In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die op 13 augustus 2023 een asielaanvraag heeft ingediend, stelt zich op het standpunt dat hij minderjarig is en dat hij ten onrechte als meerderjarig is geregistreerd door de verweerder, de minister van Asiel en Migratie. Verzoeker heeft een faxbericht gestuurd op 21 februari 2024 met het verzoek om zijn leeftijdsregistratie aan te passen, ondersteund door een individueel uittreksel van de burgerlijke stand. De verweerder heeft dit document als indicatief argument in de asielprocedure meegenomen, maar verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de weigering om zijn geboortedatum aan te passen.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, aangezien de asielprocedure aanhangig is. De rechter benadrukt dat de procedurele waarborgen voor minderjarigen verder gaan dan alleen het recht op opvang. Indien verzoeker minderjarig is, moet de verweerder het gehoor op een kindvriendelijke wijze laten plaatsvinden en rekening houden met de vermogens van de minderjarige. De voorzieningenrechter wijst op eerdere uitspraken van de rechtbank die relevant zijn voor deze zaak en concludeert dat het beroep van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter wijst de voorlopige voorziening toe, wat betekent dat de verweerder verzoeker als minderjarige moet aanmerken gedurende de procedure. De rechter houdt verdere beslissingen aan, waaronder de vraag of er een proceskostenveroordeling moet plaatsvinden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.