ECLI:NL:RBDHA:2024:16284

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.30971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Kroatië

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht op basis van de Dublinverordening. De rechtbank beoordeelde of de minister terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel toepaste, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat een andere EU-lidstaat, in dit geval Kroatië, zijn internationale verplichtingen nakomt. De eiser voerde aan dat hij na overdracht aan Kroatië het risico liep slachtoffer te worden van pushbacks en dat de opvangomstandigheden in Kroatië ontoereikend waren. De rechtbank concludeerde dat de minister nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan, omdat er geen reëel risico was dat de eiser in Kroatië in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM zou worden behandeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30971

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Alkir),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het beroep van eiser gaat over het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag omdat Kroatië daarvoor verantwoordelijk is. Eiser is het niet eens met dit besluit.
1.1.
De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de minister zich terecht op het standpunt stelt dat eiser geen reëel risico loopt om na overdracht aan Kroatië terecht te komen in een situatie die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM en (dus) of de minister bij de toepassing van de Dublinverordening voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
1.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. De door eiser gestelde vrees om na Dublinoverdracht het slachtoffer te worden van een zogeheten pushback, het door hem gestelde tekort aan opvangplekken en de opvangomstandigheden maken niet dat de minister voor Kroatië niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser loopt geen reëel risico om na overdracht aan Kroatië terecht te komen in een situatie die in strijd is met de hiervoor genoemde artikelen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Leeswijzer
1.3.
Onder 2 staat het procesverloop in dit geding. Onder 3 gaat het over de totstandkoming van het bestreden besluit. De rechtbank gaat vervolgens, na een weergave van de door eiser aangevoerde beroepsgrond (4), het relevante toetsingskader (5) en eerdere relevante rechtspraak over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië (6), in op de door eiser gestelde vrees om na Dublinoverdracht het slachtoffer te worden van een zogeheten pushback (7). Daarna bespreekt de rechtbank of het door eiser gestelde tekort aan opvangplekken (8) en de opvangomstandigheden (9) in de weg staan een overdracht aan Kroatië. Deze beoordeling verricht de rechtbank aan de hand van de door eiser overgelegde en de door de minister betrokken stukken. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 6 augustus 2024 heeft de minister de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

De totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft op 21 februari 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Uit onderzoek in Eurodac is de minister gebleken dat eiser eerder op 30 januari 2024 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Daarom heeft Nederland de Kroatische autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. Hiermee zijn die autoriteiten akkoord gegaan. De minister neemt de aanvraag daarom niet in behandeling.
Mag de minister uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende onderkent dat voor Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hij vreest na overdracht aan Kroatië het slachtoffer te worden van een pushback. Daarnaast wijst hij op het tekort aan opvangplekken voor asielzoekers en op de opvangomstandigheden in Kroatië. Als onderbouwing verwijst hij naar de notitie ‘veelgestelde vragen – Dublinterugkeerders Kroatië’ van VluchtelingenWerk Nederland van augustus 2024, specifiek de daarin genoemde rapporten van Asylum Information Database (AIDA) [2] , Danish Refugee Council (DRC) [3] en Solidarité Sans Frontières (SSF) [4] . Ook wijst eiser op uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Amsterdam [5] en Haarlem [6] . Gelet hierop zal eiser door overdracht aan Kroatië in een situatie terechtkomen die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM.
Het toetsingskader
5. De minister beoordeelt welke lidstaat op grond van de toepasselijke criteria van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van een door een vreemdeling ingediend asielverzoek. Bij die beoordeling gaat de minister uit van het vermoeden dat de behandeling van een vreemdeling in de aangezochte lidstaat in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. [7] Dat vermoeden is weerlegbaar. [8]
5.1.
Het is aan de vreemdeling om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit zou kunnen worden afgeleid dat niet langer van dat vermoeden mag worden uitgegaan. Daarvoor kan hij objectieve informatie over de werking van het asielstelsel van de aangezochte lidstaat overleggen en kan hij feiten stellen of verklaringen afleggen over zijn ervaringen in de aangezochte lidstaat die aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat de asielprocedure en/of opvangvoorzieningen in die lidstaat systeemfouten bevatten.
5.2.
Als de vreemdeling onder verwijzing naar objectieve informatie betoogt dat de minister niet meer van het vermoeden kan uitgaan dat de aangezochte lidstaat aan zijn internationale verplichtingen zal voldoen, is het aan de minister om te motiveren dat hij nog altijd van dat vermoeden mag uitgaan. [9] Dat kan de minister doen door de feiten die de vreemdeling aan de objectieve informatie ontleent gemotiveerd te betwisten of door uit te leggen waarom hij tot een andere waardering van de door de vreemdeling op basis van de overgelegde objectieve informatie gestelde feiten komt. Voor zover tussen de vreemdeling en de minister geen verschil bestaat in de waardering van de objectieve informatie, kan de minister daarnaast motiveren waarom de systeemfouten in de asielprocedure en/of opvangvoorzieningen in de aangezochte lidstaat niet fundamenteel zijn of, zo dat wel het geval is, deze tekortkomingen niet een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [10]
Overzicht uitspraken over situatie in Kroatië voor Dublinclaimanten
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft eerder uitspraken gedaan over de situatie in Kroatië voor Dublinclaimanten.
6.1.
In de uitspraak van 19 juli 2021 oordeelde de Afdeling dat de minister voor Kroatië mocht uitgaan van interstatelijk vertrouwen. De Afdeling betrok hierbij dat uit de overgelegde stukken niet was gebleken dat Kroatië vreemdelingen, die in het kader van de Dublinverordening waren overgedragen aan die lidstaat, door middel van pushbacks doorstuurde naar derde landen zonder hen in de gelegenheid te stellen een asielverzoek in te dienen. [11]
6.2.
In twee uitspraken van 13 april 2022 [12] gaf de Afdeling de minister opdracht om, gelet op de aanwezigheid van serieuze aanknopingspunten dat pushbacks ook plaatsvonden bij vreemdelingen die door Kroatië opnieuw waren toegelaten vanuit andere EU-lidstaten en bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens op het grondgebied van Kroatië bevonden, nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Kroatië.
6.3.
In de uitspraak van 13 september 2023 [13] oordeelde de Afdeling dat de minister met het door hem verrichte onderzoek op adequate en afdoende wijze invulling heeft gegeven aan de door de Afdeling bij uitspraken van 13 april 2022 opgelegde onderzoeksplicht. De minister mocht daarbij afgaan op de schriftelijke toezegging van de Kroatische autoriteiten dat zij overgedragen Dublinclaimanten opvangen en toelaten tot de asielprocedure. Om die reden mocht de minister (nog steeds) uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
6.4.
Hierna heeft de Afdeling in een groot aantal uitspraken verwezen naar deze uitspraak van 13 september 2023, meest recentelijk op 18 juli 2024. [14]
Risico pushbacks
7. Eiser betoogt dat uit algemene informatie blijkt dat Dublinclaimanten na overdracht in Kroatië niet kunnen worden onderscheiden van andere asielzoekers. Daardoor lopen zij net als asielzoekers aan de grens met Servië en Bosnië en Herzegovina het risico om slachtoffer te worden van pushbacks. Eiser heeft in dit verband specifiek gewezen op het in de eerder genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, genoemde rapport van Centre for Peace Studies (CPS) van 19 januari 2024. [15] De minister kan daarom niet meer uitgaan van de juistheid van de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023.
7.1.
Uit het arrest X. van 29 februari 2024 [16] en de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2024 [17] volgt dat objectieve informatie over een lidstaat die wijst op een tekortkoming in de asielprocedure, zoals het bestaan van pushbacks, niet noodzakelijkerwijs tot het oordeel leidt dat een asielzoeker niet op grond van de Dublinverordening kan worden overgedragen aan die lidstaat waar deze praktijk bestaat. Waar het om gaat is dat aannemelijk dient te zijn dat ook Dublinclaimanten na hun overdracht dat risico lopen.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat uit de door eiser ingeroepen (en onder 4 genoemde) rapporten volgt dat in Kroatië aan de buitengrens pushbacks plaatsvinden. [18] Het in het DRC-rapport genoemde monitoringsrapport van Protecting Rights at Borders (PRAB) heeft 1190 gevallen van pushbacks aan de grens tussen Kroatië en Bosnië en Herzegovina gedocumenteerd tijdens de rapportageperiode van 1 september 2023 tot en met 31 december 2023. In het DRC-rapport staat verder dat het kantoor van de DRC in Bosnië en Herzegovina 3323 asielzoekers registreerden die het slachtoffer waren van pushbacks van Kroatië naar Bosnië en Herzegovina. Ook is in het DRC-rapport ingegaan op de overnameovereenkomsten die Kroatië met buurlanden heeft gesloten. Deze bilaterale overeenkomsten maken het mogelijk om personen terug te sturen naar Servië of Bosnië en Herzegovina zonder een beslissing binnen 72 uur na aankomst van de persoon in Kroatië.
7.3.
Toch slaagt het betoog van eiser op dit punt niet. Hoewel pushbacks aan de buitengrens van Kroatië plaatsvinden stelt de minister terecht dat in de rapporten geen aanwijzingen te vinden zijn dat deze praktijken ook toegepast worden op vanuit andere lidstaten aan Kroatië overgedragen Dublinclaimanten. Eiser heeft op de zitting ook niet kunnen toelichten waaruit blijkt dat dit risico er wel is en dat dit risico reëel is. Uit het AIDA-rapport volgt dat in beginsel geen obstakels bestaan voor Dublinclaimanten om na overdracht toegang te krijgen tot de asielprocedure. [19] Het enkele feit dat Dublinterugkeerders na overdracht als gevolg van het aan hen verstrekte identiteitsdocument niet meer onderscheiden zouden kunnen worden van andere asielzoekers, [20] en dat CPS in 2020 en 2021 is geïnformeerd dat personen in het bezit van een identiteitsdocument als asielzoeker slachtoffer zijn geworden van een pushback, [21] is geen concreet aanknopingspunt dat Dublinclaimanten hierom risico lopen. Nog daargelaten dat deze signalen in het rapport over pushbacks van asielzoekers zien op de situatie in 2020 en 2021, blijkt uit het rapport van CPS niet dat overgedragen Dublinclaimanten het slachtoffer zijn geworden van pushbacks. Bovendien volgt uit het rapport van DRC dat het CPS heeft laten weten geen concreet inzicht te hebben in, of kennis te hebben van, de daadwerkelijke situatie na Dublinoverdrachten aan Kroatië. De organisatie heeft namelijk geen toegang meer tot de twee asielcentra in Kroatië. [22]
7.4.
De minister stelt zich dus terecht op het standpunt dat Dublinclaimanten geen reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks in Kroatië.
Toegang tot opvang
8. Partijen zijn het er ook niet over eens of Dublinclaimanten na de feitelijke overdracht aan Kroatië toegang hebben tot opvang. De rechtbank komt tot de conclusie dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat dit niet zo is. Dat legt zij hieronder uit.
8.1.
Uit het AIDA-rapport volgt dat in 2023 68.114 personen hun asielwens kenbaar maakten in Kroatië (54.185 mannen, 13.929 vrouwen). [23] Dit is gebaseerd op de statistieken van het Kroatische ministerie van Binnenlandse Zaken. [24] In 2023 vonden er 897 Dublinoverdrachten plaats vanuit andere lidstaten. [25] Kroatië heeft twee opvangcentra: in Zagreb en in Kutina. De totale opvangcapaciteit van de twee opvangcentra bedraagt volgens het AIDA-rapport 900 plaatsen (600 in Zagreb en 300 in Kutina). Eind december verbleven er nog maar 551 personen in deze opvangcentra. [26] In het DRC-rapport staat dat volgens CPS de opvang in het voorjaar van 2024 niet overvol was en de opvangomstandigheden stabieler waren. [27]
In het rapport van CPS staan deels andere cijfers. Volgens dat rapport zijn er in de twee opvangcentra officieel 740 opvangplekken om, op basis van gegevens uit 2023, 610 Dublinclaimanten en 54.482 asielzoekers op te vangen. Het verschil tussen deze cijfers over aantallen asielzoekers en vanuit andere landen overgedragen Dublinclaimanten laat zich goed verklaren. Het rapport van CPS lijkt niet op het volledige jaar 2023 te zien: het rapport spreekt over ‘in the first 9 months of this year’. CPS lijkt in de in het DRC-rapport opgenomen interviews het aantal van 897 Dublinoverdrachten ook niet te betwisten. [28]
Het in het CPS-rapport genoemde aantal van 740 opvangplekken komt uit het AIDA-rapport van juli 2023 over het jaar 2022. [29] Kortom, CPS gaat voor wat betreft de aantallen op te vangen asielzoekers uit van de cijfers van 2023, terwijl voor wat betreft opvangcapaciteit cijfers uit 2022 zijn betrokken.
8.1.1.
De rechtbank neemt daarom voor wat betreft aantallen asielzoekers en de opvangcapaciteit de cijfers in het meest recente AIDA-rapport als uitgangspunt.
8.1.2.
Uit het AIDA-rapport volgt verder dat Kroatië net als Nederland een onderscheid maakt tussen de melding als asielzoeker en de formele indiening, dus de ondertekening, van de asielaanvraag. [30] Na uiting van de asielwens hebben asielzoekers toegang tot de opvang. De autoriteit die de registratie heeft uitgevoerd, geeft een bewijs af van inschrijving van de aanvrager in de registers en stelt, indien nodig, een termijn vast waarbinnen de betrokkene zich moet melden bij het opvangcentrum om het asielverzoek formeel in te dienen. Asielzoekers moeten deze aanvraag uiterlijk binnen 15 dagen na registratie indienen.
Het onder 8.1 genoemde getal van 68.114 ziet op het aantal meldingen/registraties. Van dit aantal hebben in 2023 slechts 1.783 personen een verzoek om internationale bescherming ingediend. Uit het AIDA-rapport volgt dat Kroatië nog steeds als doorvoerland wordt beschouwd. Het Kroatische ministerie van Binnenlandse Zaken meldde (voor de eerste 10 maanden van 2023) dat Kroatië voornamelijk een transitland voor asielzoekers bleef, aangezien 97% van de personen ‘who only made an application or reached the stage of lodging left or aimed at leaving the Croatia to reach other EU Member States’. In het AIDA-rapport staat dat 47% van de personen die zich hebben aangemeld als asielzoeker, zich nooit hebben gemeld bij het opvangcentrum in Zagreb of Kutina. [31]
Het DRC-rapport laat een vergelijkbaar beeld zien. Volgens dat rapport schatten in 2021 onderzoekers van de Universiteit van Zagreb dat bijna 90 procent van degenen die in Kroatië asiel aanvroegen, het land na korte tijd verliet zonder op een antwoord op hun asielaanvraag te wachten. Een recentere schatting, in een rapport van het Afghanistan Analysts Network van oktober 2023, is dat ongeveer 85 procent Kroatië verlaat voordat er een beslissing in hun zaak is genomen. Ook DRC wijst op het eerdergenoemde rapport van het Kroatische ministerie van Binnenlandse Zaken in Kroatië. [32]
In het AIDA-rapport staat verder dat volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken in 2023 meer dan 34.000 mensen werden ondergebracht in opvangcentra voor verzoekers om internationale bescherming in Zagreb en Kutina. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken meldde dat de gemiddelde verblijfsduur in de opvangcentra 3 dagen bedroeg, waarbij de meeste mensen het opvangcentrum binnen 24 uur na aankomst verlieten.
In het DRC-rapport staat dat de CPS stelt dat er geen statistieken of documentatie zijn van asielzoekers die geen toegang tot huisvesting hebben gekregen. Tegelijkertijd laat CPS weten dat het niet kan worden uitgesloten dat dit zal gebeuren. [33]
8.1.3.
NGO’s [34] hebben gemeld dat de capaciteit van de opvangcentra voor verzoekers om internationale bescherming niet toereikend was vanwege de sterke toename van het aantal asielzoekers in 2023. Het Kroatische Rode Kruis (CRC) meldde dat de grootste uitdaging in 2023 de enorme toestroom was van nieuw aangekomen asielzoekers in beide opvangcentra. Dit vereiste extra inspanningen en de betrokkenheid van alle medewerkers van het CRC om alle asielzoekers te voorzien van bedden. Vaak was de instroom meer dan 150 personen in 24 uur, wat tot gevolg had dat zij tijdelijk moesten slapen op matrassen in de gangen totdat bedden in de kamers beschikbaar kwamen. [35] In Kutina werd het probleem gedeeltelijk opgelost door de opvangcapaciteit tijdelijk uit te breiden met geplaatste containers. Daarnaast heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken in 2023 een oproep gedaan tot het indienen van offertes met betrekking tot te koop of te huur staande woningen voor huisvesting van ten minste 50 asielzoekers. [36]
8.1.4.
Wat betreft Dublinterugkeerders blijkt uit de informatie dat zij in beginsel geen belemmeringen ondervonden bij de toegang tot de asielprocedure in Kroatië. [37] Volgens het DRC-rapport is er weinig officiële of gepubliceerde achtergrondinformatie beschikbaar die specifiek betrekking heeft op de toegang van Dublinterugkeerders tot de asielprocedure in Kroatië. [38] In het DRC-rapport staat ook dat het CPS niet bekend is of er asielzoekers of Dublinclaimanten zijn die geen toegang hebben gekregen tot huisvesting. [39]
In het DRC-rapport staat dat uit informatie uit het monitoringverslag van de Zwitserse organisaties Solidarité sans frontières (Sosf) en Droit de Rester Bern blijkt dat
asielzoekers sinds april 2023 na hun Dublinoverdracht rechtstreeks van de luchthaven naar een van de twee asielcentra worden gebracht. [40]
8.2.
De rechtbank leidt uit voorgaande informatie het volgende af. Hoewel een groot verschil bestaat tussen de aantallen asielzoekers/Dublinterugkeerders en opvangplekken is dit onvoldoende om aan te nemen dat Dublinclaimanten geen toegang tot de opvang zullen krijgen. Kroatië is een doorreisland. Uit de informatie blijkt dat de meeste asielzoekers kort na hun registratie doorreizen naar andere lidstaten, zodat zij geen of slechts korte tijd gebruikmaken van Kroatische opvangvoorzieningen. [41] Eiser is ook na een kort verblijf in Kroatië doorgereisd; hij heeft blijkens Eurodac op 30 januari 2024 in Kroatië om asiel verzocht en is volgens het verslag gehoor aanmeldfase op 12 februari 2024 Nederland binnengekomen. Uit de algemene informatie blijkt verder niet dat Kroatië niet bereid is asielzoekers of Dublinterugkeerders op te vangen. Hoewel het opvangsysteem vanwege een verhoogde instroom in 2023 onder druk is komen te staan, wat tot gevolg heeft dat niet voor iedere asielzoeker direct een kamer in de opvang beschikbaar was, betekent dit niet dat geen opvang werd verleend. Uit de informatie blijkt ook niet dat deze situatie in de opvang structureel is geweest. De minister wijst er in dit verband terecht op dat eind december 2023 de opvang niet volledig bezet was. Uit de berichtgeving blijkt ook niet van onverschilligheid [42] van de Kroatische autoriteiten: asielzoekers werden nog steeds ondergebracht in de opvangcentra, zij het tijdelijk op matrassen in de gang, en er zijn nieuwe opvangplekken gecreëerd.
8.3.
Alles bij elkaar leidt dit tot de conclusie dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten bij terugkeer naar Kroatië geen toegang tot opvang hebben.
Opvangomstandigheden
9. Eiser betoogt tot slot dat uit de ingeroepen algemene informatie blijkt dat de opvangomstandigheden in Kroatië ondermaats zijn, als gevolg waarvan Dublinclaimanten na overdracht een reëel risico lopen op een behandeling die strijdig is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. Dit betoog slaagt niet. Dat legt de rechtbank hieronder uit.
9.1.
Uit de algemene informatie blijkt dat zich problemen hebben voorgedaan in de opvang in Kroatië. Door de hoge instroom in 2023 ontstonden problemen bij het handhaven van de hygiëne op de gangen in het opvangcentrum in Zagreb, aangezien de schoonmakers niet in staat waren om alle gangen schoon te maken vanwege de tijdelijke slaapplekken op de gangen van de opvangcentra. Er zijn ook klachten geweest van asielzoekers over ontoereikende huisvestingsomstandigheden. Medewerkers van het bureau van de Kroatische Ombudsman hebben in 2023 drie inspecties van de opvangcentra voor verzoekers om internationale bescherming uitgevoerd: in Zagreb in juni en september en in Kutina in oktober 2023. In zijn jaarverslag rapporteerde de Ombudsman over de ontoereikende omstandigheden in de opvangcentra op het moment van het bezoek, zoals de aanwezigheid van matrassen op de gang, onvoldoende toiletruimtes in vergelijking met het aantal mensen dat werd ondergebracht, vuile gemeenschappelijke ruimtes als gevolg van overcapaciteit en gebrek aan schoonmaakpersoneel. Uit het eerder genoemde monitoringrapport van Sosf en Droit de Rester blijkt dat er tijdens hun monitoringbezoek in juni 2023 geen drinkwater of glazen beschikbaar waren bij de maaltijden in het asielcentrum in Zagreb. Het enige drinkwater dat de bewoners tijdens het controlebezoek ter beschikking hadden, was water uit de niet schoongemaakte wastafels in de toiletten.
Mensen moeten in de opvang kamers delen. In Kutina delen gezinnen een kamer, terwijl alleenreizende kinderen en alleenstaande vrouwen apart in kamers worden ondergebracht. In Zagreb delen maximaal vier personen een kamer. Gezinnen worden in dezelfde kamer ondergebracht, maar als er in Zagreb meer dan vijf leden van één gezin zijn, krijgen ze indien mogelijk twee kamers.
9.1.1.
In 2023 heeft het Directoraat Europese Zaken, Internationale Betrekkingen en Fondsen van de Europese Unie van het ministerie van Binnenlandse Zaken twee besluiten genomen over de toewijzing van aanvullende financiële middelen voor de uitvoering van het project dat gericht is op het handhaven van een adequaat niveau van huisvesting in opvangcentra voor verzoekers om internationale bescherming. [43]
In het rapport staat ook dat in 2019 de renovatie van het opvangcentrum in Zagreb is afgerond en het CRC heeft geoordeeld dat de leefomstandigheden dankzij de renovatie sterk verbeterden. [44] In 2022 werd het opvangcentrum in Kutina gesloten vanwege renovatie. Deze renovatie verbeterde de omstandigheden voor huisvesting en verblijf van aanvragers in het opvangcentrum, evenals de arbeidsomstandigheden van ambtenaren en ander personeel.
Het AIDA-rapport vermeldt verder dat in de loop van 2022 in het kader van het AMIF-fonds nog drie projecten zijn uitgevoerd met als doel de opvang- en huisvestingsomstandigheden voor asielzoekers te verbeteren.
9.2.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat er als gevolg van de verhoogde instroom tekortkomingen zijn geweest in de opvangomstandigheden van opvanggerechtigden. Daar staat tegenover dat uit de algemene informatie niet kan worden afgeleid dat deze slechtere opvangomstandigheden een structureel karakter hadden, zodat geen sprake is van een systeemfout. Bovendien bestaat een mogelijkheid om op de opvanglocaties over deze leefomstandigheden te klagen [45] , wat ook is gebeurd. Daarnaast laten de rapportages zien dat de autoriteiten niet onverschillig staan tegenover deze opvangomstandigheden, maar deze juist proberen te verbeteren. De minister heeft zich, gelet hierop, terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat op dit moment sprake is van een zodanige structurele verslechtering van de opvangomstandigheden in Kroatië dat Dublinclaimanten een reëel risico lopen op een behandeling die strijdig is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM.
Oordeel over de beroepsgrond
10. De beroepsgrond over het interstatelijk vertrouwensbeginsel slaagt niet. Op basis van de door eiser en de minister in beroep aangehaalde informatie komt de rechtbank tot het oordeel dat de minister voor Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, omdat uit die informatie niet blijkt dat Dublinclaimanten het risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzitter, en mr. A.S.W. Kroon en mr. J.M. Emaus, leden, in aanwezigheid van mr. R. Barzilay, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Country Report Croatia: 2023 Update van juli 2024, te vinden op: https://asylumineurope.org/wp-content/uploads/2024/07/AIDA-HR_2023-Update.pdf.
3.DRC rapport om Kroatien 2024 van juni 2024, te vinden op: https://asyl.drc.ngo/viden-og-holdninger/materialer/drc-rapport-om-kroatien-2024/.
4.Het rapport ‘Eine Spirale der Gewalt. Dublin-Rückführungen nach Kroatien und die Rolle der Schweiz’ van juni 2023, te vinden op https://www.sosf.ch/sites/default/files/2023-08/230628_Sosf_DublinKroatien_Spirale_der_Gewalt_DE_WEB.pdf.
5.Rechtbank Den Haag (zp Amsterdam) 17 juli 2024, NL24.22621 (niet gepubliceerd).
6.Rechtbank Den Haag (zp Haarlem) 27 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13748.
7.HvJ (Jawo) 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, punt 80 en 81.
8.Punt 83-85 van dat arrest.
9.HvJ (C.K.) 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127, punt 75-77.
10.Jawo, punt 91-93.
11.ABRvS 19 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1563.
12.ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042, en ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1043.
13.ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411. Zie ook ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3479.
14.ABRvS 18 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2946.
15.Het rapport ‘Dublin regulation and its application in Croatia’ van 19 januari 2024.
16.HvJEU (X) 29 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:195, punt 47-64.
17.ABRvS 4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3455.
18.p. 27-29 van het AIDA-rapport. Zie ook notitie VluchtelingenWerk Nederland, p. 5.
19.p. 57.
20.Rapport CPS, p. 3.
21.Rapport CPS, p. 6.
22.p. 8 (onder 3.2), 12 en 33 (punt 47).
23.AIDA, p. 7, 18, 37, 39 en 93.
24.Zie ook DRC, p. 5.
25.AIDA p. 50. DRC gaat ook uit van dit cijfer, zie p. 6 en 28.
26.AIDA, p. 18, 92 en 93.
27.DRC, p. 16.
28.p. 28, onder 5.
29.Country Report Croatia: 2022 Update van juli 2023, te vinden op: https://asylumineurope.org/wp-content/uploads/2023/06/AIDA-HR-2022-Update.pdf. Zie voor wat betreft de 740 opvangplekken
30.AIDA, p. 25 en 36-40.
31.AIDA, p. 18 en 39.
32.DRC, p. 5.
33.DRC, p. 9.
34.Non-gouvernementele organisatie.
35.AIDA, p. 87.
36.AIDA, p. 87 en DRC, p. 18.
37.AIDA, p. 57.
38.DRC, p. 6.
39.DRC, p. 15.
40.DRC, p. 7.
41.Vergelijk ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133, onder 4.13.
42.ABRvS 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:896, onder 5.6 en Rb Den Haag (zp Arnhem) 4 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10435, onder 5.3.2.
43.AIDA, p. 87.
44.AIDA, p. 92.
45.EHRM 2 december 2008, ECLI:CE:2008:1202DEC003273308 (K.R.S. t. het Verenigd