ECLI:NL:RBDHA:2023:4983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
NL23.2276
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een minderjarige vreemdeling met betrekking tot de Dublinverordening en de bewijswaarde van schouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Jemenitische vreemdeling die stelt minderjarig te zijn. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vernietigd. De vreemdeling had op 13 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelde dat de schouwconclusies over de leeftijd van de vreemdeling niet inzichtelijk, begrijpelijk en voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank benadrukte dat zolang niet in rechte vaststaat dat de vreemdeling meerderjarig is, hij als minderjarig moet worden aangemerkt, wat betekent dat hij recht heeft op specifieke bescherming en voorzieningen voor minderjarigen. De rechtbank stelde vast dat de authentieke geboorteakte van de vreemdeling niet voldoende was meegewogen in de besluitvorming en dat de Staatssecretaris in strijd met zijn verplichtingen had gehandeld door de vreemdeling niet in aanmerking te brengen voor opvang en voorzieningen voor minderjarigen. De rechtbank droeg de Staatssecretaris op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2276

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N.D. Schraa),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(mr. S. Kowasari).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat verweerder Duitsland hiervoor verantwoordelijk acht.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (NL23.2277).
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 7 april 2023 gelijktijdig op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld van zijn voogd. Als tolk is verschenen F.M. Warsame. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van het beroep en vóór sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank een voorlopig oordeel gegeven, omdat verweerder ter zitting op vragen van de rechtbank heeft medegedeeld dat DT&V op 11 april 2023 een gesprek wil aangaan met eiser. Aangezien eiser door verweerder als meerderjarig wordt beschouwd en de uiterste overdrachtstermijn op zeer korte termijn verstrijkt, acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat DT&V voornemens is om eiser aansluitend aan het gesprek in bewaring te stellen. De rechtbank heeft bij wijze van voorlopig oordeel gemotiveerd aangegeven dat het beroep gegrond zal worden verklaard omdat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. De overdracht gaat naar alle waarschijnlijkheid niet gerealiseerd worden binnen de overdrachtstermijn en een inbewaringstelling kan daarom niet aan de orde zijn. De rechtbank heeft aangegeven op 11 april 2023 uitspraak te zullen doen en heeft hierbij gewezen op het arrest van het Hof van Justitie van 30 maart 2023 in de zaak C-556/21, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen E.N., S.S., J.Y., (ECLI:EU:C:2023:272). De rechtbank heeft ook aangegeven dat eiser gedurende deze gehele procedure van aanvang af als minderjarig had moet worden aangemerkt en eiser daarom zo spoedig mogelijk en bij voorkeur nog op de dag van de zitting wordt geplaatst in een opvanglocatie voor minderjarigen en in aanmerking wordt gebracht voor alle voorzieningen en verstrekkingen voor minderjarigen. De rechtbank heeft verweerder verzocht hiervoor zorg te dragen door aansluitend aan de behandeling ter zitting contact op te nemen met het COa en niet te wachten tot het moment dat de uitspraak is toegevoegd aan het digitale dossier. De rechtbank heeft verweerder ook verzocht om aansluitend aan de behandeling ter zitting DT&V te informeren over dit voorlopige oordeel en de uitspraak die op 11 april 2023 uiterlijk om 10:00 uur zal worden gedaan.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Jemenitische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2006. Op 13 augustus 2022 heeft hij onderhavige asielaanvraag ingediend.
2. In Eurodac is vermeld dat eiser op 7 augustus 2022 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Op 10 oktober 2022 heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Bij brief van 12 oktober 2022 hebben de Duitse autoriteiten dit verzoek afgewezen. Op 18 oktober 2022 heeft Nederland Duitsland opnieuw verzocht om eiser terug te nemen. Op 19 oktober heeft Duitsland dit verzoek aanvaard op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening zodat op 19 oktober 2022 een claimakkoord tot stand is gekomen. Verweerder heeft vervolgens geconcludeerd dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en neemt de asielaanvraag niet zelf in behandeling. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, Vw.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt zich gemotiveerd op
het standpunt dat hij minderjarig is en daarom niet mag worden overgedragen aan Duitsland en verweerder zijn asielaanvraag inhoudelijk moet behandelen.
4. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
5. Eiser heeft op 13 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend en verklaard dat hij is geboren op [geboortedatum] 2006 en dus minderjarig is. Eiser heeft verklaard dat hij zijn land van herkomst heeft verlaten met een vervalst paspoort waarin als geboortedatum [geboortedatum] 1999 is vermeld. Eiser heeft toegelicht dat hij een geboorteakte en een paspoort heeft laten vervalsen omdat minderjarigen in zijn land van herkomst het land niet mogen en niet kunnen verlaten. Eiser heeft verklaard dat hij in Duitsland dit vervalste paspoort heeft moeten afgegeven en dat de Duitse autoriteiten de daarin opgenomen geboortedatum hebben overgenomen zonder hier nadere vragen over te stellen. Eiser heeft verder verklaard in Duitsland niet uit eigen beweging te hebben gezegd dat dit paspoort is vervalst, omdat hij geen asiel wilde aan vragen in Duitsland.
6. Eiser heeft, op vragen van de hoormedewerker, verklaard dat zijn moeder in Jemen “zijn echte geboorteakte van 2006” heeft. Eiser heeft die geboorteakte op 19 december 2022 overgelegd. Bureau Documenten heeft deze geboorteakte onderzocht en blijkens het bestreden besluit geconcludeerd dat deze geboorteakte authentiek is. Verweerder heeft de onderzoeksverslag van Bureau Documenten niet overgelegd, maar omdat de inhoud en authenticiteit van de geboorteakte niet in geschil is zal de rechtbank hiervan uitgaan.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser meerderjarig is omdat eiser in Duitsland is geregistreerd met geboortedatum [geboortedatum] 1999.
8. De rechtbank overweegt allereerst onder verwijzing naar de uitspraak van 16 februari 2023 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank (ECLI:NL:RBDHA:2023:1821) dat zolang niet in rechte vaststaat dat eiser meerderjarig is, dit bij de gestelde minderjarigheid meebrengt dat van deze minderjarigheid moet worden uitgegaan en dus aan alle procedurele en materiële waarborgen die betrekking hebben op die kwetsbaarheid die reeds uit de minderjarigheid volgt moet worden voldaan. De rechtbank wijst in dit verband op het arrest van het EHRM van 21 juli 2022 in de zaak Darboe en Camara tegen Italië (ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUDO00579717) waar het EHRM het beginsel van “the presumption of minor age” uitlegt en toepast. In paragraaf 153-154 overweegt het EHRM als volgt:
(…)
153. In the present case, the Italian authorities failed to apply the principle of presumption of minor age, which the Court deems to be an inherent element of the protection of the right to respect for private life of a foreign unaccompanied individual declaring to be a minor.
154. While the national authorities’ assessment of the age of an individual might be a necessary step in the event of doubt as to his or her minority, the principle of presumption implies that sufficient procedural guarantees must accompany the relevant procedure.
(…)
9. Artikel 21 van de Opvangrichtlijn schrijft voor dat rekening gehouden dient te worden met de specifieke situatie van kwetsbare personen zoals minderjarigen. Weliswaar staat in de onderhavige procedure het plaatsingsbesluit van het COa niet ter toetsing. Het COa volgt evenwel bij wijze van automatisme de registratie door verweerder van de geboortedatum van de vreemdeling. Verweerder dient zich hiervan bewust te zijn en dus uiterste zorgvuldigheid te betrachten als verweerder de geloofwaardigheid van verklaringen over een gestelde minderjarigheid beoordeelt. Eiser staat wel onder voogdij van Nidos. Ter zitting is echter gebleken dat eiser overigens niet in aanmerking is gebracht voor voorzieningen en verstrekkingen voor minderjarigen en daarom onder meer niet wordt opgevangen in een locatie voor minderjarigen en op een wijze die passend is voor minderjarigen en geen onderwijs kan volgen gedurende deze procedure. Niet valt in te zien waarom verweerder het COa niet steeds en ook bij wijze van automatisme op de hoogte stelt als hij een geboortedatum registreert dat deze geboortedatum wordt betwist en dus de vraag of eiser minder- of meerderjarig is nu juist inzet van de procedure is. Dan is het in ieder geval voor het COa duidelijk dat de betreffende vreemdeling tenminste gedurende de betreffende procedure in een opvang voor minderjarigen moet worden geplaatst. Het COa heeft op grond van artikelen 21 en 22 van de Opvangrichtlijn een zelfstandige verantwoordelijkheid om rekening te houden met de specifieke situatie van kwetsbare personen zoals minderjarigen en te onderzoeken of de verzoeker specifieke opvangbehoeften heeft. In de praktijk lijkt het COa zich van deze eigen verantwoordelijkheid weinig bewust en wordt onverkort de door verweerder gehanteerde, en dus nog niet vaststaande, geboortedatum overgenomen. Zowel verweerder als het COa dienen zich bewust te zijn van hun eigen verantwoordelijkheid om te handelen in het belang van het kind en zich te realiseren dat indien deze verantwoordelijkheid niet ten volle wordt gedragen en zelfs wordt veronachtzaamd, dit mogelijk tot schadelijke gevolgen voor de betreffende minderjarige leidt.
10. De rechtbank acht voorts het besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en stelt vast dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom verweerder de verklaringen van eiser dat hij minderjarig is niet geloofwaardig acht.
11. Eiser is tweemaal geschouwd. In het “proces-verbaal van verhoor” opgemaakt op 13 augustus 2022 door een brigadier van politie en een buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, waarover de rechtbank nogmaals opmerkt dat ook deze vreemdeling niet is aangemerkt als verdachte en dus moet worden
gehoordin de plaats van
verhoord, is onder meer het navolgende opgenomen:
(…)
Lichamelijke kenmerken:
-Betrokkene heeft geen opvallende kraaienpoten/rimpels om de ogen.
-Betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken
-Betrokkene heeft geen grijze haren
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare adamsappel.
-Betrokkene heeft geen stoppels.
-geen hele zware stem
Gedrag van een minderjarige.
Conclusie:
• op basis van bovenstaande verklaringen en signalen oordelen wij unaniem dat geconcludeerd kan worden dat de vreemdeling evident minderjarig is.
(…)
Bij het weergeven van de lichamelijke kenmerken is niet vermeld of deze kenmerken allemaal volgens verweerder duiden op evidente minderjarigheid. Gelet op de opsomming van kenmerken die eiser allemaal
nietheeft, gaat de rechtbank hiervan wel uit.
De rechtbank stelt vast dat niet is vermeld welke specifieke verklaringen van eiser zijn betrokken bij het concluderen dat eiser evident minderjarig is, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat alle verklaringen mede ten grondslag liggen aan de conclusie. De rechtbank stelt tot slot vast dat in het geheel geen gedragingen zijn vermeld en dat dit volgens het “schouw-beleid” van verweerder wel dient te gebeuren omdat de schouwconclusie moet worden gebaseerd op lichamelijke kenmerken, gedragingen en verklaringen van de vreemdeling die stelt minderjarig te zijn. De schouwconclusie is dus niet geheel inzichtelijk en overigens ontoereikend gemotiveerd.
12. In het “rapport schouw aanmeldgehoor AMV” van 17 augustus 2022 is onder meer het navolgende vermeld:
(...)
Lichamelijke kenmerken:
- Betrokkene heeft geen opvallende kraaienpoten/ rimpels om de ogen.
- Betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens.
- Betrokkene heeft duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken.
- Betrokkene heeft geen grijze haren.
- Betrokkene heeft geen stoppels op wangen.
- Betrokkene heeft wel beginnend vlassig/donzig snorretje.
- Betrokkene heeft een acne op zijn wangen/voorhoofd.
- Betrokkene heeft een jonge huid, geen oneffenheden.
- Betrokkene is klein van stuk, ik schat dat hij ongeveer 1.60 meter is.
- Betrokkene heeft kleine oren.
Gedrag betrokkene:
- Betrokkene zit voorovergebogen naar de telefoon.
- Betrokkene kijkt voornamelijk naar de telefoon en bijna niet naar mij.
- Betrokkene maakt zelden oogcontact met mij.
- Betrokkene steunt met zijn elleboog op zijn been en legt zijn hoofd in zijn hand.
- Betrokkene komt op mij over als rustig en vriendelijk.
Verklaringen betrokkene:
- Betrokkene verklaart dat hij een paspoort heeft met de geboortedatum 1999 er in. Betrokkene verklaart dat hij een geboorteakte heeft laten vervalsen en toen zijn paspoort met deze valse geboorteakte heeft aangevraagd om het land uit te kunnen reizen. Betrokkene verklaart dat dit paspoort nu bij de Duitse autoriteiten ligt.
- De verklaringen die betrokkene geeft ten opzichte van zijn leeftijd in combinatie met het jaartal komen overeen met zijn opgegeven leeftijd.
Schouw
Op basis van bovenstaande verklaringen en signalen oordeel ik dat geconcludeerd kan worden dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Er zal verder onderzoek naar de leeftijd plaatsvinden.
(…)
De rechtbank stelt vast dat niet is weergegeven hoe de weging van de elementen lichamelijke kenmerken, gedragingen en verklaringen van eiser heeft plaatsgevonden. Niet inzichtelijk is of de schouwer door de lichamelijke kenmerken van eiser twijfelt aan zijn verklaringen. Niet inzichtelijk is of de schouwer vindt dat de beschreven gedragingen wijzen op minderjarigheid, dan wel op meerderjarigheid. Zonder nadere toelichting is bovendien volstrekt onbegrijpelijk dat de schouwer valide uitspraken kan doen over de biologische leeftijd van eiser door tijdens een aanmeldgehoor van 36 minuten, zonder eiser te kennen en zelfs zonder eiser eerder gesproken te hebben, naar eiser te kijken en vervolgens gedragingen op te merken en die te kwalificeren als behorende bij een minderjarige, dan wel meerderjarige jongen/jong volwassen man uit Jemen die zich in een gehoorsetting bevindt. Niet toegelicht is voorts of is “verdisconteerd” dat eiser een land is ontvlucht dat door verweerder wordt aangemerkt als “15c-gebied” en volgens het landgebonden beleid van verweerder dus internationale bescherming behoeft en dat wellicht gedragingen beïnvloedt (paragraaf C2/3.3 Vc, gelezen in samenhang met paragraaf C7/19.4.1Vc). De weergegeven verklaringen van eiser lijken bovendien veeleer een ondersteuning van de stelling van eiser dat hij minderjarig is. De conclusie van deze schouw is niet inzichtelijk en is bovendien niet toereikend gemotiveerd. De zinssnede “Op basis van bovenstaande verklaringen en signalen oordeel ik dat” bevat immers geen enkele indicatie
waaromdeze verklaringen en signalen volgens de schouwer leiden tot twijfel aan de verklaringen van eiser. De rechtbank acht het daarbij zeer opmerkelijk dat de schouwer vermeldt dat “de verklaringen die betrokkene geeft ten opzichte van zijn leeftijd in combinatie met het jaartal overeenkomen met zijn opgegeven leeftijd”. Reeds deze opmerking had moeten leiden tot het wel geloofwaardig achten van de door eiser gestelde geboortedatum. Niet begrijpelijk is waarom dan toch “twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd”.
13. De rechtbank overweegt dat eiser in beide schouwgehoren exact dezelfde lichamelijke kenmerken bezit, omdat er tussen de gehoren sprake is van tijdsverloop van slechts 4 dagen. De rechtbank stelt voorts vast eiser in beide gehoren identieke verklaringen heeft afgelegd over zijn leeftijd, het vervalsen van het paspoort dat hij aan de Duitse autoriteiten heeft afgestaan en de beweegredenen hiervoor. In het schouwverslag van de Avim zijn geen gedragingen beschreven. In het schouwgehoor van verweerder zijn gedragingen beschreven waarvan niet alleen niet is gemotiveerd of en hoe deze ten grondslag liggen aan de schouwconclusie, maar die bovendien, naar het oordeel van de rechtbank, in het geheel niet zijn te relateren aan een biologische leeftijd, daargelaten dat niet is opgenomen dat de schouwer een gekwalificeerde gedragsdeskundige is. De vraagt komt wat de “bewijswaarde” van een schouw is als de wijze van schouwen vergelijkbaar is en als de schouwconclusies zijn gebaseerd op dezelfde feiten en omstandigheden, maar de conclusies desalniettemin niet gelijkluidend zijn. De rechtbank concludeert dat de schouwconclusies niet inzichtelijk en niet deugdelijk gemotiveerd zijn en niet aan het nader onderzoek in Duitsland en dus aan het besluit te grondslag gelegd kunnen worden. Reeds hierom zal het besluit worden vernietigd.
14. De rechtbank overweegt voorts dat de rechtbank, deze zittingsplaats, eerder -in afwijking van de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3147)- heeft geoordeeld dat het schouwbeleid zoals neergelegd in paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire en toegelicht in “Werkinstructie 2018/19 Leeftijdsbepaling”, niet integraal redelijk is. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van deze zittingsplaats van 13 februari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:1535) en 21 februari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:1951). De rechtbank merkt hierbij overigens op dat het bestreden besluit dat ter toetsing voorlag in de procedure waarin de rechtbank een tussenuitspraak heeft gedaan en het voornemen had geuit om de opleiders van schouwers van de Avim/IND/Medifirst ter zitting te gaan horen om zich zodoende nader te vergewissen van de bewijswaarde van een schouw, inmiddels is ingetrokken. De rechtbank zal dan ook in die procedure niet overgaan tot het horen van deze opleiders.
15. De rechtbank overweegt dat indien de schouw de verklaringen van de vreemdeling dat hij minderjarig is niet ontkracht, “de redelijkheid” meebrengt dat de verklaringen van de vreemdeling
dusaannemelijk worden geacht. Van het ontkrachten van een gestelde minderjarigheid is, naar het oordeel van de rechtbank, uitsluitend sprake indien op grond van een schouw wordt geconcludeerd tot “evidente meerderjarigheid”. Bij “twijfel” in één of beide conclusies zal verweerder moeten beoordelen of het voordeel van de twijfel kan worden gegeven. Eiser heeft in alle gehoren verklaard dat hij minderjarig is. Uit de beide schouwen blijkt niet dat eiser evident meerderjarig is. De rechtbank overweegt dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom deze schouwen dan geen steunbewijs opleveren voor de verklaringen van eiser en indien sprake is van twijfel, aan eiser dan niet het voordeel van de twijfel wordt gegeven. In Werkinstructie 2018/19 is vermeld dat iedere AMV-er die zijn gestelde minderjarigheid niet kan aantonen met bewijsmiddelen, bij binnenkomst wordt geschouwd. De rechtbank merkt allereerst op dat de verklaring van een vreemdeling óók een bewijsmiddel is, ook indien hiervoor geen steunbewijs is. Voorts hoeft een AMV-er, net als meerderjarige vreemdelingen, zijn geboortedatum niet “aan te tonen”, maar slechts “aannemelijk” te maken, wat een lagere drempel is om de verklaringen geloofwaardig te kunnen en te moeten achten. De schouw is in zekere zin bedoeld om eiser te helpen bij het aannemelijk maken van zijn verklaringen over zijn leeftijd omdat hij geen identificerende documenten heeft. Verweerder geeft hiermee in wezen invulling aan zijn samenwerkingsplicht. Juist gelet op de ratio van het verrichten van een schouw is niet begrijpelijk dat niet welwillend wordt bezien of de schouw steunbewijs oplevert en of het voordeel van de twijfel kán worden gegund. Dit geldt temeer omdat de gevolgen aanzienlijk zijn als de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid niet aannemelijk kan maken.
16. Werkinstructie 2018/19 vermeldt in paragraaf 2.3.3 dat bij twee verschillende conclusies altijd nader onderzoek zal worden opgestart. In de onderhavige situatie, waarin geen enkele schouw tot de conclusie “evident meerderjarig” heeft geleid, is dit niet begrijpelijk en had verweerder moeten motiveren waarom het beleid onverkort wordt toegepast. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser in alle gehoren consistent heeft verklaard over zijn biologische leeftijd en de geboortedatum die is vermeld in zijn vervalste paspoort. Eiser heeft een plausibele verklaring gegeven voor het gebruik maken van een door hem vervalst paspoort en het tonen van dit paspoort in Duitsland. Eiser heeft bovendien een geloofwaardig bevonden geboorteakte overgelegd die zijn verklaringen ondersteunt.
Verweerder kent op grond van zijn beleid aan geen enkel ander document dan authentieke identificerende documenten zoals vermeld in paragraaf C1/4.3 Vc bewijswaarde toe. Een geboorteakte is niet een dergelijk argument. Niet valt in te zien echter waarom verweerder dit document terzijde legt en niet in onderlinge samenhang met de verklaringen van eiser en de schouwconclusies beoordeelt en deze akte daarbij als steunbewijs aanmerkt. De rechtbank acht het op deze wijze buiten beschouwing laten van de geboorteakte van eiser juridisch onjuist. In de onderhavige procedure heeft bovendien te gelden dat in het aanmeldgehoor het navolgende is vermeld:
(…)
Je hebt geen documenten overgelegd. Ben je wel in het bezit of ooit in het bezit geweest van identificerende documenten, zoals een identiteitskaart of paspoort?
Ik heb een geboorteakte. Verder niks eigenlijk.
Je zei net 2006, [geboortedatum] en dat dat anders staat dan in je paspoort staat. Begrijp ik dan goed dat je een paspoort hebt?
Ik had een paspoort, die is bij de autoriteiten in Duitsland. Die heb ik verouderd, ik heb een oudere leeftijd aangegeven om het land te mogen verlaten. In dat paspoort staat [geboortedatum] 1999.
Begrijp ik dan goed dat je zegt dat je het paspoort hebt vervalst?
Ja, dat heb ik aangegeven bij het aanvragen van het paspoort. Anders mocht ik het land niet verlaten als minderjarige.
Heb je toen je je paspoort aanvroeg documenten moeten afgeven?
Dat klopt ik heb gezorgd voor een foute geboorteakte van 1999. Op grond daarvan heb ik het paspoort aangevraagd. Ik heb mijn eigen echte geboorteakte van 2006.
Waar is je geboorteakte nu?
Bij mijn moeder in Jemen.
Zou je die nog naar Nederland kunnen laten komen?
Ik ben het telefoonnummer kwijtgeraakt, omdat dit in een ander toestel was. Maar binnenkort kan het wel lukken, ik heb een neef hier. Via die neef kan ik familie bereiken en eerst een kopie te sturen.
Ik kan je aanraden als je contact hebt er ook voor te zorgen dat je originele geboorteakte naar Nederland komt.
Is goed. Ik ga het vragen.
Als je nog identificerende of andere voor jouw asielaanvraag belangrijke documenten hebt achtergelaten, kun je deze alsnog inbrengen voor jouw aanvraag als je deze spoedig overlegt.
(…)
De rechtbank acht het onzorgvuldig dat verweerder eiser eerst aangeeft dat het belangrijk is om zijn echte geboorteakte in de procedure te overleggen en vervolgens deze terzijde schuift omdat er op grond van zijn beleid geen enkele waarde toekomt aan een geboorteakte. Verweerder is er echter van op de hoogte dat een geboorteakte, gelet op de aard en strekking van het document, nimmer een foto bevat. De rechtbank overweegt dat verweerder in dit opzicht onzorgvuldig jegens eiser heeft gehandeld door voor te wenden dat hij door de overlegging van zijn geboorteakte zijn verklaringen over zijn leeftijd aannemelijk kan maken. In het besluit is voorts het navolgende overwogen:
(…)
Overigens betekent een echt document nog niet dat van de inhoud ervan uitgegaan kan worden. Betrokkene zelf heeft verklaard dat hij steekpenningen heeft betaald teneinde valse informatie in zijn paspoort te laten plaatsen. Als betrokkene dit voor zijn paspoort kan regelen dan kan hij dat ook voor zijn geboorteakte laten doen. In dit kader wordt gewezen op pagina 41 van het Algemeen Ambtsbericht Jemen van augustus 2022. Hier staat vermeld dat het in Jemen mogelijk is om via omkoping of persoonlijke connecties valse of authentieke identiteitsdocumenten te verkrijgen met daarop zowel valse als frauduleuze identiteitsgegevens. Gelet hierop heeft betrokkene met het overleggen van een echt bevonden geboorteakte niet aangetoond dat hij minderjarig is. De twijfel over zijn leeftijd komt voor zijn eigen rekening en risico nu hij heeft verklaard vervalste documenten te hebben gebruikt.
(…)
De rechtbank acht dit onbehoorlijk jegens eiser die bovendien zeer wel mogelijk minderjarig is. Verweerder dient te beoordelen of eiser zijn verklaringen aannemelijk weet te maken en of uit overgelegde documenten steunbewijs blijkt. Deze tegenwerping van verweerder geeft er geen enkele blijk van dat verweerder zich dit realiseert. Verweerder onderkent evenmin dat de bewijspositie van eiser precair is en gaat volledig voorbij aan de verklaring van eiser dat hij zijn paspoort heeft vervalst omdat minderjarigen Jemen niet kunnen uitreizen. Verweerder verwijst echter uitsluitend naar zijn Ambtsbericht om de verklaringen van eiser te ontkrachten en de geboorteakte buiten beschouwing te laten. De door verweerder aangehaalde passage uit het ambtsbericht ondersteunt bovendien het relaas van eiser voor zover hij heeft verklaard dat hij zijn paspoort heeft vervalst en de wijze waarop hij dat heeft gedaan. Verweerder heeft zich voorts er niet van vergewist of de verklaring van eiser over de beweegredenen om zijn paspoort te vervalsen in overeenstemming is met algemene informatie. Verweerder heeft dit niet onderkend en had nader dienen te motiveren waarom dit de verklaringen van eiser niet ondersteunt. Overigens is het suggereren dat eiser de geboorteakte kan vervalsen en dit mogelijk heeft gedaan, terwijl Bureau Documenten de geboorteakte als authentiek aanmerkt, een ondermijning van de deskundigheid van Bureau Documenten en is het ronduit onbehoorlijk om dit te suggereren zonder onderbouwing en “bewijs”. De rechtbank overweegt in dit kader tot slot dat de passage dat “
de twijfel over zijn leeftijd komt voor zijn eigen rekening en risico nu hij heeft verklaard vervalste documenten te hebben gebruikt” een miskenning is van de verantwoordelijkheid die verweerder heeft om de verklaringen van eiser deugdelijk te onderzoeken en een miskenning is dat hij zorgvuldig dient te handelen indien een verzoeker om internationale bescherming stelt minderjarig te zijn. Leeftijdsregistratie en leeftijdsvaststelling dient met de nodige waarborgen omkleed te zijn omdat de gevolgen van het niet aannemelijk kunnen maken van een gestelde minderjarigheid procedureel en materieelrechtelijk aanzienlijk zijn. De rechtbank verwijst hierbij naar de eerder genoemde uitspraak van 13 februari 2023 en overweegt dat de rechtbank begrijpt dat het buitengewoon wenselijk is dat derdelanders die om internationale bescherming verzoeken geen vervalste documenten gebruiken om te reizen en zich (in een andere lidstaat) te identificeren. De rechtbank wil ook best begrijpen dat verweerder niet graag genegen is om hierin te berusten dat op deze wijze de Dublinverordening wordt omzeild en verweerder de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag op zich moet nemen, welke verantwoordelijkheid (wellicht) niet zou hebben bestaan als eiser als meerderjarig kan worden “aangemerkt” of als eiser niet naar Nederland zou zijn doorgereisd. De rechtbank overweegt dat verzoekers om internationale bescherming niet zelf kunnen bepalen welke lidstaat hun verzoek behandelt. Dat laat echter onverlet dat de leeftijdsbepaling en -registratie geen punitief karakter mogen krijgen door star vast te houden aan de opvatting dat de gevolgen van het overleggen van een vervalst document voor rekening van de (minderjarige) vreemdeling komt. Verweerder dient om toepassing te geven aan de Dublinverordening grondig te onderzoeken of eiser, ondanks dat hij gebruik heeft gemaakt van een vervalst paspoort, gevolgd kan worden in zijn verklaringen dat hij minderjarig is. Eiser heeft bovendien van aanvang af en consistent verklaard dat hij in Duitsland een vervalst paspoort heeft overgelegd.
17. De Dublinverordening waarborgt het belang van het kind in onder meer punt 13 van de preambule en door in artikel 6 onder meer te bepalen dat het belang van het kind voorop staat en in artikel 8 -kort gezegd- te bepalen dat een niet-begeleide minderjarige niet wordt overgedragen aan een andere lidstaat tenzij dat in zijn belang is. Indien verweerder het belang van kind ten gronde respecteert en weegt zoals de Dublinverordening beoogt, zal verweerder moeten kunnen
uitsluitendat zijn overdrachtsbesluit betrekking heeft op een minderjarige. Een andere beoordeling ontneemt het nuttig effect aan de bepalingen die het belang van het kind waarborgen. In de onderhavige procedure kan verweerder niet uitsluiten dat eiser minderjarig is.
18. In de onderhavige procedure heeft te gelden dat verweerder, indien verweerder zelf zou zijn nagegaan of de schouwconclusies voldoende inzichtelijk, begrijpelijk en gemotiveerd zijn, óók zou hebben geconstateerd dat hiervan in het geheel geen sprake is. In die zin is de onderhavige procedure enkel een gevolg van het -kennelijk- aanstonds en onverkort uitgaan van de schouwconclusies zonder enige beoordeling van de onderbouwing hiervan. Nu de beoordeling door verweerder dat eiser niet minderjarig is niet deugt en verweerder dit eenvoudig zelf had kunnen en had moeten constateren, zou het niet nodig moeten zijn geweest dat eiser, die op 13 augustus 2022 een asielaanvraag heeft ingediend, thans nog in afwachting is van een inhoudelijke beoordeling van zijn asielrelaas.
19. Verweerder kiest er voor om ondanks de onvoldoende gemotiveerde schouwconclusies en ondanks dat de schouwers niet tot evidente meerderjarigheid concluderen, een Dublinclaim bij Duitsland te leggen. Een claimverzoek dient alle gegevens te bevatten die relevant zijn om de mogelijk verantwoordelijke lidstaat in te staat te stellen om te beoordelen of ze verantwoordelijk zijn voor de behandeling van het asielverzoek en het claimverzoek dus moeten accepteren.
20. In het claimverzoek van 10 oktober 2022 is het navolgende overwogen:
(…)
Eurodac showed that the person concerned applied for international protection in Germany on 7 August 2022.
The person concerned states that he left Yemen in 2022. The person concerned states that he first went to Egypt and then applied for a student visa to Russia. The person concerned confirms that his fingerprints were taken by the German authorities. Subsequently, the person concerned states that he came to the Netherlands.
There are no indications that the person concerned left the Dublin territory since he applied for
international protection in Germany.
In view of the above, Germany is responsible for taking back the person concerned based on grounds of article 18, clause 1 b of Regulation (EU) No 604/2013.
(…)
De rechtbank stelt vast dat in dit claimverzoek niet is vermeld dat eiser heeft verklaard dat hij minderjarig is en dat hij in Duitsland een vervalst paspoort heeft overgelegd waarin een onjuiste geboortedatum is vermeld en wat de beweegredenen zijn geweest om een paspoort te laten vervalsen en als reisdocument te gebruiken. In het claimakkoord is ook niet vermeld dat eiser tweemaal is geschouwd en dat de schouwers niet tot evidente meerderjarigheid hebben geconcludeerd, maar tot “evidente minderjarigheid” en tot “twijfel”. De rechtbank acht dit claimverzoek onvolledig en stelt vast dat relevante gegevens waarover de Duitse autoriteiten moeten beschikken om het claimverzoek te kunnen beoordelen niet zijn vermeld.
21. Op 12 oktober 2022 hebben de Duitse autoriteiten dit claimverzoek afgewezen en onder meer het navolgende aan verweerder medegedeeld:
(…)
On the 5th of October, you requested information about the person concerned. ln particular, you were interested whether an age assessment were conducted in Germany since the individual claimed in the Netherlands being a minor with the date of birth 10.0.2006.
You were informed, on the 7 of October, that the individual was apprehended by the German police and absconded immediately after it. We only had the information submitted by the person concerned and could not confirmed whether the individual full of age or not. He stated to be born on 0.10.999.
According to the take back request, the date of birth of the person concerned was adjust to the date of birth submitted to your authority. Please inform, whether an age assessment took place in the Netherlands and you can confirm that the person is of legal age. Until then, the request is denied due to art. 8 (4) of the Dublin Regulation.
(…)
22. Op 18 oktober 2022 heeft verweerder een verzoek om heroverweging naar de Duitse autoriteiten verzonden met daarin onder meer de navolgende inhoud:
(…)
By letter of 12 October 2022 you informed me that you want to know whether an age assessment has taken place and if the Netherlands can confirm that the person is of legal age.
For the following reasons I sincerely ask you to re-evaluate my transfer request.
First of all, the person concerned stated that the German authority had taken his passport. Also, during the interview, the person concerned stated that his date of birth in the passport and birth certificate is 10-10-1999. From his statements to us, strong doubts arose about his story, which made investigation needed. In addition, the person concerned stated the same thing in Germany, that his date of birth is 10-10-1999. This allows the conclusion that his date of birth is 10-10-1999. Finally, the person concerned has not submitted any documents proving otherwise.
I would therefore appreciate if you would examine my request again, taking this letter into consideration.
(…)
De Duitse autoriteiten hebben dit verzoek om heroverweging op 19 oktober 2022 geaccepteerd. De rechtbank stelt evenwel vast dat verweerder niet heeft voldaan aan het herhaalde verzoek van de Duitse autoriteiten om aan te geven of leeftijdsonderzoek is verricht. De rechtbank constateert verder dat verweerder wederom niet heeft vermeld eiser weliswaar heeft verklaard welke geboortedatum in zijn paspoort is vermeld, maar dat eiser in alle gehoren consistent heeft verklaard dat dit paspoort is vervalst en de vermelde geboortedatum onjuist is. Eiser heeft bovendien niet verklaard dat hij in Duitsland heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1999. De rechtbank acht dit verzoek om heroverweging zodanig onvolledig en onjuist dat verweerder de Duitse autoriteiten niet daadwerkelijk in staat heeft gesteld om na te gaan of het claimverzoek moest worden geaccepteerd. Deze gebreken in het claimverzoek en het verzoek om heroverweging maken het claimakkoord niet rechtsgeldig, zodat het overdrachtsbesluit niet op dit claimakkoord kan worden gebaseerd. Omdat de termijn om eiser te kunnen claimen en om overname/terugname te verzoeken is verstreken en er geen rechtsgeldig claimverzoek tot stand is gekomen, is verweerder ook om deze reden verantwoordelijk voor de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek van eiser. Verweerder heeft, zoals hiervoor overwogen, niet deugdelijk gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser over zijn geboortedatum niet geloofwaardig worden geacht. Verweerder heeft evenmin een “best interest of the child-assessment” laten verrichten door een deskundige en kan eiser dus ook niet “als minderjarige” overdragen.
23. Bij brief van 20 januari 2023 heeft gemachtigde van eiser verweerder verzocht om teruggave van de echt bevonden geboorteakte. Eiser wil zich wenden tot de Jemenitische ambassade in Den Haag om een nationaliteitsverklaring op te vragen en een dergelijke verklaring wordt niet op grond van een kopie van een geboorteakte afgegeven. Eiser heeft uitdrukkelijk verzocht om teruggave van zijn geboorteakte vóórdat een besluit zou worden genomen. Verweerder heeft dit verzoek niet gehonoreerd en dit verder niet gemotiveerd. Eiser wordt gevolgd in zijn stelling dat dit onzorgvuldig is. Bij brief van 4 april 2023 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank geïnformeerd over de communicatie met de ambassade en de stand van zaken. Ten tijde van de behandeling van het beroep ter zitting heeft eiser nog geen nationaliteitsverklaring of paspoort verkregen. De rechtbank houdt de behandeling van het beroep niet aan omdat deze gevraagde documenten niet van invloed zijn op de beslissing die de rechtbank in deze procedure moet nemen. Gemachtigde van eiser heeft ter zitting ook te kennen gegeven dat deze communicatie is overgelegd om te benadrukken dat eiser aan zijn inspanningsplicht voldoet.
24. De rechtbank concludeert dat de procedure onzorgvuldig is verlopen, het besluit onzorgvuldig is voorbereid en het besluit ondeugdelijk is gemotiveerd om de navolgende redenen:
  • de conclusies van beide schouwen zijn niet inzichtelijk, niet begrijpelijk en niet toereikend gemotiveerd;
  • het claimverzoek is onvolledig;
  • het verzoek om heroverweging is onvolledig en onjuist;
  • het beleid met betrekking tot doen van het nader onderzoek doen terwijl uit geen enkele schouw de conclusie “evident meerderjarig” volgt is niet redelijk;
  • het terzijde leggen van de authentiek bevonden geboorteakte zonder hieraan enig steunbewijs toe te kennen is onzorgvuldig en juridisch onjuist;
  • het niet op eerste verzoek van de gemachtigde van eiser retourneren van de authentieke geboorteakte om daarmee bij de ambassade een nationaliteitsverklaring en/of paspoort aan te vragen is niet zorgvuldig;
  • verweerder heeft naast deze gebrekkige besluitvorming tevens in strijd met zijn verplichtingen gehandeld door niet te bewerkstelligen dat eiser gedurende deze procedure, waarin eiser gemotiveerd stelt minderjarig te zijn, in aanmerking wordt gebracht brengen voor opvang een overige voorzieningen en verstrekkingen voor minderjarigen.
25. Het besluit wordt dus vernietigd. Verweerder dient opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van eiser. Zoals besproken en afgesproken ter zitting zal verweerder zodra hij inschat dat het niet mogelijk is de feitelijke overdracht te realiseren op uiterlijk 19 april 2023, in plaats van de overdrachtstermijn te laten “vollopen”, gemachtigde van eiser per ommegaande in kennis stellen dat de asielaanvraag in de nationale procedure wordt behandeld zodat eiser niet onnodig lang in onzekerheid verkeert. De rechtbank zal geen termijn stellen voor het nemen van een nieuw besluit en geeft verweerder mee eiser spoedig na deze uitspraak kort te horen over zijn asielrelaas. Eiser is afkomstig uit Jemen en uit het landgebonden beleid blijkt dat Jemen wordt aangemerkt als 15c-gebied, zodat eiser reeds hierom in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming. De rechtbank wijst in dit verband op artikel 14, tweede lid onder a, van de Procedurerichtlijn, waarin is bepaald dat kan worden afgezien van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van het verzoek indien de beslissingsautoriteit met betrekking tot de vluchtelingenstatus een positieve beslissing kan nemen op basis van het beschikbare bewijs. De rechtbank overweegt dat deze bevoegdheid analoog kan worden aangenomen indien aanstonds duidelijk is dat iemand in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming. De rechtbank neemt hierbij aan dat eiser geen bezwaar heeft tegen spoedige vergunningverlening zonder eerst uitgebreid te worden gehoord. Eiser heeft een authentieke geboorteakte overgelegd en is in afwachting van de verkrijging van een paspoort op grond van deze geboorteakte. De rechtbank gaat er van uit dat verweerder zijn inhoudelijke behandeling en beoordeling van de asielaanvraag van eiser niet zal aanhouden in afwachting van de verkrijging van een paspoort. Dat is immers niet nodig omdat verweerder in deze procedure de verklaringen over de nationaliteit en herkomst niet ongeloofwaardig heeft geacht en daar bovendien, gelet op de concrete feiten en omstandigheden, bij de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van eiser niet meer op kan terugkomen.
26. Het beroep is gegrond zodat aanleiding voor een proceskostenveroordeling bestaat. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.B.J. Schreijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 11 april 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.