ECLI:NL:RBDHA:2024:16284
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Kroatië
Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht op basis van de Dublinverordening. De rechtbank beoordeelde of de minister terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel toepaste, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat een andere EU-lidstaat, in dit geval Kroatië, zijn internationale verplichtingen nakomt. De eiser voerde aan dat hij na overdracht aan Kroatië het risico liep slachtoffer te worden van pushbacks en dat de opvangomstandigheden in Kroatië ontoereikend waren. De rechtbank concludeerde dat de minister nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan, omdat er geen reëel risico was dat de eiser in Kroatië in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM zou worden behandeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.