwing van stukken aannemelijk gemaakt dat het niet verlenen van de bijzondere bijstand in de afzonderlijke zaken tot ernstige gevolgen voor zijn gezondheid leidt. De stelling dat het niet laten uitvoeren van de behandelingen ertoe zou kunnen leiden dat eiser veel kiezen zal verliezen, leidt niet tot een ander oordeel, omdat dit gaat om een onzekere gebeurtenis in de toekomst.
12.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat er geen zeer dringende redenen zijn ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Pw die maken dat er toch bijzondere bijstand moet worden verstrekt.
Buitenwettelijk begunstigend beleid
13. In artikel 10, eerste lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand Participatiewet Zoetermeer 2016 (de beleidsregels) is geregeld dat verweerder voor bepaalde zorgkosten die niet (volledig) vanuit de zorgverzekering worden vergoed, toch bijzondere bijstand kan verlenen. Dit geldt onder andere voor de meerkosten van tandheelkundige zorg, zo volgt uit artikel 10, eerste lid, sub c van de beleidsregels.
13.1.
Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank toegelicht op welke wijze invulling wordt gegeven aan hetgeen is bepaald in artikel 10 van de beleidsregels. Verweerder heeft de Richtlijn Tandheelkundige hulp (richtlijn) overgelegd, waarin het beleid ten aanzien van het verstrekken van bijzondere bijstand voor de kosten van tandheelkundige hulp is uitgewerkt. Uit de richtlijn, die is gepubliceerd, volgt dat verweerder een codelijst hanteert. Voor de behandelingen met een code die staat op de codelijst, wordt de noodzaak aangenomen. Verweerder hoeft in deze gevallen geen tandheelkundig advies te vragen bij de adviserende tandarts om de noodzaak van de meerkosten vast te stellen. Voor de codes die niet op de lijst staan moet de factuur of begroting van de behandeling en de bijkomende behandelingen door een onafhankelijke tandheelkundig adviseur op noodzakelijkheid worden getoetst.
13.2.
In de richtlijn wordt tevens onderscheid gemaakt op basis van elementen. Staat het elementnummer E16 of E17 op de offerte van de behandelende tandarts, dan wordt de vergoeding doorgaans afgewezen en is er ook geen advies nodig. De goedkoopste adequate behandeling is in deze gevallen het trekken van de kies. Trekken van kiezen wordt vergoed vanuit de aanvullende ziektekostenverzekering. In bepaalde individuele gevallen kan het zo zijn dat het elementnummer E16 en/of E17 wel behandeld dient te worden. Anders kan de klant het kauwvermogen verliezen. Het is in deze situaties nodig om nader onderzoek te verrichten. Er dient te worden onderzocht of het kauwvermogen verloren gaat als E16 en/of E17 getrokken wordt. In zijn algemeenheid geldt dat elementen 17, 18 (rechtsboven), 47, 48 (rechtsonder), 27, 28 (linksboven) en 37, 38 (linksonder) niet noodzakelijk zijn voor het behoud van kauwvermogen.
13.3.
Uit de richtlijn volgt dat de kosten van parodontologische zorg in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking komen. Alleen bij bedreiging van de gezondheid, bijvoorbeeld bij een hartaandoening, bij chemotherapie of bij een orgaantransplantatie, kan er een indicatie zijn om de kosten wel noodzakelijk te achten.
13.4.
De rechtbank kwalificeert dit beleid als buitenwettelijk begunstigend beleid, omdat het de mogelijkheid biedt om bijzondere bijstand te verstrekken in andere gevallen dan met de toepassing van artikelen 15, 16 en 35 van de Pw mogelijk is. Volgens vaste rechtspraak dient de bestuursrechter het buitenwettelijk beleid zeer terughoudend te toetsen. De bestuursrechter moet het bestaan en de inhoud van buitenwettelijk beleid als een gegeven aanvaarden. De bestuursrechter kan wel toetsen of verweerder het beleid op consistente wijze heeft toegepast. [5] Dat is hier naar het oordeel van de rechtbank het geval.
13.5.
Met betrekking tot de conclusie van A-G de Bock van 11 november 2023 [6] heeft verweerder het standpunt ingenomen dat in de situatie van eiser de toepassing van de beleidsregel geen gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De rechtbank kan verweerder hierin volgen.
13.6.
Ten aanzien van de afzonderlijke zaken overweegt de rechtbank verder het volgende.
In de zaak SGR 21/5037
14. De wortelkanaalbehandeling waar eiser vergoeding voor vraagt, ziet op een van de molaren (element 17). Volgens het beleid van verweerder wordt bijzondere bijstand in dit geval doorgaans afgewezen, omdat de goedkoopste adequate behandeling in dit geval het trekken van de kies is. Als hierdoor kauwvermogen verloren gaat, zou het kunnen zijn de behandeling wel noodzakelijk is. Dit dient te worden onderzocht. Uit het advies van de adviserende tandarts volgt dat de behandeling in geval van eiser niet noodzakelijk is en niet de goedkoopst adequate behandeling. Er is in het verleden al eerder een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd. De kies kan beter getrokken worden. Er blijft na het trekken nog voldoende kauwvermogen over.
14.1.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak een bijstandverlenende instantie in beginsel mag uitgaan van een medisch advies, tenzij er concrete aanwijzingen zijn om te twijfelen aan de zorgvuldige totstandkoming of aan de inhoud van dat advies. [7]
14.2.
Eiser voert aan dat verweerder zijn besluit niet op het advies van de adviserende tandarts had mogen baseren, omdat dit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De adviserende tandarts heeft eiser namelijk nooit gezien of gesproken. Ook heeft zij nooit de behandelaren van eiser benaderd. Hierdoor heeft zij geen goed beeld gekregen van eiser zijn gebit als geheel. Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. In dit verband is van betekenis dat uit het advies blijkt dat er stukken zijn aangeleverd aan de adviserende tandarts ter beoordeling van het verzoek. De adviserende tandarts heeft geoordeeld dat de stukken voldoende waren om het advies op te baseren. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan dit oordeel te twijfelen. Niet gebleken is dat het voor de beoordeling van de vraag of de behandeling noodzakelijk was, nodig was om verdere informatie in te winnen bij eiser of zijn behandelaren.
14.3.
Eiser voert verder aan dat het advies van de adviserende tandarts onjuistheden bevat. Ook komt het advies niet overeen met de verklaringen die eiser heeft overgelegd van zijn behandelend tandarts, endodontoloog en parodontoloog. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat het advies niet volledig, niet concludent of anderszins onjuist is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor twijfel aan het advies. De verklaringen die eiser heeft overgelegd van zijn behandelend tandarts, endodontoloog en parodontoloog leiden niet tot een ander oordeel. Deze verklaringen zeggen voornamelijk iets over de wenselijkheid van de behandeling en de kans van slagen. Deze verklaringen halen de conclusie van de adviserende tandarts over de noodzaak niet onderuit. Ze geven derhalve onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de inhoudelijke juistheid of motivering van het advies. Verweerder heeft dit advies dus mogen volgen.
14.4.
Voor zover eiser verwijst naar een eerdere toekenning van bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten in 2017, heeft verweerder terecht overwogen dat deze toekenning zag op behandeling van een ander element. Verder leidt de toekenning van bijzondere bijstand in het verleden, ook ten aanzien van andere aanvragen, op zichzelf niet tot het oordeel dat in het onderhavige geval de behandeling noodzakelijk is.
In de zaak SGR 21/7733
15. Deze aanvraag heeft betrekking op parodontale zorg. Gelet op hetgeen is overwogen in 13.3. komen de kosten van parodontale zorg in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking. Volgens het beleid van verweerder kunnen deze kosten alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen bij bedreiging van de gezondheid, bijvoorbeeld bij een hartaandoening, bij chemotherapie of bij een orgaantransplantatie.
15.1.
Eiser voert aan dat kosten van parodontologie in zijn geval noodzakelijk zijn, omdat hij lijdt aan generaliseerde adulte parodontitis. De effecten hiervan beperken zich niet enkel tot zijn mond, maar kunnen volgens eiser gevolgen hebben voor zijn gehele gezondheid. Deze beroepsgrond slaagt niet, omdat eiser niet met onderbouwing van stukken aannemelijk heeft gemaakt dat bij het uitblijven van de betreffende behandeling zijn gezondheid in gevaar komt.
15.2.
Verweerder heeft daarnaast advies gevraagd aan de adviserend tandarts of de behandeling noodzakelijk is en de goedkoopst adequate behandeling betreft. Uit het advies van de adviserende tandarts volgt dat het een dubieuze behandeling betreft, waarbij de prognose onzeker is. De kiezen 17 en 16 kunnen beter getrokken worden in verband met de uitgebreide problematiek. Het kauwvermogen wordt minder, maar blijft voldoende.
15.3.
Ten aanzien van de totstandkoming van het advies is de rechtbank, onder verwijzing naar hetgeen onder 14.2. is overwogen, van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen.
15.4.
Ten aanzien van de inhoud van het advies ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het advies niet volledig, niet concludent of anderszins onjuist is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor twijfel aan het advies. Voor zover eiser aanvoert dat de adviserende tandarts enkel naar element 16 en 17 heeft gekeken, volgt de rechtbank hem daarin niet. Uit het advies van de adviserende tandarts van 26 augustus 2021 volgt dat is beoordeeld of de flapoperatie waar eiser vergoeding voor vraagt, noodzakelijk is. Nu een flapoperatie ziet op de behandeling van een aantal tanden en het tandvlees samen, heeft de adviserende tandarts haar beoordeling niet enkel gebaseerd op individuele elementen. Het betoog dat de adviserend tandarts heeft nagelaten de gezondheid van zijn gebit als geheel te beoordelen, kan niet leiden tot een geslaagd beroep, omdat verweerder dient te beoordelen of de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd voor vergoeding in aanmerking komen. Eisers stelling dat het niet laten uitvoeren van het parodontale traject kan leiden tot het verlies van veel kiezen en zijn kauwvermogen op termijn in geding kan komen, ziet op een onzekere gebeurtenis in de toekomst. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat hij daar bij de beoordeling van de onderhavige aanvragen niet vanuit kon gaan.
In de zaken SGR 22/6442, 22/7272, 24/2118 en 24/3370
16. Aangezien eiser in de zaken met bovengenoemde zaaknummers geen nieuwe gronden heeft aangevoerd, maar heeft verwezen naar de reeds ingebrachte gronden in de zaken met zaaknummers SGR 21/5037 en SGR 21/7733, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen. De rechtbank is van oordeel dat ook in deze vier zaken niet aannemelijk is gemaakt dat de totstandkoming van de adviezen onzorgvuldig was. Hoewel de adviserend tandarts in de zaken SGR 24/2118 en SGR 24/3370 heeft aangegeven dat er geen verdere gegevens waren bijgevoegd, was zij van mening dat de gegevens waar zij over beschikte voldoende waren voor een beoordeling. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen, ook omdat het ging om een vervolg op parodontale behandelingen waar zij eerder reeds stukken over had ontvangen. Verder ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de adviezen in deze vier zaken niet volledig, niet concludent of anderszins onjuist zijn. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor twijfel aan de adviezen.
In alle zaken
17. De aanvullende beroepsgrond van eiser dat de aanvragen toegekend hadden moeten worden, omdat verweerder bij besluit van 20 februari 2023 bijzondere bijstand heeft toegekend voor een identieke nota, slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat de vergoeding die is toegekend bij besluit van 20 februari 2023 enkel ziet op behandelingen met M-codes. Nu dit een ander soort behandeling betreft dan de onderhavige aanvragen, kan niet worden geoordeeld dat verweerder het beleid op inconsistente wijze heeft toegepast.
17.1.
Met betrekking tot de aanvullende gronden van 24 en 27 augustus 2024, waarbij eiser vijf behandelverslagen van behandelingen door zijn endodontoloog heeft overgelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Uit het betoog van eiser dat deze behandelingen succesvol zijn gebleken, volgt niet dat deze ook noodzakelijk waren. Het toetsingskader dat verweerder toepast bij beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand op grond van het buitenwettelijk begunstigend beleid ziet op de vraag of de behandeling noodzakelijk is voor het behouden van voldoende kauwvermogen en of het de meest goedkope adequate behandeling is. Dat de behandelingen naderhand succesvol zijn gebleken, is voor de beoordeling daarom niet relevant.
17.2.
Tot slot heeft verweerder op 29 augustus 2024 bericht aan de rechtbank dat hij de behandelverslagen heeft voorgelegd aan de adviserende tandarts en heeft gevraagd of zij na het bekijken van de verslagen bij haar adviezen blijft. Uit de reactie van de adviserende tandarts volgt dat zij geen aanleiding ziet om de adviezen aan te passen. Zij blijft erbij dat het onverantwoord is om bij een gebit met deze mate van tandvleesontsteking zulke dure behandelingen uit te voeren. De rechtbank begrijpt deze verklaring zo dat zij blijft bij haar oordeel dat de noodzaak van de behandelingen ontbreekt, omdat bij deze mate van tandvleesontsteking het trekken van de kiezen een betere optie is en dat de (dure) behandelingen bij de parodontoloog daarom niet de goedkoopste adequate behandelingen zijn voor eiser. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor een ander oordeel.
18. Gelet op al het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank kunnen besluiten dat de gevraagde kosten van de endodontoloog en parodontoloog niet in aanmerking komen voor vergoeding op grond van het buitenwettelijk begunstigend beleid.

Conclusie en gevolgen

19. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de afwijzingen van de aanvragen om bijzondere bijstand in stand blijven.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 november 2009, ECLI:CRVB:2009:BK4230.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:554.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 13 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:691.
6.Zie de conclusie van A-G De Bock van 10 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2086.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 30 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:873.