ECLI:NL:RBDHA:2024:16117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.28958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en overdracht aan Frankrijk onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 19 juli 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 6 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister het beroep ongegrond heeft verklaard, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.

De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk gedaan, dat is aanvaard. Eiseres heeft aangevoerd dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende is ingegaan op de argumenten van eiseres. De rechtbank stelt vast dat de minister in zijn besluit de verklaringen van eiseres heeft meegenomen en dat de voorbereiding van het besluit niet onzorgvuldig was.

Eiseres heeft ook betoogd dat er structurele tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen in Frankrijk, maar de rechtbank oordeelt dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank concludeert dat eiseres niet als bijzonder kwetsbaar kan worden aangemerkt en dat de minister geen aanvullende garanties hoeft te vragen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.28958
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. P.J. Schüller),
en

de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: P.M.W. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 19 juli 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, A.Q.D. Warsame als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
¹ Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen?
5. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De minister heeft het voornemen algemeen geformuleerd en is niet ingegaan op de, tijdens het gehoor, kenbaar gemaakte bezwaren tegen de overdracht aan Frankrijk. Eiseres verwijst in dit verband naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond van 7 december 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:19122). In deze uitspraak oordeelt de rechtbank dat een zorgvuldige voorbereiding van een besluit, een deugdelijk gemotiveerd voornemen vereist dat ingaat op de bezwaren van betrokkene tegen de overdracht. Doordat dit niet is gebeurd, is eiseres de mogelijkheid ontnomen om in de zienswijze relevante argumenten aan te dragen.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Nu de minister in het bestreden besluit kenbaar is ingegaan op de verklaringen van eiseres in het aanmeldgehoor en hetgeen zij in de zienswijze heeft aangevoerd, vindt de rechtbank de totstandkoming van het bestreden besluit niet onzorgvuldig. Het voornemen is namelijk een voorbereidingshandeling en dient als aankondiging van wat de minister van plan is te gaan beslissen, namelijk het niet in behandeling nemen van eiseres haar asielaanvraag en de voorgenomen overdracht aan de Franse autoriteiten. Eiseres is hierna in de gelegenheid gesteld om hier in de zienswijze op te reageren. Dat de minister pas het besluit en niet al in het voornemen voor het eerst ingaat op de individuele omstandigheden van eiseres maakt dit niet anders. Door eiseres is evenmin uitgelegd hoe zij door het (standaard) voornemen concreet in haar belangen is geschaad. De beroepsgrond slaagt niet.

Kan ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?

7. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Frankrijk niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden, omdat er sprake is van een structurele tekortkoming in de opvangvoorzieningen. Eiseres verwijst hiervoor naar de volgende bronnen: het AIDA-rapport update 2022 (mei 2023), het AIDA-rapport update 2023 (mei 2024) een rapport van UN Committee on the Elimination of Racial Discrimination, ‘Concluding Observations’ (2022), een artikel van CNN van 29 september 2023, een artikel van Independent van 18 april 2024, een artikel van Human Rights Watch van 30 januari 2024, en uitspraken van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 29 februari 2024² en 3 juni 2024³. Verder voert eiseres aan dat zij ten onrechte niet als bijzonder kwetsbaar wordt aangemerkt, omdat zij een alleenstaande ongehuwde vrouw is met medische klachten, en dat de minister ten onrechte de Franse autoriteiten niet om individuele garanties heeft verzocht.
8. De rechtbank overweegt dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de minister, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.⁴ Het is daarom in beginsel aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Frankrijk, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Franse autoriteiten een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake in geval de vreemdeling
² NL24.2985, niet gepubliceerd op rechtspraak.nl.
⁴ Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ), 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 81.
aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.⁵
9. Eiseres is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 9 oktober 2023 bevestigd dat ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.⁶ In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het AIDA-rapport over Frankrijk (update 2022) geen wezenlijk ander beeld van de opvang van asielzoekers in Frankrijk schetst dan al eerder naar voren is gekomen in de vorige rapportages van AIDA over Frankrijk. Hetzelfde geldt voor de informatie die is opgenomen in de update 2023 van het AIDA-rapport en de overige informatie die eiseres heeft overgelegd. Zo wijkt het percentage van gehuisveste asielzoekers in beide jaren nauwelijks van elkaar af.⁷ Hetzelfde geldt voor de opvang van personen die onder de Dublinverordening vallen.⁸ Voor het oordeel dat ten aanzien van Frankrijk niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding. Het is niet gebleken dat de opvangproblemen in Frankrijk, ondanks dat er moeilijkheden bestaan, dermate structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. Eiseres heeft zelf geen eigen ervaringen met het asielsysteem in Frankrijk, omdat zij daar geen verzoek om bescherming heeft ingediend en na haar binnenkomst op een Frans visum is doorgereisd naar Nederland.
10. Voor zover eiseres stelt dat de opvangsituatie in Frankrijk is verslechterd vanwege de Olympische Spelen oordeelt de rechtbank dat uit de bevestiging van de Afdeling van 7 juni 2024⁹ volgt dat uit de nieuwsberichten over de opvangsituatie tijdens de Olympische Spelen niet volgt dat ten aanzien van Frankrijk niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarbij gaat het over een tijdelijke verandering van de opvangsituatie, die ten tijde van de overdracht voorbij is of op zijn einde loopt.

Is er sprake van een bijzondere kwetsbaarheid?

11. In het Tarakhel-arrest¹⁰ heeft het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM), overwogen dat de verzoekende lidstaat voor bijzonder kwetsbare personen voorafgaand aan de overdracht aanvullende garanties moet vragen aan de ontvangende lidstaat, als de vreemdeling aantoont dat hij zonder die garanties geen toereikende zorg- en opvangvoorzieningen zal krijgen. De bewijslast dat er sprake is van deze bijzondere kwetsbaarheid ligt bij de vreemdeling.¹¹
11. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij als bijzonder kwetsbaar in de zin van het Tarakhel-arrest moet worden beschouwd. De stelling dat zij een alleenstaande vrouw is, is daarvoor onvoldoende. Dat zij last heeft van maagzuur
⁵ HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 91-92.
⁷ Aida-rapport 2022, p. 17, noemt voor eind 2022 62%; Aida-rapport 2023, p. 21, noemt voor eind
2022 58% en voor eind 2023 59%.
⁸ Aida-rapport 2022, p. 104; Aida-rapport 2023, p. 122. Beide rapporten maken geen onderscheid tussen ‘applicants or returnees’.
¹⁰ ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
waarvoor zij medicijnen krijgt, maakt dit niet anders. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zonder het verkrijgen van aanvullende garanties niet de benodigde zorg- en opvangvoorzieningen zal krijgen.
13. De rechtbank overweegt verder dat in de uitspraken van de zittingsplaats Amsterdam, waar eiseres naar verwijst, sprake is van persoonlijke omstandigheden die erg anders zijn dan die van eiseres. In de uitspraak van 29 februari 2024 gaat het om een zwangere vrouw en in de uitspraak van 3 juni 2024 gaat het om een gezin met een minderjarig kind en een zwangere vrouw. De beroepsgrond slaagt niet.

Is er sprake van een onevenredige hardheid?

14. De rechtbank is verder van oordeel dat de minister, gelet op wat in de zienswijze op dit punt is aangevoerd, toereikend heeft gemotiveerd dat hij geen grond ziet om het asielverzoek op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken. In beroep heeft eiseres gesteld dat het van onevenredige hardheid getuigt om haar over te dragen aan Frankrijk omdat zij in Nederland twee neven heeft die haar kunnen ondersteunen en omdat zij vreest voor problemen in Frankrijk omdat zij een hoofddoek draagt. Zij heeft vernomen in nieuwsberichten dat in Frankrijk wetgeving bestaat die hoofddoeken verbiedt. De rechtbank is van oordeel dat de minister deze omstandigheden, waarover eiseres eerder heeft verklaard, niet bij de beoordeling op dit punt heeft hoeven betrekken en gelet op de zienswijze, waarin deze punten niet zijn genoemd, ook niet nader heeft hoeven motiveren. De beroepsgrond treft geen doel.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van haar proceskosten krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 augustus 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.