ECLI:NL:RBDHA:2024:8234
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot vreemdelingen
Op 29 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 21 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank ontving op 17 mei 2024 een kennisgeving van de staatssecretaris over het voortduren van de bewaring, wat gelijkgesteld werd met een door eiser ingesteld beroep. Eerder was er al een uitspraak gedaan op 12 maart 2024 over de rechtmatigheid van de maatregel tot dat moment.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 24 mei 2024 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting behandeld zou worden. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld, met meerdere schriftelijke rapportages en gesprekken met eiser. De rechtbank oordeelde dat er zicht op uitzetting naar Algerije bestond, ondanks de bezwaren van eiser. Ook werd geoordeeld dat eiser detentiegeschikt was, aangezien de medische zorg in detentiecentra gelijkwaardig is aan die in de vrije maatschappij.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter G.H.W. Bodt, in aanwezigheid van griffier K.H.M.M. Otten, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.