5.1.Eiser wijst verder op het AIDA-rapport, update 2022. Daaruit blijkt dat eind 2022 ongeveer 40 procent van de asielzoekers in Frankrijk geen opvang had. Er zijn geen aanknopingspunten dat inmiddels sprake is van een substantiële verbetering. Uit het rapport blijkt weliswaar dat Dublinclaimanten in theorie recht hebben op opvang, echter veel mensen belanden op straat en in krakerspanden (pagina 104). Eiser stelt dat dit betekent dat de kans groot is dat hij ook op straat terecht komt. Eiser wijst verder op een artikel van CNN van 29 september 20234 waarin onder andere staat dat door de Olympische Spelen minder opvangplekken beschikbaar zullen zijn. Verder wijst eiser op informatie van Human Rights Watch van 30 januari 20245, waaruit ook volgt dat de situatie verder verslechtert.
6. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er volgens de rechtbank in het algemeen van uitgaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts, ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat ernstig moet worden gevreesd dat het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest. Van een schending van artikel 4 van het Handvest zal pas sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo.6
1. Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3 Zaaknummer 12L190/19.A.
4
‘France moves homeless people out of Paris as city prepares for next summer’s Olympics’.
5
‘France Migrant Children Sleep in the Street in Marseille’.
6 Zie punten 91-93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser hier niet in is geslaagd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 9 oktober 20237 geoordeeld dat ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk
vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De Afdeling heeft daarin geoordeeld dat het AIDA-rapport, update 2022 geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvang van asielzoekers in Frankrijk dan al eerder naar voren is gekomen in vorige de rapportages van AIDA over Frankrijk. Ter zitting heeft de staatssecretaris gewezen op de meest recente uitspraak van de Afdeling van 2 mei 20248 waarin dit oordeel is herhaald. De staatssecretaris heeft zich naar het oordeel van de rechtbank ter zitting terecht op het standpunt gesteld eiser met de verwijzing naar het artikel van CNN niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Frankrijk sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen, nu hieruit niet volgt dat het gaat om opvangplekken voor Dublinterugkeerders. De rechtbank ziet in de informatie van HRW evenmin aanleiding om te oordelen dat ten aanzien van Frankrijk niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Deze informatie ziet namelijk op minderjarigen en kwetsbaren en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij kwetsbaar is. Ook de verwijzing naar de uitspraak van het Verwaltungsgericht maakt dit oordeel anders, nu het AIDA-rapport dat in die rechterlijke uitspraak wordt aangehaald een ouder rapport is dan in de recente Afdelingsuitspraken is beoordeeld.
8. Verder staat vast dat Frankrijk het terugnameverzoek op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening heeft geaccepteerd, en hierbij garandeert dat eisers (lopende) asielaanvraag in behandeling wordt genomen overeenkomstig de internationale verplichtingen en relevante Europese richtlijnen. Het betoog van eiser dat sprake is van indirect refoulement omdat hij in Frankrijk geen nieuwe asielaanvraag kan indienen (op korte termijn), is in de zaak van eiser dan ook niet relevant omdat zijn asielaanvraag nog in behandeling is in Frankrijk. Bovendien is de enkele vrees van eiser dat hij mogelijk op straat komt te leven na terugkeer naar Frankrijk onvoldoende om te oordelen dat sprake is van structurele tekortkomingen in het asielsysteem die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt of overschrijden.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat eiser zijn stelling dat hij niet veilig is in Frankrijk niet heeft onderbouwd. Bij voorkomende problemen met betrekking tot de asielprocedure, de opvang, of anderszins, ligt het op de weg van eiser om daarover te klagen in Frankrijk bij de (hogere) autoriteiten of daartoe geëigende instanties. Gesteld noch gebleken is dat eiser eerder heeft geprobeerd te klagen dan wel dat eiser indien hij wil klagen daartoe geen mogelijkheid toe heeft.
10. Tot slot overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris in het betoog van eiser geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag aan zich te trekken. De staatssecretaris heeft gemotiveerd dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet relevant zijn bij de beoordeling of er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden, omdat deze omstandigheden betrekking hebben op de vraag of er concrete aanwijzingen zijn dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet nakomt.