ECLI:NL:CRVB:2024:873

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
21/2971 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor extra kleding, beddengoed en bewassing op basis van medisch advies

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van extra kleding, beddengoed en bewassing. Het dagelijks bestuur heeft deze afwijzing gebaseerd op een medisch advies. Appellant, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, heeft eerder aanvragen om bijzondere bijstand ingediend die zijn goedgekeurd. Echter, de huidige aanvraag, ingediend op 25 augustus 2020, werd afgewezen omdat de huisarts geen objectieve gegevens kon verstrekken over de medische noodzaak voor extra kosten. De verzekeringsarts van de Stichting SAP heeft appellant bezocht en geconcludeerd dat er geen grondslag is voor de aanvraag op basis van medische feiten. Het dagelijks bestuur heeft het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, wat door de rechtbank is bevestigd. Appellant is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad oordeelt dat het dagelijks bestuur zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen concrete aanwijzingen zijn om te twijfelen aan het medisch advies. De eerdere toekenningen van bijzondere bijstand in 2016, 2018 en 2019 zijn niet voldoende om de huidige aanvraag te onderbouwen. De Raad bevestigt de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand.

Uitspraak

21/2971 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2021, 21/517 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal, als rechtsopvolger van het Drechtstedenbestuur (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 30 april 2024

SAMENVATTING

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van extra kleding, beddengoed en bewassing. Het dagelijks bestuur heeft deze afwijzing gebaseerd op een medisch advies. Wat appellant heeft aangevoerd bevat geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de zorgvuldige totstandkoming of aan de inhoud van dat advies.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.J. Manspeaker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal is de rechtsopvolger van het Drechtstedenbestuur. Waar hierna over het dagelijks bestuur wordt gesproken, wordt daaronder mede verstaan het Drechtstedenbestuur.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 19 maart 2024. Voor appellant is verschenen mr. Manspeaker. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.J.A. Franssen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Eerdere aanvragen om bijzondere bijstand
1.2.
Het dagelijks bestuur heeft in 2016, 2018 en 2019 op grond van de Participatiewet (PW) bijzondere bijstand aan appellant toegekend voor de kosten van extra kleding, beddengoed en bewassing.
1.2.1.
Het dagelijks bestuur heeft bij die besluitvorming de volgende stukken betrokken: een verklaring van Yulius, aanbieder van basis GGZ en specialistische GGZ, van 22 februari 2016 en twee verklaringen van de huisarts van appellant van 24 mei 2018 en 14 mei 2019.
1.2.2.
In de brief van Yulius van 22 februari 2016 staat dat appellant is gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis en dat hij als gevolg van medicatie eerst fors in gewicht is toegenomen en na wijziging van de medicatie weer veel gewicht is verloren.
1.2.3.
In de twee verklaringen van de huisarts staat dat appellant heeft aangegeven dat hij een abces heeft op zijn bil dat op en af open gaat waardoor kleding wordt bevuild. Daarnaast heeft appellant aangegeven dat hij last heeft van een schommelend gewicht. Volgens de huisarts is gewichtstoename beschreven als een bijwerking van het medicijn natriumvalproaat, dat appellant gebruikte op 24 mei 2018 en 14 mei 2019.
Huidige aanvraag
1.3.
Appellant heeft op 25 augustus 2020 opnieuw een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de PW voor de kosten van extra kleding, beddengoed en bewassing.
1.4.
Naar aanleiding van de aanvraag van appellant heeft een medewerker van de afdeling Onderzoek en Ondersteuning met een e-mailbericht van 15 september 2020 aan de huisarts gevraagd of appellant nog steeds last heeft van een abces, of appellant daarvoor wordt behandeld en of dit leidt tot (extra) bevuiling van zijn kleding. Ook is gevraagd of appellant in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 juli 2020 extreem in gewicht is aangekomen of afgevallen.
1.4.1.
De huisarts heeft op dezelfde dag met een e-mailbericht geantwoord dat appellant sinds augustus 2017 patiënt van de praktijk is en dat zij hem nooit in verband met een abces op het spreekuur heeft gezien. Ook heeft de huisarts verklaard dat appellant niet door haar of in het ziekenhuis voor het abces wordt behandeld, omdat appellant heeft aangegeven dit zelf te doen, en dat zij geen (meet)gegevens heeft over het gewicht van appellant in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 juli 2020.
1.5.
Met een besluit van 16 september 2020 heeft het dagelijks bestuur, onder verwijzing naar de verklaring van de huisarts, de aanvraag afgewezen.
1.6.
Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Tijdens de bezwaarprocedure heeft het dagelijks bestuur een verzekeringsarts van de Stichting SAP (SAP) verzocht om een medisch advies uit te brengen over de aanvraag van appellant. De verzekeringsarts heeft appellant thuis bezocht en gesproken en heeft de huisarts gevraagd informatie te verstrekken over het abces en de gewichtsschommelingen waarover appellant het tijdens het gesprek met de verzekeringsarts heeft gehad. De huisarts heeft deze informatie in een brief van 16 november 2020 verstrekt. Daarin staat dat appellant bekend is met een bipolaire stoornis, dat de huisarts appellant hiervoor recent naar Yulius heeft verwezen, dat appellant een tijd niet onder behandeling van het GGZ is geweest, dat de huisarts appellant nooit met een perianaal abces op het spreekuur heeft gezien en behandeld en hierover ook geen berichten heeft uit het ziekenhuis of uit het dossier van de vorige huisarts en dat de huisarts geen objectieve (meet)gegevens heeft over gewichtsschommelingen. De verzekeringsarts heeft op 28 november 2020 een medisch advies uitgebracht aan het dagelijks bestuur (medisch advies). Daarin staat dat uit de informatie van de huisarts volgt dat voor een vergoeding van de gevraagde kosten vanuit de bijzondere bijstand geen grondslag kan worden gevonden in objectiveerbare medische feiten.
1.7.
Het dagelijks bestuur heeft met een besluit van 22 januari 2021 (bestreden besluit) het bezwaar tegen het besluit van 16 september 2020 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur, kort weergegeven en zoals ter zitting nader toegelicht, ten grondslag gelegd dat uit het medisch advies volgt dat de kosten van extra kleding beddengoed en bewassing niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden omdat er geen medische noodzaak is om extra kleding en beddengoed te kopen en kleding en beddengoed extra te wassen. Het dagelijks bestuur wijst er hierbij op dat het medisch advies van de verzekeringsarts op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, geen onjuistheden bevat en deugdelijk is gemotiveerd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
Algemeen
4.1.
Uitgangspunt is dat een inkomen op bijstandsniveau voorziet in alle (periodiek en incidenteel) voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten, dat wil zeggen: de bestaanskosten die kunnen worden gerekend tot het op minimumniveau algemeen gangbare bestedingspatroon. Alleen in bijzondere omstandigheden is aanvullend bijzondere bijstand nodig. Daarom kan op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW alleen recht op bijzondere bijstand bestaan voor zover de betrokkene door bijzondere omstandigheden wordt geconfronteerd met kosten waarin de algemene bijstandsnorm niet voorziet of met kosten waarin de norm wel voorziet maar die hij door bijzondere omstandigheden niet uit de norm kan betalen.
4.2.
Het gaat hier om noodzakelijke bestaanskosten waarin de bijstandsnorm voorziet. Het standpunt van het dagelijks bestuur komt erop neer dat zich in dit geval geen bijzondere omstandigheden voordoen om bijzondere bijstand toe te kennen voor die kosten, omdat niet gebleken is dat appellant om medische redenen genoodzaakt is om extra kleding en beddengoed aan te schaffen en zijn kleding en beddengoed vaker te wassen. Het dagelijks bestuur baseert zich hierbij op het medisch advies.
4.3.
Een bijstandverlenende instantie mag in beginsel uitgaan van een medisch advies, behalve als er concrete aanwijzingen zijn om te twijfelen aan de zorgvuldige totstandkoming of aan de inhoud van dat advies.
Heeft het dagelijks bestuur het bestreden besluit zorgvuldig voorbereid?
4.4.
Appellant voert aan dat het bestreden besluit niet voldoende is onderbouwd. Het is onzorgvuldig voorbereid, omdat het dagelijks bestuur geen onderzoek heeft gedaan naar zijn kleding. Appellant stelt dat het dagelijks bestuur daarmee had kunnen constateren dat hij weinig kleding heeft en dat zijn kleding en beddengoed door extra wassen versleten is. De kosten voor de extra bewassing kan hij eigenlijk niet betalen. Daarom is het volgens appellant aannemelijk dat de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand heeft gevraagd voortvloeien uit medische omstandigheden. Deze medische omstandigheden bestaan uit een abces en gewichtsschommelingen waarvan hij al langer last heeft. Deze beroepsgrond slaagt niet. Hiervoor is het volgende van betekenis.
4.4.1.
Degene die een aanvraag doet om bijzondere bijstand moet aannemelijk maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van die bijstand. Dit is vaste rechtspraak. [1] Aangezien appellant stelt dat de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand vraagt voortvloeien uit een medische noodzaak ligt het in de eerste plaats op zijn weg om deze stelling aannemelijk te maken.
4.4.2.
Nog los daarvan kan op basis van een onderzoek naar de kleding van appellant alleen worden vastgesteld hoeveel kleding hij heeft en in hoeverre die is versleten. Maar als er weinig en/of versleten kleding van appellant wordt aangetroffen, dan zegt dat niets over de oorzaak daarvan en dus ook niet of dat komt door een abces waardoor kleding en beddengoed vaker moeten worden gewassen, met extra slijtage tot gevolg, en/of door gewichtsschommelingen door medicijngebruik.
Is het medisch advies zorgvuldig tot stand gekomen?
4.5.
Appellant voert aan dat het bestreden besluit niet kon worden gebaseerd op het medisch advies van 28 november 2020. Dat is namelijk onzorgvuldig tot stand gekomen, omdat de verzekeringsarts geen lichamelijk onderzoek heeft verricht. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.5.1.
Zoals de rechtbank heeft overwogen, heeft de verzekeringsarts van SAP appellant thuis bezocht en toen met hem gesproken over zijn abces en psychische klachten. Daarnaast heeft de verzekeringsarts de informatie van de huisarts betrokken in het medisch advies. Uit die informatie komt naar voren dat appellant nooit onder behandeling is geweest voor zijn abces. Er zijn geen concrete medische gegevens over de aard en ernst van dat abces. Appellant heeft daarover ook in hoger beroep geen medische informatie ingebracht. De enige informatie die daarover voorhanden is, komt van appellant zelf. Dat geldt ook voor wat er staat in de in 1.2.1 genoemde verklaringen van de huisarts. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat wat appellant naar voren heeft gebracht voor de verzekeringsarts aanleiding had moeten zijn om hem lichamelijk te onderzoeken. Het medisch advies is dan ook niet onzorgvuldig tot stand gekomen alleen omdat de verzekeringsarts een lichamelijk onderzoek bij appellant achterwege heeft gelaten.
Zijn er aanknopingspunten om te twijfelen aan de inhoud van het advies?
4.6.
Appellant voert aan dat er in zijn geval, anders dan volgt uit het medisch advies, wel een medische noodzaak is om zijn kleding en beddengoed vaker te wassen en om extra kleding en beddengoed te kopen. Volgens appellant is met zijn medische omstandigheden onvoldoende rekening gehouden. Hij verwijst hiervoor naar de eerdere toekenningen van 2016, 2018 en 2019, toen het om dezelfde kosten ging als waarvoor hij in 2020 bijzondere bijstand heeft aangevraagd. Volgens appellant zijn bij de vorige aanvragen om bijzondere bijstand zijn medische aandoeningen voldoende tot uiting gekomen en ligt het daarom in de lijn der verwachtingen dat nog steeds gewichtsschommelingen plaatsvinden en dat zijn kleding nog steeds sneller slijt. Deze beroepsgrond slaagt niet. Wat appellant aanvoert bevat geen concrete aanwijzingen om te twijfelen aan de inhoud van het medisch advies. Hiervoor is het volgende van betekenis.
4.6.1.
Zoals is overwogen in 4.5.1, zijn er geen concrete medische gegevens over de aard en ernst van het abces van appellant en heeft appellant daarover ook in hoger beroep geen medische informatie ingebracht. Wat appellant zelf aan de verzekeringsarts heeft verteld over zijn abces is onvoldoende om te twijfelen aan de inhoud van het medisch advies.
4.6.2.
Ook de eerdere verklaringen van de huisarts uit 2018 en 2019 bevatten geen concrete aanwijzingen om aan de juistheid van het medisch advies te twijfelen. In die verklaringen staat namelijk alleen dat appellant aan zijn huisarts heeft verteld dat hij een abces heeft dat af en toe opengaat. De huisarts heeft dit niet zelf na onderzoek vastgesteld. Over de aard van dat abces en over de frequentie van het opengaan ervan en de gevolgen is geen informatie bekend.
4.6.3.
Uit de beschikbare gegevens blijkt niet dat appellant ten tijde van de aanvraag om bijzondere bijstand nog steeds medicatie gebruikte die gewichtsschommelingen kan veroorzaken. Dat blijkt in ieder geval niet uit de brief van Yulius van 30 november 2020 die zich onder de stukken bevindt. Appellant heeft geen andere medische gegevens overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat hij last heeft van gewichtsschommelingen ten gevolge van medicijngebruik.
4.6.4.
Dat in 2016, 2018 en 2019 aan appellant bijzondere bijstand is toegekend op grond van zijn stelling dat hij extra bewassings- en vervangingskosten had als gevolg van zijn medische aandoening, maakt op zichzelf niet dat het dagelijks bestuur ook in 2020 moest aannemen dat dit het geval was.

Conclusie en gevolgen

4.7.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van M. Ramanand als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2024.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) M. Ramanand

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3059.