In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 september 2024, is de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van eiser, die onder de Vreemdelingenwet 2000 valt, aan de orde. Eiser had op 21 februari 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, welke op 16 augustus 2024 met maximaal twaalf maanden werd verlengd. Eiser heeft op 17 september 2024 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 24 september 2024 en bepaald dat een zitting niet nodig was.
De rechtbank overweegt dat zij de maatregel van bewaring en de verlenging daarvan al eerder heeft getoetst. De eerdere uitspraken, waaronder die van 6 september 2024, bevestigen dat de maatregel rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 3 september 2024. De rechtbank beoordeelt nu of de maatregel sindsdien nog rechtmatig is. Eiser stelt dat de minister onvoldoende voortvarend handelt bij de uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld, gezien de geplande vlucht op 30 september 2024.
Eiser betoogt verder dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije, maar de rechtbank stelt vast dat dit al eerder is beoordeeld en dat er geen nieuwe omstandigheden zijn die tot een ander oordeel zouden leiden. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging door de staatssecretaris niet in het voordeel van eiser uitvalt, ondanks zijn langdurige bewaring. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.