Overwegingen
1. Eiser heeft op 28 mei 2023 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Uit Eurodac blijkt dat eiser op 12 april 2023 in Letland een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder ziet geen aanleiding om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag van eiser inhoudelijk te behandelen en heeft op 20 juli 2023 de autoriteiten van Letland verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening. Op 3 augustus 2023 zijn de autoriteiten van Letland hiermee akkoord gegaan en is er een claimakkoord tot stand gekomen. Verweerder wil eiser op grond van dit claimakkoord overdragen aan Letland.
2. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft miskend dat het voor eiser tijdens het aanmeldgehoor onmogelijk was om op adequate wijze te verklaren. Hij is door de gebeurtenissen (mogelijk) getraumatiseerd. Ondanks het verzoek om eiser opnieuw te horen, heeft verweerder de procedure voortgezet. Verweerder is ondanks de duidelijke aanwijzing dat er sprake is geweest van seksueel geweld, hier niet op de juiste wijze mee omgegaan. Verder kan eiser zich niet verenigen met verweerders stelling dat het onvoldoende is voor een aanvullend Dublingehoor omdat eiser in eerste instantie niet voldoende zou hebben verklaard waarom hij niet naar Letland kan gaan. Op essentiële punten is door verweerder namelijk niet doorgevraagd. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij bij terugkeer naar Letland in een situatie terecht komt zoals beschreven in het Jawo-arrest. Voor eiser is het als slachtoffer van de oorlog in Syrië en verschillende misstanden in Letland, niet mogelijk om zich te wenden tot de autoriteiten om te klagen over de situatie waarin hij terecht zal komen. Gelet op hetgeen eiser in Letland is overkomen, getuigt het van onredelijke hardheid om hem terug te sturen naar dat land en daarom zou verweerder de asielaanvraag van eiser dan ook in behandeling moeten nemen.
3. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
4. In het verslag van het aanmeldgehoor is onder meer het navolgende vermeld:
(…)
Voelt u zich lichamelijk en geestelijk in staat om dit gehoor nu te laten plaatsvinden?
Ja.
Het kan zijn dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn waar we rekening mee moeten houden tijdens de asielprocedure. Als dat zo is, dan is het belangrijk dat u dat zelf of via uw advocaat aangeeft zodat we kunnen kijken of er tijdens de procedure (bijvoorbeeld bij gesprekken die u met de IND heeft) speciale maatregelen moeten worden genomen om u zo goed mogelijk te ondersteunen.
Als u om welke reden dan ook tijdens het gesprek behoefte hebt aan een pauze, wilt u dat dan aangeven?
Ja.
(…)
Wanneer bent u in Letland aangekomen?
Op 3 april 2023. Ik ben toen gedetineerd op 12 april 2023. Vervolgens werd mij verteld als dat ik vrij wil komen dan zou ik asiel moeten aanvragen of ik zal gedetineerd blijven tot dat ik weer terug kan naar Syrië.
(…)
Kunt u uw eventuele bezwaren toelichten?
Ja, ik ben mishandeld, mijn persoonlijkheid is geschonden en ik ben gediscrimineerd. Ik moest al mijn kleren uitdoen hierdoor was mijn persoonlijkheid geschonden. Ik heb gesmeekt om alleen mijn boxer aan te houden maar dat mocht niet. Ik werd gemarteld, ik ga het nooit vergeten. Ik heb maagproblemen ik heb vaak gevraagd om een stuk brood en zij vertelden mij dat het ze niet boeide als ik dood zou gaan. Ze hadden mijn mobiele telefoon ingenomen en ze hebben mij psychisch onder druk gezet. Na fysiek mishandeld te zijn werd ik in een kamer gestopt zonder ramen voor acht uur per dag. Ik werd bedreigd dat ik terug moest naar Syrië. Ik werd ook vaak in het bos al gemarteld. Ik moest ook altijd mijn kleren uit doen. Ik schaamde mij. Ik werd ook gepest toen ik naakt stond.
Heeft u een klacht ingediend?
Het is niet mogelijk. Ik zit op hun grond in hun land. Dat kan niet. Toen ik in de opvang zat na dat ik vrij was wilde ik even naar de supermarkt om sigaretten te kopen en wat eten. De verkoopmedewerker vroeg mij vervolgens of dat ik een vluchteling was toen vertelde ik hem ‘ja dat ben ik’’. Toen zei de verkoop medewerker ik verkoop geen sigaretten aan vluchtelingen. Vervolgens zei ik dat is geen probleem. Mag ik eten. Toen zei hij je mag niks van mij kopen enkel varkensvlees omdat jij een moslim bent. Ik werd daar gediscrimineerd gewoon door de burgers niet alleen door de autoriteiten. Ik werd geslagen met een stok door een soldaat, vervolgens legde ik mijn vinger op de grond om deze af te koelen want wij zaten op de grond. Vervolgens kwam een andere soldaat en die stampte heel hard op mijn vinger. Ik heb hier foto’s van mijn vinger. Ik weet niet wat ik gedaan heb om zo
behandeld te worden.
Ik voelde mij daar niet veilig. Ze hebben mijn geld gestolen en mijn mobiele telefoon. Ze hebben alles van mij genomen.
Opmerking rapporteur: betrokkene heeft gedurende zijn hele verhaal hevig gehuild.
(…)
Bent u van plan om op eigen initiatief zelfstandig te vertrekken of bent u bereid om met ondersteuning van DT&V te worden overgedragen aan Letland?
Ja, Ik vertrek wel met behulp van DT&V, maar ik wil niet terug. Ik kan niet terug.
Opmerking rapporteur: Betrokkene huilt hevig.
(…)
5. In de correcties en aanvullingen die op 16 augustus 2023 zijn ingediend, is onder meer het navolgende aangegeven:
(…)
Er is niet doorgevraagd op essentiële punten. In het gehoor geeft cliënt huilend aan wat hem is overkomen. Hij werd vastgezet en moest al zijn kleren uittrekken en smekend vroeg hij nog zijn onderbroek aan te houden.
De houding en verklaring van cliënt waren redengevend de vraag te stellen naar seksueel misbruik van cliënt.
Nu heb ik dit met cliënt moeten bespreken. Toen ik dit onderwerp aansneed viel cliënt helemaal stil en gaf geen antwoord. Toen ik voorhield wat hij zelf had verklaard en waarom ik die vraag nu stelde begon cliënt te huilen en weg te kijken. Toen ik het op de man af vroeg keek hij naar beneden en schudde nee.
Maar er kwam niks meer uit cliënt. lk heb toen nog een keer rustig uitgelegd waarom ik het vraag en waarom het van belang is en pas toen kalmeerde cliënt een beetje en vroeg of alles geheim bleef. Ik heb aangegeven dat als hij dat uiteindelijk wil dan ja. Pas toen verklaarde hij dat er wel wat was voorgevallen, maar dat hij hier slecht van sliep hij er niet over kon praten en er veel moeite mee had.
lk heb daarop niet doorgevraagd wat er dan is voorgevallen, wat ermee gebeurd is etc. Wel hebben we besproken dat dit mogelijk belangrijk is voor zijn procedure en dat het ook een idee is om hier hulp voor te zoeken.
Hierom verzoek ik cliënt opnieuw te horen en dit punt te bespreken.
Client zal zich ook tot een arts wenden met zijn klachten, indien van belang voor de verdere procedure, zal de IND hierover nader worden bericht.
Client is ook niet bevraagd naar de martelingen waar hij over spreekt en eventueel letsel dat hij heeft.
(…)
6. Verweerder heeft in het voornemen dat op 17 augustus 2023 is uitgebracht onder meer het navolgende overwogen:
(…)
De IND heeft kennisgenomen van uw bezwaren tegen overdracht aan Letland. Deze bezwaren leiden er niet toe dat wordt afgezien van overdracht aan Letland.
(…)
De IND kan een verzoek om internationale bescherming onverplicht inhoudelijk in behandeling nemen op grond van artikel 17, eerste lid, Dublinverordening wanneer er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor een overdracht leidt tot onevenredige hardheid. Hier wordt alleen in uitzonderlijke gevallen gebruik van gemaakt.
Allereerst omdat het bijeenhouden en het bijeenbrengen van gezins- of familieleden al geschiedt op grond van de artikelen 8, 9, 10, 11 en 16 van de Dublinverordening. De Dublinverordening is echter niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een gezinslid in Nederland kan worden verkregen; hiervoor staan andere verblijfsregelingen open. Daarnaast zijn alleen medische aspecten op zichzelf niet voldoende om te spreken van een bijzondere omstandigheid. Volgens het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er namelijk van uit worden gegaan dat de medische voorzieningen in Letland van vergelijkbare kwaliteit zijn en dat deze voorzieningen ook ter
beschikking staan van de Dublinclaimant.
Het is aan u om aannemelijk te maken dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden. Er is niet gebleken dat in uw geval er sprake is van een bijzondere individuele omstandigheid.
(…)
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het voornemen in het geheel niet is ingegaan op het verzoek van eiser om hem opnieuw te horen. Verweerder heeft ook overigens voorafgaand aan het nemen van het besluit niet gereageerd op dit verzoek. Verweerder is in het voornemen ook in het geheel niet ingegaan op de hiervoor weergegeven passage in de correcties en aanvullingen.
8. Eiser heeft geen zienswijze ingediend. Ter zitting heeft eiser, door de rechtbank gevraagd naar de redenen hiervoor, toegelicht dat hij dat weinig zinvol acht omdat eiser niet aanvullend is gehoord terwijl dat wel had gemoeten.
9. In het besluit is onder meer het navolgende overwogen:
(…)
Met betrekking tot uw verzoek wordt overwogen dat in artikel 30, tweede lid, van de Vw is bepaald dat de vreemdeling wordt gehoord over zijn eventuele bezwaren tegen overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat. Het beleid van de IND in paragraaf C1/2.6 van de Vc, voor zover hier van belang, houdt in dat als de vreemdeling tijdens het gehoor in de zin van artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening niet in de gelegenheid is gesteld om eventuele bezwaren naar voren te brengen tegen de overdracht naar het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, de IND de vreemdeling hiertoe alsnog in staat stelt. De IND nodigt de vreemdeling in dat geval uit voor een aanvullend gehoor in de zin van artikel 30, tweede lid, van de Vw. Als een Dublin gehoor heeft plaatsgevonden maar daarna nieuwe feiten en omstandigheden naar voren komen die onderzoek of een aanvullend Dublin gehoor behoeven, neemt de IND waar nodig (schriftelijk) contact op met de vreemdeling en/of nodigt de IND de vreemdeling waar nodig uit voor een aanvullend Dublin gehoor.
(…)
10. Verweerder heeft hierbij overwogen dat eiser is gehoord over zijn bezwaren, hij correcties en aanvullingen heeft ingediend en ook een zienswijze heeft kunnen indienen. Verweerder heeft ook opgemerkt dat van belang is dat er strikte termijnen gelden voor de overdracht, eiser eventuele bezwaren kan indienen in de beroepsfase en dat niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad, dan wel dat eiser aanvullend gehoord diende te worden.
11. De rechtbank overweegt dat het aanmeldgehoor een persoonlijk onderhoud is als bedoeld in artikel 5 van de Dublinverordening. Het Hof heeft in haar arrest van 30 november 2023 in de gevoegde zaken C‑228/21, C‑254/21, C‑297/21, C‑315/21 en C‑328/21 (ECLI:EU:C:2023:9340) onder meer het navolgende overwogen:
(…)
Persoonlijk onderhoud (artikel 5 van de Dublin III-verordening)
103 Uit artikel 5, lid 1, van de Dublin III-verordening volgt dat de lidstaat die overgaat tot bepaling van de verantwoordelijke lidstaat, een persoonlijk onderhoud met de betrokkene zal voeren teneinde die bepaling vlotter te laten verlopen, en dat dit onderhoud tevens gelegenheid biedt om ervoor te zorgen dat de verzoeker de informatie die hem overeenkomstig artikel 4 van deze verordening wordt verstrekt, juist te begrijpen.
104 In deze omstandigheden zijn de overwegingen betreffende de informatieverplichting in de punten 96 tot en met 100 van het onderhavige arrest ook relevant voor het persoonlijk onderhoud waarin artikel 5 van de Dublin III-verordening voorziet.
105 Waar de gemeenschappelijke brochure bedoeld is om de betrokkene informatie te verstrekken over de toepassing van de Dublin III-verordening, vormt het persoonlijk onderhoud immers het middel om na te gaan of hij de hem in die brochure verstrekte informatie begrijpt en biedt het hem een uitgelezen kans – of zelfs de garantie – om de bevoegde autoriteit informatie te verstrekken die de betrokken lidstaat ertoe kan brengen om geen andere lidstaat te verzoeken om hem terug te nemen, of zelfs, in voorkomend geval, om zijn overdracht te verhinderen.
(…)
109 Voorts volgt uit de rechtspraak van het Hof dat, gelet op met name de algemene ontwikkeling die het systeem voor de bepaling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor een in een van de lidstaten ingediend verzoek om internationale bescherming heeft doorgemaakt ten gevolge van de vaststelling van de Dublin III-verordening en de doelstellingen van deze verordening, artikel 27, lid 1, van die verordening aldus dient te worden uitgelegd dat het rechtsmiddel tegen een overdrachtsbesluit waarin deze bepaling voorziet, betrekking moet kunnen hebben op zowel de naleving van de regels waarbij de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming wordt toegewezen, als de in diezelfde verordening neergelegde procedurele waarborgen [arrest van 15 april 2021, Belgische Staat (Gegevens die dateren van na het overdrachtsbesluit), C‑194/19, EU:C:2021:270, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak].
110 Zowel de informatieverplichtingen van respectievelijk artikel 4 van de Dublin III-verordening en artikel 29, lid 1, onder b), en lid 3, van de Eurodac-verordening als het persoonlijk onderhoud waarin artikel 5 van de Dublin III-verordening voorziet, vormen procedurele waarborgen die moeten worden geboden aan de persoon ten aanzien van wie een terugnameprocedure krachtens artikel 23, lid 1, of artikel 24, lid 1, van deze verordening wordt of kan worden gevoerd. Hieruit volgt dat het rechtsmiddel waarin artikel 27, lid 1, van de Dublin III-verordening tegen een overdrachtsbesluit voorziet, in beginsel betrekking moet kunnen hebben op de niet-nakoming van de verplichtingen die door die bepalingen worden opgelegd, en, meer in het bijzonder, op het niet overhandigen van de gemeenschappelijke brochure alsook op het niet voeren van het persoonlijk onderhoud.
111 Wat betreft de mogelijke consequenties van de niet-nakoming van een van beide of van allebei deze verplichtingen moet worden opgemerkt dat de Dublin III-verordening dienaangaande geen preciseringen bevat.
(…)
124 Hieruit volgt dat, onverminderd artikel 5, lid 2, van de Dublin III-verordening, het overdrachtsbesluit waartegen krachtens artikel 27 van deze verordening beroep is ingesteld op grond dat het persoonlijk onderhoud waarin dat artikel 5 voorziet niet is gevoerd, nietig moet worden verklaard tenzij de nationale regeling de betrokkene de mogelijkheid biedt om in het kader van dat beroep persoonlijk al zijn argumenten tegen dat besluit uiteen te zetten tijdens een gehoor dat de in voornoemd artikel 5 genoemde voorwaarden en waarborgen eerbiedigt, en ondanks deze argumenten geen ander besluit kan worden vastgesteld.
(…).
12. Uit deze overwegingen van het Hof volgt dat het aanmeldgehoor een procedurele waarborg is en dit, zoals is overwogen in punt 105, eiser “een uitgelezen kans – of zelfs de garantie – biedt om de bevoegde autoriteit informatie te verstrekken die de betrokken lidstaat ertoe kan brengen om geen andere lidstaat te verzoeken om hem terug te nemen, of zelfs, in voorkomend geval, om zijn overdracht te verhinderen.”
13. Het aanmeldgehoor stelt verweerder in staat om na te gaan of verweerder verantwoordelijk is voor de inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag of dat hij bevoegd is om een claimverzoek in te dienen. Indien verweerder niet verplicht is om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen, dient verweerder na te gaan of hij op grond van zijn beleid over zal gaan tot het gebruik maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de asielaanvraag onverplicht te behandelen. Het aanmeldgehoor is dus, zoals ook uitgelegd door het Hof in het arrest van 30 november 2023, een belangrijke fase in de Dublinprocedure omdat dit gehoor verweerder in staat stelt de benodigde informatie te vergaren om te bepalen of hij een overdrachtsbesluit kan en ook wil nemen. Ook voor de vreemdeling is het aanmeldgehoor een belangrijke fase in de Dublinprocedure omdat hij in deze fase zelf zijn bezwaren tegen een mogelijke overdracht naar voren kan brengen. Het aanmeldgehoor dient er niet alleen toe om na te gaan of de gegevens die zijn geregistreerd in Eurodac of EU-vis juist zijn en om na te gaan of er familieleden van de vreemdeling aanwezig zijn in de met de verantwoordelijkheidsbepaling belaste lidstaat. Eiser moet al zijn bezwaren tegen een mogelijke overdracht naar voren kunnen brengen en verweerder zal al deze bezwaren moeten beoordelen en betrekken bij de beslissing of hij een overdrachtsbesluit wil nemen en dit ook wel effectueren.
14. Het is daarom van belang dat dit aanmeldgehoor zorgvuldig plaatsvindt. De hoormedewerker heeft tegen eiser gezegd dat “het kan zijn dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn waar we rekening mee moeten houden” en “dat het belangrijk is dat u dat zelf of via uw advocaat aangeeft, zodat we kunnen kijken of er tijdens de procedure (…) speciale maatregelen moeten worden genomen om u zo goed mogelijk te ondersteunen.”
15. De rechtbank stelt vast dat eiser in het gehoor heeft aangegeven dat hij “zich lichamelijk en geestelijk in staat voelt om het gehoor te laten plaatsvinden”. Het is de vraag hoeveel waarde de hoormedewerker aan een verklaring die de vreemdeling in dit kader zelf aflegt mag toekennen. De vreemdeling kan meerdere motieven hebben om het gehoor door te willen laten gaan zoals het willen laten zien van een welwillende en meewerkende houding of het niet willen vertragen van de procedure. Indien een vreemdeling kampt met psychische en/of psychiatrische problematiek is het bovendien zeer de vraag of de vreemdeling inzicht heeft in zijn vermogens om adequaat te kunnen verklaren.
In de onderhavige procedure heeft de hoormedewerker waargenomen en vastgelegd dat eiser “gedurende zijn hele verhaal hevig gehuild heeft”. De gemachtigde van eiser heeft in de correcties en aanvullingen zijn waarnemingen medegedeeld aan verweerder en op grond hiervan verzocht eiser nogmaals te horen.
16. De rechtbank overweegt dat de reactie van verweerder in het besluit onvoldoende adequaat is. Het Hof heeft weliswaar -kort weergegeven- uitgelegd dat ook indien er geen persoonlijk onderhoud is gevoerd, het overdrachtsbesluit niet zonder meer nietig moet worden verklaard. Verweerder heeft ook terecht gewezen op de mogelijkheden die eiser in aanvulling op zijn gehoor heeft om zijn verklaringen aan te vullen en om een zienswijze en beroepsgronden naar voren te brengen.
Dit laat echter onverlet dat het aanmeldgehoor voldoende zorgvuldig en bovendien volledig moet plaatsvinden. In de correcties en aanvullingen is nu juist uitgelegd waarom eiser zelf dient te verklaren en het kunnen indienen van een zienswijze niet volstaat.
17. Verweerder heeft in zijn beleid opgenomen dat als een Dublingehoor heeft plaatsgevonden maar daarna nieuwe feiten en omstandigheden naar voren komen die onderzoek of een aanvullend Dublingehoor behoeven, de IND de vreemdeling waar nodig uitnodigt voor een aanvullend Dublingehoor. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom hij dit niet aan de orde acht. Het wijzen op de mogelijkheid om na het gehoor op andere wijzen naar voren kunnen brengen van feiten en omstandigheden is geen adequate en gemotiveerde reactie op het uitdrukkelijke en gemotiveerde verzoek van eiser om hem aanvullend te horen. Uit de door de gemachtigde gegeven toelichting op het verzoek blijken sterke indicaties dat eiser niet in staat is geweest om over in Letland ondergaan geweld te verklaren. Dit betekent niet zonder meer dat dit te wijten is aan de hoormedewerker. Het niet adequaat kunnen verklaren kan immers voortkomen uit medische problematiek van eiser dat bijvoorbeeld is te relateren aan ondergane trauma’s. Verweerder dient zich er wel van te vergewissen wat zich mogelijk heeft voorgedaan in Letland. Eiser verklaart immers over gebeurtenissen die gedurende de opvang in Letland mogelijk hebben plaatsgevonden en deze informatie is relevant voor de beoordeling of verweerder eiser mag overdragen aan Letland. Verweerder moet hier dus (nadere) vragen over stellen en eiser ook in staat stellen deze vragen te beantwoorden. Dat de Dublinverordening voorziet in strikte termijnen voor verweerder en dat de overdrachtstermijn niet kan worden verlengd als een nader gehoor moet plaatsvinden, ontslaat verweerder niet van zijn verplichtingen om eiser in staat te stellen bezwaren tegen de overdracht naar voren te brengen en daarbij zorgvuldig te handelen.
18. Eiser heeft in dit verband terecht gewezen op de relevante bepalingen in de Procedurerichtlijn waaruit de verplichting voor verweerder volgt om zich gedurende de gehele procedure ervan te vergewissen of eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Verweerder is zich van deze verplichtingen ook bewust. Verweerder heeft dit niet alleen neergelegd in zijn werkinstructies, maar de hoormedewerker heeft uitdrukkelijk en terecht aan eiser uitgelegd dat moet worden beoordeeld of er tijdens de procedure speciale maatregelen moeten worden genomen om eiser zo goed mogelijk te ondersteunen.
Verweerder heeft dit, behoudens het zorgvuldig horen voor zover het gehoor heeft plaatsgevonden, echter niet gedaan. De gedragingen en emoties van eiser tijdens het aanmeldgehoor vormen een indicatie dat eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft. De waarnemingen van de gemachtigde van eiser en de inhoud en strekking van de verklaringen van eiser bevestigen deze indicaties. Ondanks dat de hoormedewerker gedurende het gehoor zorgvuldig heeft gehandeld jegens eiser, valt niet uit te sluiten dat eiser de gestelde vragen op dat moment niet afdoende heeft kunnen beantwoorden. Gelet op de toelichting van de gemachtigde en de aard en inhoud van de omstandigheden waarover eiser in het aanmeldgehoor wellicht niet adequaat genoeg heeft kunnen verklaren, had het op de weg van verweerder gelegen om tenminste nader te motiveren waarom eiser niet nogmaals en aanvullend in de gelegenheid is gesteld om zijn bezwaren tegen een mogelijke overdracht aan Letland toe te lichten. De gemachtigde heeft in dit kader terecht naar voren gebracht dat een gemachtigde (doorgaans) geen gespecialiseerde hoormedewerker of gedragsdeskundige is en het, gelet op de concrete omstandigheden van deze procedure, niet op zijn weg ligt om eiser zelf te horen en de verkregen verklaringen vervolgens in de correcties en aanvullingen op te nemen. Dat eiser een zienswijze kan indienen maakt dit ook niet anders. Een zienswijze is immers niet bedoeld om verklaringen te corrigeren of aan te vullen. De rechtbank betrekt hierbij uitdrukkelijk dat de verklaringen die eiser wellicht niet of niet volledig in het aanmeldgehoor heeft kunnen afleggen zien op mogelijk ondergaan seksueel geweld en ander geweld op hem uitgeoefend door de autoriteiten. Waar het vragen naar bijvoorbeeld de mogelijkheid om documenten te verkrijgen door een ieder kan geschieden, is dit wezenlijk anders als het gaat om het vragen en doorvragen naar ondergaan seksueel en ander psychisch en fysiek geweld. Verweerder heeft de toelichting die de gemachtigde van eiser heeft gegeven bij het verzoek om eiser nogmaals te horen niet kenbaar betrokken en heeft daarom het verzoek van eiser om hem aanvullend te horen niet voldoende gemotiveerd afgewezen.
19. Verweerder dient zich overigens te vergewissen van feiten en omstandigheden om te kunnen bepalen of hij op grond van zijn beleid toepassing moet geven aan zijn bevoegdheid om de asielaanvraag onverplicht te behandelen. Gelet op de waarnemingen van de hoormedewerker, de waarnemingen van de gemachtigde en de toelichting op het verzoek om eiser aanvullend te horen, had verweerder dit verzoek om eiser aanvullend te horen moeten inwilligen. Ook indien verklaringen van eiser geen verband houden met de verantwoordelijkheidscriteria of verweerder niet verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, kunnen de feiten en omstandigheden aanleiding zijn om alsnog te beslissen de asielaanvraag onverplicht te behandelen. Eiser heeft verklaard mishandeld te zijn door de Letse autoriteiten. Dit zou aanleiding kunnen zijn om van eiser niet te vergen om zich nogmaals te wenden tot die autoriteiten en om internationale bescherming te vragen. Verweerder moet om overeenkomstig zijn beleid te kunnen handelen dus nagaan of er feiten en omstandigheden zijn die aanleiding vormen om de asielaanvraag onverplicht te behandelen. Het is aan eiser om deze omstandigheden aan te dragen. Verweerder dient dan wel te waarborgen dat eiser ook in staat is om over deze omstandigheden te verklaren.
Gelet op de specifieke omstandigheden in de onderhavige procedure acht de rechtbank het niet aanvullend horen en het niet afdoende motiveren van de afwijzing van het verzoek, dermate onzorgvuldig dat het besluit reeds hierom onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en reeds hierom zal worden vernietigd.
De rechtbank merkt in dit verband op dat eiser het patiëntendossier weliswaar pas in beroep heeft overgelegd, maar hierin steunbewijs kan worden gevonden voor de verklaringen van eiser dat hij in Letland slachtoffer is geworden van psychisch, seksueel en ander fysiek geweld. Verweerder had na ontvangst van deze medische gegevens ook kunnen overgaan tot intrekking van het besluit om ofwel eiser alsnog aanvullend te horen, ofwel eiser alsnog toe te laten tot de nationale procedure en de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen. Verweerder heeft door niet te motiveren waarom hij hiertoe niet is overgaan zich onvoldoende vergewist van de inhoud van het patiëntendossier en de overgelegde medische informatie onvoldoende betrokken bij zijn besluit. Medische informatie kan namelijk ook dienen om een verzoek om toepassing te geven aan het beleid om de asielaanvraag onverplicht te behandelen te onderbouwen. Het in het besluit motiveren dat eiser in Letland ook toegang zal hebben tot medische voorzieningen en deze voorzieningen van voldoende kwaliteit zijn, volstaat in deze procedure niet als motivering om af te zien van de overdracht aan Letland.
20. Verweerder had eiser, na kennisneming van de toelichting die de gemachtigde heeft gegeven en de daaruit gebleken omstandigheden, nader moeten horen.
Het gehoor en het verloop hiervan had verweerder ook moeten doen inzien dat hij een medisch advies horen en beslissen had dienen op te vragen om zich er van te vergewissen of eiser in staat is om adequaat te verklaren en daadwerkelijk zijn mogelijke bezwaren tegen een overdracht naar voren te brengen.
In het aanmeldgehoor wordt eiser weliswaar niet gehoord over zijn asielmotieven. Verweerder dient de verklaringen van eiser echter wel te betrekken bij de verantwoordelijkheidsbepaling en bij de beslissing of hij van zijn discretionaire bevoegdheid gebruik zal maken. Verweerder zal de geloofwaardigheid van de verklaringen die eiser heeft afgelegd dus in zekere zin moeten beoordelen voor zover deze verklaringen betrekking hebben op de ervaringen van eiser met de asielprocedure en de opvang in Letland.
De rechtbank overweegt dat verweerder door geen advies horen en beslissen aan het FMMU te vragen nadat de hoormedewerker de waarnemingen van eisers emoties heeft vastgelegd en na het ontvangen van de correcties en aanvullingen, zijn besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en verwijst hiervoor de naar de uitspraken van de Afdeling van 6 september 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3365) en 7 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1584). Ook indien het gehoor geen betrekking heeft op de asielmotieven, is verweerder gehouden procedurele waarborgen te bieden en zal verweerder dus alert moeten zijn op signalen dat eiser nadere waarborgen behoeft. In de onderhavige procedure is sprake van dergelijke signalen zodat verweerder een medisch advies had dienen in te winnen. Eiser is gehoord, maar gelet op de inhoud en strekking van de verklaringen en de waarnemingen van de hoormedewerker en de gemachtigde had verweerder zich alsnog dienen te vergewissen of eiser voldoende in staat is geweest om verklaringen af te leggen. Dit geldt temeer nu uit het patiëntendossier een bevestiging blijkt voor medische problematiek die gerelateerd is aan gebeurtenissen in Letland. 21. De rechtbank volgt verweerder dus slechts ten dele dat verweerder in de Dublinprocedure geen geloofwaardigheidsbeoordeling verricht. Verweerder hoort eiser niet over zijn asielmotieven en ten aanzien van die motieven verricht verweerder geen geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder zal zich echter wel een oordeel moeten vormen over de verklaringen van eiser voor zover die zien op zijn ervaringen met en in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in de mogelijk verantwoordelijke lidstaat. Het aanmeldgehoor dient hier namelijk toe, zoals het Hof uitdrukkelijk heeft uitgelegd in het eerder genoemde arrest van 30 november 2023.
Verweerder dient de verklaringen van eiser dus te betrekken bij de vraag of hij verplicht is om de asielaanvraag zelf inhoudelijk te behandelen en als dat niet zo is, of hij desondanks overgaat tot de inhoudelijke behandeling. Verweerder heeft in deze procedure de verklaringen van eiser over de psychische en fysieke mishandelingen en de vernederingen niet betwist. Eiser heeft foto’s overgelegd om zijn verklaringen dat hij is mishandeld en hieraan zichtbaar letsel heeft overgehouden. Verweerder heeft deze foto’s niet betrokken bij zijn beoordeling. De stelling van verweerder ter zitting dat in de Dublinprocedure geen geloofwaardigheidsbeoordeling wordt verricht en uit het niet betwisten van de verklaringen van eiser bovendien niet volgt dat verweerder de verklaringen geloofwaardig acht, passeert de rechtbank. Het is immers weinig zinvol om eiser te horen over zijn mogelijke bezwaren tegen een overdracht en vervolgens “niets te vinden” van deze verklaringen. De verklaringen van eiser over hoe de asielprocedure in Letland is verlopen en hoe de opvangvoorzieningen in Letland en met name de verklaringen dat hij is mishandeld door de autoriteiten, zijn relevant voor de beslissing om een overdrachtsbesluit te (kunnen) nemen. Verweerder moet die verklaringen kenbaar betrekken bij zijn beslissing en moet dus gemotiveerd aangeven of hij al dan niet uitgaat van die verklaringen. Door dit in het midden te laten en te overwegen dat eiser, indien hij na overdracht in een vergelijkbare situatie terecht zal komen hierover zal kunnen klagen, miskent verweerder dat de opgedane ervaringen in de verantwoordelijke lidstaat reeds kunnen meebrengen dat moet worden afgezien van de overdracht. Door deze verklaringen niet te betrekken bij zijn beslissing miskent verweerder ook het belang en gewicht dat toekomt aan het persoonlijk onderhoud zoals de Dublinverordening dat voorschrijft.
22. De rechtbank overweegt dat verweerder na het gehoor alsnog een FMMU-advies had moeten vragen en eiser aanvullend had moeten horen, dan wel bij de afwijzing van het verzoek om aanvullend te horen gemotiveerd had moeten ingaan op de aangedragen feiten en omstandigheden in plaats van enkel te wijzen op andere wijzen waarop deze omstandigheden door de gemachtigde van eiser naar voren kunnen worden gebracht.
Het besluit is om al deze redenen onzorgvuldig voorbereid en zal reeds hierom worden vernietigd.
23. De rechtbank overweegt voorts dat de (wel afgelegde) verklaringen van eiser het standpunt dat ten aanzien van Letland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, niet genoegzaam kunnen onderbouwen. De rechtbank zal de overdracht van eiser aan Letland verbieden als ernstig moet worden gevreesd dat de asielprocedure en/of de opvangvoorzieningen in Letland systeemfouten bevatten, die indien eiser wordt overgedragen voor eiser resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten en welke tekortkomingen in de asielprocedure en/of opvangvoorzieningen de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo (arrest van het Hof van 19 maart 2019 in de zaak Jawo, ECLI:EU:C:2019:218).
Eiser heeft verklaringen afgelegd die betrekking hebben op een onmenselijke en vernederende behandeling die hij heeft moeten ondergaan in Letland. Eiser heeft echter evenwel niet verwezen naar algemene informatie die als ondersteuning kunnen dienen van het relaas. Dit wil niet zeggen dat eiser zijn eigen relaas niet aannemelijk kan maken of heeft gemaakt. Eiser heeft immers verklaringen afgelegd, foto’s van zijn letsel en een patiëntendossier overgelegd. Zijn eigen individuele ervaringen volstaan echter ondanks de ernst van de inhoud van de verklaringen niet om vast te stellen dat sprake is van een zogenoemde “systeemfout”. De rechtbank heeft ter zitting met beide partijen besproken niet (ambtshalve) bekend te zijn met algemeen toegankelijk informatie waaruit blijkt dat in Letland sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en/of opvangvoorzieningen. De rechtbank heeft hierbij ook uitgesproken dat het niet beschikbaar zijn van openbare informatie over de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Letland niet betekent dat er dus geen sprake is van tekortkomingen. Het niet beschikbaar zijn van informatie kan ook gelegen zijn in de omstandigheid dat derdelanders doorgaans niet via Letland het grondgebied van de Unie inreizen en er dus niet veel claimakkoorden met Letland tot stand zullen komen. Dat doet echter niet af aan de vaststelling dat de enkele onderbouwde verklaringen van eiser over zijn eigen ondergane behandeling onvoldoende zijn om de overdracht op grond van artikel 3, tweede lid, Dublinverordening te verbieden.
24. Eiser heeft geen beroep gedaan op de overige verantwoordelijkheidscriteria en dat die van toepassing zijn is de rechtbank overigens niet gebleken. Dit betekent dat verweerder niet verplicht is om de asielaanvraag van eiser inhoudelijk te behandelen. Verweerder dient echter ook zorgvuldig na te gaan of hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag desondanks te behandelen en dient deze deelbeslissing ook genoegzaam te motiveren. Verweerder heeft beleid geformuleerd met betrekking tot deze bevoegdheid en zal dus moeten motiveren op welke wijze hij in het overdrachtsbesluit toepassing geeft aan zijn beleid.
Verweerder maakt op grond van zijn beleid terughoudend gebruik van deze bevoegdheid en zal de asielaanvraag onverplicht behandelen als (onder meer) de overdracht van onevenredige hardheid getuigt. Dit beleid en de keuze om terughoudend gebruik te maken van zijn bevoegdheid, zijn op zichzelf niet onverenigbaar met het Unierecht, hoewel in de Dublinverordening het gebruik van deze bevoegdheid niet is gemaximeerd of gelimiteerd.
25. Indien de vreemdeling verweerder verzoekt om gebruik te maken van deze bevoegdheid en omstandigheden aandraagt om te onderbouwen dat een overdracht getuigt van onevenredige hardheid, dient verweerder het samenstel van argumenten in onderlinge samenhang te beoordelen en te betrekken bij zijn motivering indien hij geen gebruik maakt van deze bevoegdheid.
26. Verweerder moet dus beoordelen of het van onevenredige hardheid getuigt om eiser over te dragen aan de lidstaat waar hij, naar hij onbetwist heeft gesteld, door de autoriteiten is mishandeld en vernederd.
27. Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat indien eiser na overdracht in een dergelijke situatie zal geraken, hij zich tot de autoriteiten moet en ook kan wenden om zich te beklagen.
Weliswaar heeft verweerder in dit kader terecht opgemerkt dat de stelling van eiser dat indien hij zich in een met artikel 4 Handvest-strijdige situatie zal bevinden hierover niet zal kunnen klagen vanwege zijn medische problematiek, niet met medische stukken is onderbouwd. Dit is echter geen afdoende motivering van de beslissing om geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen.
Daargelaten de vraag of het reëel is om te verwachten dat eiser bij de autoriteiten zal klagen over de bejegening door andere autoriteiten en daargelaten of dit effectief zal zijn, ziet dit niet op de beoordeling of het onevenredig hard is om eiser over te dragen aan Letland om bij de Letse autoriteiten om bescherming te vragen. Eiser heeft niet aangevoerd dat hij na een overdracht niet kan voorkomen dat hij wederom wordt blootgesteld aan mishandelingen en dan niet zal kunnen klagen. Eiser heeft verzocht om hem niet overdragen omdat dit onevenredig hard is gelet op de reeds ondergane mishandeling door de autoriteiten. Verweerder heeft de strekking van de argumenten waarmee eiser verweerder heeft verzocht om gebruik te maken van zijn bevoegdheid miskend. De argumenten om geen gebruik van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag te behandelen te maken zijn dus ook niet voldoende draagkrachtig gemotiveerd. Ook dit gebrek in de motivering is voor de rechtbank aanleiding om het besluit te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuw besluit te nemen.
28. De rechtbank merkt in dit verband tevens het navolgende op. Verweerder heeft in het voornemen de in deze uitspraak onder rechtsoverweging 6 weergegeven passage, opgenomen om te motiveren waarom hij geen gebruik maakt van zijn discretionaire bevoegdheid om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen. De rechtbank stelt vast dat deze motivering op geen enkele wijze te relateren is aan de verklaringen die eiser heeft afgelegd en op geen enkele wijze is te relateren aan de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor. Eiser heeft immers niet verklaard dat er familie- of gezinsleden van hem in Nederland wonen en hij regulier verblijf wenst bij in Nederland woonachtige gezinsleden. Eiser heeft in zijn gehoor en de correcties en aanvullingen niet aangegeven dat hij medische problemen heeft en dat de reden is dat hij zijn asielaanvraag in Nederland wil indienen. Eiser heeft ook niet verklaard dat de medische voorzieningen in Letland niet van vergelijkbare kwaliteit zijn of niet ter beschikking staan als hij wordt overgedragen. Eiser heeft
wélverklaard dat hij in Letland is mishandeld, gemarteld en vernederd. Op deze verklaringen is in het voornemen in het geheel niet ingegaan.
29. De rechtbank overweegt dat het er sterk op lijkt dat verweerder een “artikel 17 Dublinverordening-tekstblok” heeft gehanteerd in het voornemen waarin standaardmatig wordt ingegaan op veel voorkomende argumenten in andere procedures om een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening mee te onderbouwen. De rechtbank ziet dit identieke tekstblok geregeld in voornemens in de Dublinprocedure en acht dit onzorgvuldig. Verweerder dient namelijk in het voornemen te motiveren waarom het niet van onevenredige hardheid getuigt om eiser over te dragen. Dit vereist dat verweerder wél gemotiveerd ingaat op de door eiser afgelegde verklaringen en niet hoeft in te gaan op argumenten die niet naar voren zijn gebracht en op situaties die geheel niet aan de orde zijn. Het voornemen is op dit punt in het geheel niet gemotiveerd. Dit acht de rechtbank dermate onzorgvuldig dat dit de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit aantast. Indien verweerder in het voornemen niet motiveert waarom hij in de door eiser afgelegde verklaringen en de correcties en aanvullingen op deze verklaringen, geen aanleiding ziet om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag onverplicht inhoudelijk te behandelen, ontneemt verweerder eiser de mogelijkheid om in de zienswijze argumenten aan te dragen waarom verweerder op grond van zijn beleid wel zou moeten overgaan tot het gebruik maken van zijn bevoegdheid. Verweerder stelt door dit niet te doen zichzelf niet in staat om een deugdelijk en goed gemotiveerd besluit te nemen. Daarvoor is immers vereist dat hij zich vergewist van een zienswijze op zijn voornemen. Als het voornemen niet is toegespitst op de concrete feiten en omstandigheden die eiser voorafgaand aan het voornemen heeft aangedragen, is het bieden van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen zinledig. Dit is een zodanig gebrek in de besluitvorming dat het besluit ook reeds hierdoor onzorgvuldig is voorbereid en hierom zal worden vernietigd. Dat eiser in beroep kan komen tegen het uiteindelijke overdrachtsbesluit, kan dit gebrek niet ongedaan maken. Verweerder dient immers zijn besluit zorgvuldig voor te bereiden en zijn beslissing goed te motiveren. Dit vereist dat wordt ingegaan op de zienswijze op het voornemen. Indien de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen met betrekking tot het voornemen van verweerder om eiser over te dragen omdat dit niet van onevenredige hardheid getuigt zinledig is, is de Dublinprocedure zoals die thans is geregeld, met onvoldoende procedurele waarborgen omkleed. Indien de Dublinprocedure is geregeld als zogenoemde voornemenprocedure, dient dit voornemen ook geheel te zijn toegespitst op de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de individuele vreemdeling. De rechtbank overweegt dat indien verweerder een procedure voorstaat waarin niet is voorzien in een voornemen en zienswijze, hij initiatief dient te nemen om de procedure te wijzigen. Zolang verweerder echter gehouden is om een voornemen uit te brengen, dient verweerder dit zorgvuldig te doen en zijn motivering in het voornemen toe te spitsen op de concrete feiten en omstandigheden van de aan de orde zijnde procedure.
30. De rechtbank verklaart het beroep dus gegrond en vernietigt het overdrachtsbesluit vanwege meerdere gebreken. Verweerder zal opnieuw op de asielaanvraag van eiser moeten beslissen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening niet toegewezen. Dit betekent dat de overdrachtstermijn niet is gestuit en ook niet opnieuw aanvangt na de bekendmaking van deze uitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat indien verweerder een rechtsmiddel tegen deze uitspraak aanwendt en de Afdeling verzoekt om een voorlopige voorziening te treffen, een mogelijk door de Afdeling toegewezen voorziening ook de overdrachtstermijn niet kan stuiten.
Het claimakkoord is op 3 augustus 2023 tot stand gekomen. Op 3 augustus 2023 is de overdrachtstermijn van zes maanden aangevangen en die is vooralsnog niet onderbroken, gestuit of verlengd. In het dossier is een brief van 9 oktober 2023 van verweerder aan de Letse autoriteiten gevoegd. Verweerder heeft in deze brief medegedeeld dat “de overdracht niet binnen de overdrachtstermijn kan plaatsvinden vanwege de schorsende werking die uit artikel 27, lid 3, Dublinverordening volgt en dat verweerder zal mededelen wanneer de feitelijke overdracht zal plaatsvinden.”. De rechtbank overweegt dat het niet kunnen uitvoeren van de feitelijke overdracht totdat de rechter op het verzoek om een voorlopige voorziening heeft beslist, geen gevolgen heeft voor de duur van de overdrachtstermijn. Voor zover verweerder met deze brief heeft beoogd om de overdrachtstermijn te verlengen of voor zover verweerder in de veronderstelling verkeert dat dit reeds met het schrijven van deze brief is geschied, berust dit op een onjuiste uitleg van het Unierecht. Indien verweerder enkel wil mededelen dat eiser vooralsnog niet wordt overgedragen, valt niet goed te begrijpen waarom verweerder, gelet op de datum waarop de overdrachtstermijn zal verstrijken, reeds op 9 oktober 2023 aan de Letse autoriteiten mededeelt dat de overdracht niet binnen de overdrachtstermijn kan plaatsvinden. De rechtbank acht de brief van 9 oktober 2023 voor de uitspraak in de onderhavige procedure dan ook niet relevant.
31. De rechtbank zal een proceskostenveroordeling uitspreken omdat het beroep gegrond is een daarbij uitgaan van de standaardmatig toegekende bedragen.
32. Beslist wordt als volgt.