3.8.Kort voor de zitting heeft eiser een verklaring overgelegd van professor J.W. Cohen Tervaert. Cohen Tervaert stelt daarin dat het zeer aannemelijk is dat de werkzaamheden op de POMS bij de [eiser] hebben bijgedragen aan het ontwikkelen van slokdarmkanker. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst hij naar vier medische onderzoeken. Eiser heeft de rechtbank daarbij ook verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden, zodat Cohen Tervaert zijn verklaring kan toelichten op een zitting. Ter zitting heeft eiser wederom verzocht om Cohen Tervaert als deskundige te horen, tenzij de rechtbank causaliteit tussen de blootstelling en de slokdarmkanker aanvaardt.
4. Verweerder heeft op 19 augustus 2024 desgevraagd gereageerd op de schriftelijke verklaring van Cohen Tervaert. De inhoud van die reactie zal hieronder worden besproken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Volgens vaste rechtspraakvan de hoogste bestuursrechter moet voor de beantwoording van de vraag of er voldoende aanleiding bestaat om schadevergoeding toe te kennen in een bestuursrechtelijke aangelegenheid zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor vergoeding van schade is vereist dat de gestelde schade verband houdt met een onrechtmatig besluit en komen voorts alleen die schadeposten voor vergoeding in aanmerking, die in een zodanig verband staan met dat besluit dat zij het bestuursorgaan, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend.
6. Eveneens volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechterheeft het bestuursorgaan tegenover de ambtenaar een zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat het bestuursorgaan de werkzaamheden van de ambtenaar zodanig moet inrichten en voor het verrichten daarvan zodanige maatregelen moet treffen en aanwijzingen moet geven als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de ambtenaar in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De ambtenaar heeft recht op vergoeding van deze schade, ook voor zover rechtspositionele regelingen daarin niet voorzien, tenzij het bestuursorgaan aantoont dat het zijn zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar.
In de bewoordingen “in de uitoefening van zijn werkzaamheden” is tot uitdrukking gebracht dat er tussen de uitoefening van de werkzaamheden en de schade causaal verband moet bestaan. Een dergelijk verband is eerst aanwezig indien er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de werkomstandigheden van de betrokken ambtenaar de bij die ambtenaar aan het licht getreden ziekte of letsel daadwerkelijk hebben veroorzaakt. Het is aan de ambtenaar om dit aannemelijk te maken door feiten en omstandigheden aan te dragen waaruit blijkt dat van zo’n voldoende mate van waarschijnlijkheid sprake is.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser tijdens zijn werkzaamheden direct is blootgesteld aan chroom-6 en dat daarmee de zorgplicht van verweerder jegens eiser als werknemer is geschonden.
8. De rechtbank volgt de hoogste bestuursrechter in zijn oordeel dat uitgegaan kan worden van de onderzoeken van het RIVM.In de civielrechtelijke procedure van eiser overweegt het gerechtshof onder rechtsoverweging 7.3.3 dat eisers standpunt dat het RIVM rapport onzorgvuldig en onrechtmatig is, niet dan wel onvoldoende onderbouwd is.Eisers betoog (ook ter zitting), dat het RIVM alleen gevoed is door informatie van defensie en dat deze informatie niet juist is, slaagt daarom niet.
In rapport 2020-0019concludeert het RIVM dat er op basis van de huidige wetenschappelijke studies bij mensen en dieren geen of geen overtuigende aanwijzingen zijn gevonden dat blootstelling aan chroom-6 slokdarmkanker kan veroorzaken bij mensen. Deze conclusies zijn enerzijds gebaseerd op het ontbreken van aanwijzingen in de wetenschappelijk literatuur en anderzijds op beschikbare wetenschappelijke literatuur waaruit van een dergelijke relatie niet blijkt. Deze conclusie wordt in de nieuwste actualisatie opnieuw bevestigd.
De rechtbank stelt vast dat eiser zelf geen medische onderzoeken heeft aangedragen waaruit blijkt dat er wel een relatie bestaat tussen de blootstelling en slokdarmkanker. De verklaring van professor Cohen Tervaert legt daartoe onvoldoende gewicht in de schaal. Zoals verweerder in zijn reactie op die verklaring terecht opmerkt zijn drie van de door Cohen Tervaert genoemde onderzoeken al meegewogen door het RIVM in zijn onderzoek. Het vierde onderzoek, van H. Lu en anderen is van 12 juni 2024 en daarmee van na het bestreden besluit, zoals verweerder in zijn reactie aanvoert. Los daarvan is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het onderzoek eisers betoog niet kan steunen, aangezien het inhoudelijk niet gaat over slokdarmkanker maar over het ontwikkelen van longkanker. Zoals verweerder verder in zijn reactie van 19 augustus 2024 opmerkt zal het RIVM haar conclusies over de gevolgen van blootstelling aan chroom-6 op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten naar de toekomst toe blijven ontwikkelen. Indien slokdarmkanker in de toekomst op de ziektelijst geplaatst wordt, dan kan eiser een uitkering op grond van de Regeling aanvragen en verweerder eventueel aansprakelijk stellen voor restschade.
Voor zover Cohen Tervaert in zijn verklaring een verband tussen blootstelling en een bij eiser aanwezige auto-immuunziekte als (nagel)psoriasis stelt, biedt zijn waarschijnlijkheidsthese dat als gevolg daarvan zich bij eiser een maliginiteit kan ontwikkelen zoals slokdarmkanker onvoldoende aanknopingspunten tot heropening van het onderzoek om eiser in de gelegenheid te stellen Cohen Tervaert als getuige op te roepen.
Ook met de enkele verklaring van dr. Sosef en de door hem genoemde omstandigheid dat bij eiser een maligne effect in de maag zat, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat er een verband bestaat tussen zijn slokdarmkanker en de blootstelling aan chroom-6. Daarbij signaleert de rechtbank dat de medisch adviseur van verweerder in een brief van 20 januari 2014 onder verwijzing naar een brief van de internist Warmerdam van 23 juni 2010 heeft vermeld dat slokdarmkanker geen zeldzame ziekte is en bij eiser met een consumptie van 8-10 eenheden bier per dag een risicofactor alcoholgebruik aanwezig is waarvan bewezen is dat die de kans op slokdarmkanker verhoogt.
9. Verder maakt de omstandigheid, dat het RIVM in de derde actualisatie van zijn onderzoek niet het verband met nagelproblemen, huidproblemen, gewrichtsproblemen, vermoeidheid en slaapproblematiek heeft onderzocht, naar het oordeel van de rechtbank niet dat aangenomen kan worden dat deze aandoeningen kunnen worden veroorzaakt door de blootstelling aan chroom-6. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn betoog dat een toekenning op grond van de Coulanceregeling hetzelfde effect heeft als een toekenning op grond van de Regeling.
Het gaat immers om een andere regeling, waarbij van belang is dat bijlage 2 van de Regeling die hier aan de orde is, tot stand is gekomen naar aanleiding van een diepgaander onderzoek van het RIVM naar de causaliteit.De resultaten hiervan zijn onder meer neergelegd in de RIVM rapporten zoals besproken in rechtsoverweging 8.
Daarmee kan ook eisers betoog dat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 3 december 2021zou hebben geoordeeld dat een erkenning van een verband in de Coulanceregeling een erkenning van de aansprakelijkheid inhoudt niet slagen. De rechtbank stelt vast dat het oordeel van de Hoge Raad ziet op het geval van erkenning in het kader van de Regeling met de daarbij behorende ziektelijst van het RIVM en niet op een erkenning in het kader van de Coulanceregeling. De rechtbank vindt hiervoor ook steun in de uitspraak van het gerechtshof van 12 maart 2024.
11. De rechtbank is verder van oordeel dat eiser artikel 7:658 BW niet juist uitlegt. Uit dit artikel volgt volgens de rechtbank niet dat de enkele mogelijkheid van schade al voldoende is. Uit het artikel volgt dat de werkgever een zorgplicht heeft voor zijn werknemers. Zoals onder rechtsoverweging 6 besproken is het aan de ambtenaar om aan te tonen dat er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de werkomstandigheden van de betrokken ambtenaar de bij die ambtenaar aan het licht getreden ziekte of letsel daadwerkelijk hebben veroorzaakt.
12. Van de door eiser gestelde slaapproblemen en angstklachten heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser geen concrete medische informatie heeft gegeven waaruit de ernst van de klachten blijkt.