ECLI:NL:RBMNE:2023:1178

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
16-013205-21 en 16-001807-22 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie, drugshandel en bijstandsfraude

Op 17 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor haar rol in deze organisatie, waarin zij een aansturende functie vervulde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte van februari 2020 tot januari 2021 samen met anderen handelde in harddrugs en dat zij ook verantwoordelijk was voor het aansturen van dealers. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor het witwassen van een groot geldbedrag en luxegoederen, die afkomstig waren uit de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat deze goederen uit misdrijf afkomstig waren. Tevens werd de verdachte schuldig bevonden aan bijstandsfraude, omdat zij opzettelijk relevante informatie had achtergehouden bij de aanvraag van haar bijstandsuitkering. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie. De rechtbank verklaarde ook dat het aangetroffen contante geldbedrag van € 134.806,84 verbeurd werd verklaard, evenals de luxegoederen die in haar woning waren aangetroffen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-013205-21 en 16-001807-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 mei 2021, 11 augustus 2021, 25 oktober 2021, 9 februari 2022 en 18 januari 2023. De zaak is inhoudelijk behandeld op 18 januari 2023. De zaak met parketnummer 16-001807-22 is ter terechtzitting van 18 januari 2023 met instemming van partijen gevoegd bij de zaak met parketnummer 16-013205-21. Met instemming van de raadsman en de officier van justitie is het onderzoek ter terechtzitting (enkelvoudig) gesloten op 17 maart 2023 en is aansluitend uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam (in de zaak met parketnummer 16-013205-21) en mr. S. van der Eijk, advocaat te Den Haag, (in de zaak met parketnummer 16-001807-22) naar voren hebben gebracht.
In deze zaak is sprake van vijf medeverdachten: [medeverdachte 1] (broer van verdachte), [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Deze medeverdachten worden in het vonnis in het algemeen door de rechtbank met hun achternaam aangeduid.

2.TENLASTELEGGING

16-013205-21 (hierna: ‘de drugszaak’)
De tenlastelegging is op de zitting van 11 augustus 2021 nader omschreven en op de zittingen van 25 oktober 2021 en 18 januari 2023 nader gewijzigd. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 15 februari 2021 in Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden en/of Delft, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het handelen in harddrugs.
Feit 2
in de periode van 1 maart 2018 tot en met 15 februari 2021 in Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden en/of Delft, samen met een of meer anderen, opzettelijk heeft gehandeld in cocaïne.
Feit 3
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 februari 2021 in Delft een geldbedrag van € 134.806,84, en luxegoederen zoals schoenen, handtassen, armband, horloges en zonnebrillen heeft witgewassen.
Feit 4
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 februari 2021 in Delft een geldbedrag ter hoogte van € 198.321,12 heeft witgewassen.
16-001807-22 (hierna: ‘de bijstandsfraudezaak’)
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 november 2016 tot en met 14 februari 2021 in Delft, opzettelijk heeft nagelaten tijdig gegevens te verstrekken die van belang waren voor de vaststelling van haar recht op een bijstandsuitkering.
Feit 2
op 11 november 2016 in Delft, een aanvraagformulier voor een bijstandsuitkering valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.

3.VOORVRAGEN

Nietigheid van de dagvaarding en ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
3.1
Het standpunt van de verdediging
Mr. Weski heeft bepleit dat de dagvaarding met betrekking tot feit 3 in de drugszaak, nietig dient te worden verklaard omdat de tekst daarvan onvoldoende feitelijk is omschreven. Gedurende het opsporingsonderzoek zijn inderdaad diverse schoenen, tassen, horloges, zonnebrillen en andere artikelen in beslag genomen, echter niet is duidelijk welke goederen worden bedoeld in de tenlastelegging. Ook is onduidelijk wat moet worden verstaan onder ‘luxeartikelen’.
Mr. Van der Eijk heeft de rechtbank verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte in de bijstandsfraudezaak. Kort samengevat komt zijn betoog erop neer dat in dit geval sprake is van een benadelingsbedrag van onder de € 50.000,-, waardoor strafrechtelijke vervolging in strijd is met de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude (hierna: de Aanwijzing). Het gaat namelijk om het bedrag zoals dat door de jaren heen daadwerkelijk aan verdachte is uitgekeerd. Voor dat bedrag is de sociale dienst van de gemeente [gemeente] immers benadeeld. De officier van justitie heeft dan ook ten onrechte aan de hand van het bruto benadelingsbedrag geconcludeerd dat strafrechtelijke vervolging niet in strijd is met de Aanwijzing.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging onder feit 3 in de drugszaak voldoende feitelijk is omschreven en dat de dagvaarding op dit punt geldig is. De officier van justitie heeft daarnaast aangevoerd dat het Openbaar Ministerie in zijn visie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte in de bijstandsfraudezaak.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Nietigheid dagvaarding
Na de doorzoeking van de woning van verdachte, waarbij de goederen die zouden zijn witgewassen zijn aangetroffen, is een beslaglijst opgesteld. Op grond van de inhoud van deze beslaglijst in samenhang bezien met de verdere inhoud van het dossier en de tekst van de tenlastelegging, moet het voor verdachte voldoende duidelijk zijn geweest wat haar onder feit 3 wordt verweten, en welke goederen zij volgens het Openbaar Ministerie (naast het contante geldbedrag) heeft witgewassen. De tekst van de tenlastelegging van feit 3 van de drugszaak is dan ook voldoende feitelijk omschreven en de dagvaarding is dus geldig.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte in de bijstandsfraudezaak. Op grond van de Aanwijzing worden zaken waarin een nadeel is ontstaan dat groter of gelijk is aan € 50.000, in beginsel strafrechtelijk afgedaan. Onder ‘nadeel’ dient volgens de Aanwijzing te worden verstaan: “Het brutobedrag dat ten onrechte ten laste van de uitvoerende instantie(s) is gekomen.” In dit geval volgt uit het dossier, waaronder een beslissing van de gemeente [gemeente] op een bezwaarschrift dat het brutobedrag dat in de ten laste gelegde pleegperiode ten laste van de uitvoerende instantie is gekomen € 65.651,14 bedraagt. Uit het door de verdediging aangehaalde arrest HR 27 september 2022 volgt niet dat onder ‘nadeel’ in de zin van de Aanwijzing moet worden verstaan het door verdachte teveel ontvangen bedrag. Het Openbaar Ministerie is daarom ontvankelijk in de vervolging van verdachte in de bijstandsfraudezaak.
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Bij zijn standpunt dat verdachte zich sinds maart 2018 heeft schuldig gemaakt aan het (in vereniging) handelen in harddrugs heeft hij zich gebaseerd op verklaringen van afnemers.
Ten aanzien van de bijstandsfraudezaak heeft de officier van justitie aangevoerd dat de stukken uit de drugszaak mede mogen worden gebruikt in de bijstandsfraudezaak, nu de zaken op zitting zijn gevoegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De drugszaak
Mr. Weski heeft vrijspraak bepleit van een groot deel van de pleegperiode zoals die onder feit 2 is ten laste gelegd. Verdachte bekent te hebben ingesprongen voor haar broer ( medeverdachte [medeverdachte 1] ) toen hij voor een periode in Brazilië was. Volgens verdachte betreft de periode waarin zij betrokken is geweest bij de drugshandel 9 oktober 2020 tot en met 14 januari 2021. In ieder geval blijkt uit het dossier dat verdachte na 15 januari 2021 – het moment waarop medeverdachte [medeverdachte 1] terugkeerde - niet meer voor hem heeft waargenomen en niet meer betrokken kan zijn bij het ten laste gelegde. Deze verklaring van verdachte kan niet op voorhand als onaannemelijk worden beschouwd. Uit de tapgesprekken en verklaringen van afnemers kan immers niet meer worden afgeleid dan dat verdachte vanaf de zijlijn hand- en spandiensten verleende ten behoeve van de drugshandel. Bij veel van de belastende gesprekken die door de politie aan verdachte worden toegeschreven staat niet vast dat de politie daadwerkelijk de stem van verdachte heeft gehoord. Bewijs hiervoor ontbreekt veelal. Ook de verklaringen van de afnemers bieden geen steun aan de verdenking dat verdachte langdurig en intensief betrokken is geweest bij de drugshandel.
Ten aanzien van de verdenking van deelname aan een criminele organisatie heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Er kan weliswaar worden gesproken van personen, die in ieder geval in wisselende samenwerking, zo nu en dan periodiek, handelden in drugs, maar van een bestendige groep met een duidelijke taakverdeling en goede organisatie, kan niet worden gesproken. Uit dit dossier blijkt dat verdachte bijna geen contact had met de medeverdachten. Het medeplegen zou slechts ‘opgeplust’ kunnen worden naar een strafbare criminele organisatie, als uit het dossier inderdaad zou blijken dat alle leden een specifieke taak hadden, dat men goed op elkaar ingespeeld was, dat het een goed geoliede machine was of dat bijvoorbeeld ook de opbrengsten volgens een verdeelsleutel werden genoten. Van dit alles is geen sprake en daarom kan slechts worden gesproken van medeplegen en niet van deelname aan een criminele organisatie.
Ten aanzien van de witwas-verdenkingen is aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het geldbedrag in haar woning, en dat dit moet zijn achtergelaten door medeverdachte [medeverdachte 1] en/of zijn vriendin [A] die ook over haar huissleutel beschikten. De aangetroffen ‘luxegoederen’ betreffen cadeautjes van aanbidders.
De bijstandsfraudezaak
Mr. Van der Eijk heeft vrijspraak verzocht van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij over feit 1 primair aangevoerd dat aan de hand van (alleen) de stukken in het bijstandsfraudedossier, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente [gemeente] . Ook kan niet worden bewezen dat zij opzettelijk niet heeft medegedeeld of kenbaar gemaakt aan de gemeente dat zij met de handel in verdovende middelen inkomsten heeft genoten en/of dat zij de beschikking heeft gehad over grote (contante) geldbedragen. Deze feiten en omstandigheden komen niet uit het dossier in deze zaak naar voren, althans de informatie die zich daarover in het dossier bevindt is veel te summier. Het feit dat de drugszaak en de bijstandsfraudezaak op zitting zijn gevoegd, maakt volgens de raadsman niet dat de stukken in het dossier van de drugszaak nu ook mogen worden gebruikt als bewijsmiddel(en) in de bijstandsfraudezaak. Verdachte is bovendien niet of onvoldoende duidelijk kenbaar gemaakt dat zij, zoals zij zelf heeft verklaard, het ontvangen van giften van derden in de vorm van luxegoederen zou moeten melden aan de uitkeringsinstantie. Ook valt niet in te zien op welke wijze verdachte met het (zonder toestemming) reizen naar het buitenland de gemeente [gemeente] heeft benadeeld.
Voor feit 2 is ook vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent dat zij het formulier van 11 november 2016 in strijd met de waarheid heeft ingevuld. Het formulier bevat weliswaar haar handtekening, maar zoals verdachte zelf heeft verklaard heeft zij hulp gehad bij het invullen van het formulier omdat zij in een depressie zat. Verdachte heeft erop vertrouwd dat alles met haar was doorgenomen en dat het uiteindelijk ingevulde en opgestuurde formulier waarheidsgetrouw was. Zij had geen reden om daaraan te twijfelen. Opzet op de uitkeringsfraude kan daarom niet worden bewezen. Verder valt niet in te zien waarom het openlaten van de vakjes ‘contant geld’ en ‘andere waardevolle bezittingen’ in strijd met de waarheid is. De doorzoeking waarbij het contante geld en de waardevolle bezittingen zijn aangetroffen vond plaats vele jaren na het invullen van het formulier van 11 november 2016 (namelijk op 15 februari 2021).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De drugszaak
Partiële vrijspraak pleegperiode feiten 1 en 2
Op grond van de inhoud van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte in de periode voorafgaand aan 20 februari 2020 heeft gehandeld in (hard)drugs, of dat zij aan dergelijke handel een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De WhatsApp-gesprekken tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van eind 2019 vormen een contra-indicatie voor de verdenking dat verdachte rond die periode een bijdrage leverde (als waarneemster van medeverdachte [medeverdachte 1] ) aan de drugshandel. Uit die gesprekken volgt dat [medeverdachte 2] in die periode waarneemt voor [medeverdachte 1] . Uit het dossier kan bovendien niet worden afgeleid dat verdachte altijd wanneer medeverdachte [medeverdachte 1] in het buitenland verbleef zijn rol in de drugshandel voor hem waarnam. Verdachte zal daarom partieel worden vrijgesproken van het handelen in harddrugs en deelname aan een criminele organisatie in de periode 1 maart 2018 tot 20 februari 2020. Er is naar het oordeel van de rechtbank wel voldoende bewijs dat verdachte vanaf 20 februari 2020 samen met een of meer medeverdachten is gaan handelen in harddrugs en ook een rol als waarnemer van medeverdachte [medeverdachte 1] op zich is gaan nemen en daarbij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Bewijsmiddelen feiten 1, 2, 3 en 4 [1]
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld in de voetnoten, gaat de rechtbank uit van de hieronder weergegeven feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 januari 2023 onder meer het volgende verklaard: “Ik ben in de periode van begin oktober 2020 tot en met half januari 2021 betrokken geweest bij de handel in cocaïne. Ik verbleef in die periode regelmatig in de woning van mijn broer [medeverdachte 1] in [woonplaats] . Daar nam ik de telefoon op om bestellingen van drugs te ontvangen. Ik leverde zelf ook drugs af, soms samen met [medeverdachte 5] . Als ik in de woning was, nam ik de telefoon op en was [medeverdachte 5] aan het bezorgen. Ik zei dan tegen hem dat hij ergens heen moest om drugs te brengen. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] kwamen weleens in de woning van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 5] wist kennelijk waar de drugsvoorraad in de woning lag, en leverde die drugs vervolgens af aan afnemers. Ik heb zelf ook drugs verspreid vanuit de woning.”
Verklaringen afnemers
Getuige [getuige 1] , woonachtig in [woonplaats] , heeft medio maart 2021 tegenover de politie verklaard dat hij sinds vier jaar cocaïne kocht van [medeverdachte 1] . De overdacht vond bij [getuige 1] thuis plaats en hij betaalde zowel contant als per tikkie. Zowel [medeverdachte 1] zelf als de zus van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] kwamen de cocaïne bezorgen. Laatstgenoemden deden dit wanneer [medeverdachte 1] in Brazilië verbleef. [2] [getuige 1] gaf anderhalf jaar eerder zijn pinpas als onderpand aan [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] behoorde tot dezelfde groep als [medeverdachte 1] . [getuige 1] heeft [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] als de vier genoemde personen herkend aan de hand van een foto. [3]
Getuige [getuige 2] , woonachtig in [woonplaats] , heeft begin maart 2021 tegenover de politie verklaard dat hij [medeverdachte 1] vier jaar eerder leerde kennen als zijn dealer, en dat hij sindsdien drugs bij hem koopt. De drugsdeals vonden plaats bij parkeergelegenheden en bij [medeverdachte 1] thuis in [woonplaats] en hij betaalde cash of per tikkie. [4] Naast [medeverdachte 1] kwamen ongeveer vijf anderen de drugs brengen, waaronder [G] en een uit de kluiten gewassen Ethiopiër, die hij herkende op foto’s als zijnde [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Bij het tonen van een foto van [medeverdachte 5] , verklaarde [getuige 2] dat hij leek op een van de drugsbezorgers. [5] [getuige 2] verklaarde ook dat de bezorgers soms samen reden. [6]
Getuigen [getuige 3] en [getuige 4] , woonachtig in [woonplaats] , hebben op 1 maart 2021 tegenover de politie verklaard sinds een jaar of drie, vier samen cocaïne te kopen bij [medeverdachte 1] . [getuige 3] verklaarde dat hij vanaf april 2020 drie á vier keer per week cocaïne kocht, en daarvoor één keer per week. De deals vonden plaats bij hen thuis, bij de woning van [medeverdachte 1] in [woonplaats] of bij de woning van [medeverdachte 3] in [woonplaats] . Het nummer dat zij belden om de drugs te bestellen was steeds anders. Zij kregen dan een sms met een nieuw nummer. Naast [medeverdachte 1] kwamen [verdachte] en [medeverdachte 3] drugs brengen. [verdachte] zat volgens de getuigen in het huis van [medeverdachte 1] wanneer hij in Brazilië verbleef. Zij dealde toen samen met [medeverdachte 3] . De getuigen verklaarden wel eens te hebben geklaagd bij [medeverdachte 1] over de kwaliteit en hoeveelheid van de drugs, maar omdat hij dan in Brazilië zat, zei hij steeds dat ze het met [verdachte] en [medeverdachte 3] moesten regelen. [medeverdachte 1] was volgens de getuigen de leider van de groep. [getuige 3] en [getuige 4] hebben verdachte, [medeverdachte 1] en N. [medeverdachte 3] herkend aan de hand van foto’s. [7]
Getuige [getuige 5] heeft begin maart 2021 tegenover de politie verklaard dat hij sinds 2019 drugs kocht bij ‘ [medeverdachte 1] ’, die hij aan de hand van een foto herkende als medeverdachte [medeverdachte 1] . [8] [medeverdachte 1] kwam de drugs meestal zelf brengen, af en toe deed zijn zus dat ook. [getuige 5] heeft verdachte herkend aan de hand van een foto. De drugsdeals vonden vaak plaats in [woonplaats] . Meestal betaalde hij cash, maar soms werd er ook een tikkie gestuurd. [9] Bij een verhoor door de rechter-commissaris heeft [getuige 5] verklaard dat hij ‘de vrouw’ (de rechtbank begrijpt: verdachte) voor het eerst zag in of omstreeks de periode tussen eind december 2019 en begin 2020. Hij had verdachte in ieder geval al gezien voor maart 2020. [10]
Verblijf medeverdachte [medeverdachte 1] in buitenland
Uit door de politie opgevraagde vluchtgegevens is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode 20 februari 2020 tot en met 5 mei 2020 en in de periode 5 oktober 2020 tot en met 14 januari 2021 in Brazilië heeft verbleven. [11]
Telefonieonderzoek
Uit onderzoek naar een onder verdachte in beslag genomen telefoon is onder meer het volgende gebleken. In de contactenlijst staan diverse telefoonnummers van afnemers en/of medeverdachten. Deze telefoonnummers zijn sinds 20 februari 2020 opgeslagen. Op die dag worden de volgende contacten opgeslagen:
  • [B] [telefoonnummer] ;
  • [medeverdachte 4] [telefoonnummer] ( [medeverdachte 4] );
  • [medeverdachte 3] [telefoonnummer] (nummer onbekend, [medeverdachte 3] is bijnaam [medeverdachte 3] );
- [C] [telefoonnummer] (telefoonnummer is bekend als afnemer).
Op 27 februari 2020 wordt het contact [D] gemaakt, telefoonnummer [telefoonnummer] , dit betreft [D] , die in het onderzoek naar voren komt als drugsafnemer. Op 28 februari volgt [E] [telefoonnummer] . Op 27 april 2020 volgt contact [medeverdachte 5] met telefoonnummer [telefoonnummer] (de rechtbank begrijpt: het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 5] ). Van de hiervoor als vermoedelijke afnemer omschreven telefoonnummers/personen is tijdens het onderzoek gebleken dat zij telefonisch contact hadden met de op dat moment actieve deallijnen. [13]
Uit onderzoek naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 5] is onder meer het volgende gebleken. Vanaf 1 mei 2020 tot 6 november 2020 staan er diverse sms-berichten van en naar [verdachte] . Op 1 mei stuurt [verdachte] het adres [adres] in [woonplaats] . Dit betreft een adres van een bekende afnemer. Verder zegt [medeverdachte 5] dat ze (de rechtbank begrijpt: verdachte) heerlijke "broodjes" heeft en worden er afspraken gemaakt over wanneer [medeverdachte 5] haar komt helpen. Ook zegt [medeverdachte 5] dat de "papieren" nu gemaakt worden en wordt er gesproken over dat [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ) aan het rijden is. [14]
Financieel onderzoek
Uit financieel onderzoek is gebleken dat op een bankrekening van verdachte de volgende transacties hebben plaatsgevonden. Tussen 20 mei 2015 t/m 26 november 2020 is in totaal € 20.315,37 ontvangen van derden. Hiervan werd een bedrag van € 8.324,99 ontvangen via "tikkies" tussen 4 september 2018 en 25 november 2020. De overige € 11.990,38 was ontvangen via gewone overboekingen. Tussen 7 januari 2015 en 27 april 2020 zijn er contante stortingen gedaan ter waarde van € 9.900,-. [15] Het grootste deel van de overboekingen bestond uit bedragen die bij de politie ambtshalve bekend zijn als bedragen van betalingen van straathandel-hoeveelheden verdovende middelen, maar ook bleek dat er grotere bedragen zijn ontvangen. Daarnaast is gebleken dat er enkele duizenden euro's contant zijn gestort waarvan de herkomst onbekend is. Verder hebben er contante opnames plaatsgevonden van enkele tienduizenden euro's. Een groot deel van de transacties op deze bankrekening hebben plaatsgevonden in de periode vanaf oktober 2019 tot en met november 2020. [16]
Tapgesprekken/ dealernummers
Gedurende het onderzoek zijn vanaf 13 oktober 2020 meerdere telefoonnummers getapt. De (nieuwe) dealnummers werden bekend door printertaps op gebruikers, via de tap op de (oude) dealnummers of via een SMS bericht. [17]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] werd alleen gebruikt voor zakelijke gesprekken die betrekking hadden op het maken van afspraken of ontmoetingen over de verkoop van verdovende middelen. Er waren meerdere gebruikers van de dealerlijn. [18] Verdachte [19] , medeverdachte [medeverdachte 3] [20] en medeverdachte [medeverdachte 2] [21] zijn middels stemherkenning herkend als gebruikers van deze dealerlijn.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] werd alleen gebruikt voor zakelijke gesprekken die betrekking hadden op het maken van afspraken of ontmoetingen over de verkoop van verdovende middelen. Er waren meerdere gebruikers van de dealerlijn. [22] Medeverdachte [medeverdachte 3] [23] en [medeverdachte 2] [24] zijn middels stemherkenning herkend als gebruikers van deze dealerlijn.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] werd alleen gebruikt voor zakelijke gesprekken die betrekking hadden op het maken van afspraken of ontmoetingen over de verkoop van verdovende middelen. Er waren meerdere gebruikers van de dealerlijn. [25] De volgende namen worden door gebruikers van de dealerlijn gebruikt: [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 3] . [26]
Uit analyse van de tap op dit telefoonnummer is onder meer het volgende gebleken:
07-11-2020
[telefoonnummer] belt uit met [telefoonnummer]
: Ik sta bij dinges voor het huis eigenlijk, omdat er niet opgenomen werd. In Leerdam zeg maar.
[verdachte] : Niet opgenomen? Dit is onze nieuwe nummer schat.
[telefoonnummer] : Gister nam er niemand op
[verdachte] : Er wordt ook niet opgenomen op die andere nummer. Dit is het nieuwe nummer
[telefoonnummer] : Die had ik niet gehad
[verdachte] : Normaal doen we om de 2 weken een ander nummer hadden we iedereen smsje verzonden. [27]
Op 27 oktober 2020 werd door het nummer [telefoonnummer] de volgende SMS verzonden:
Dit is mijn nieuwe nr gr [medeverdachte 1]. [28]
Bovengenoemd telefoonnummer werd alleen gebruikt voor zakelijke gesprekken die betrekking hadden op het maken van afspraken of ontmoetingen voor de verkoop van verdovende middelen. Er waren meerdere gebruikers van de dealerlijn. [29]
Op 17 november 2020 werd door het nummer [telefoonnummer] de volgende SMS verzonden:
Hey dit is me nieuwe nummer gr [medeverdachte 1]. [30]
Bovengenoemd telefoonnummer werd alleen gebruikt voor zakelijke gesprekken die betrekking hadden op het maken van afspraken of ontmoetingen voor de verkoop van verdovende middelen. Er waren meerdere gebruikers van de dealerlijn, waaronder [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). [31]
Op 29 december 2020 werd door het nummer [telefoonnummer] de volgende SMS verzonden:
Hey dit is me nieuwe nummer gr [medeverdachte 1]. [32]
Bovengenoemd telefoonnummer werd alleen gebruikt voor zakelijke gesprekken die betrekking hadden op het maken van afspraken of ontmoetingen voor de verkoop van verdovende middelen. Er waren meerdere gebruikers van de dealerlijn. Na 15 januari 2021 was [medeverdachte 1] de gebruiker van het nummer. [33]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) was in gebruik bij verdachte. [34] Uit analyse van de tap op dit telefoonnummer is onder meer het volgende gebleken:
06-11-2020
[verdachte] belt uit met [medeverdachte 5] [telefoonnummer]
[verdachte] : Kun jij naar Asperen gaan, Kerk?
[medeverdachte 5] : oke is goed. [35]
(...)
[medeverdachte 5] zegt dat hij geen hele meer heeft. Maar nog wel heel wat 25ers. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 5] vervolgens naar Spijk moet gaan, beneden bij de dijk. [36]
07-11-2020 [37]
[verdachte] belt uit met [medeverdachte 5] [telefoonnummer]
[medeverdachte 5] : Dan rij ik ook even door naar jou toe want ik moet even aanvullen
[verdachte] : Ow jaja, zoiezo maar we hebben nu geen bellers. Hij wilde een tikkie zei die moedertje. [38]
[verdachte] : Ze staan te wachten, je bent wel echt traag vandaag. Ik krijg boze mensen. [39]
[verdachte] : Kleintjes heb je nog alleen? Dan moet je vragen of [medeverdachte 3] je.
[medeverdachte 5] : Heb je hem
Verba: [medeverdachte 3] neemt de telefoon van [medeverdachte 5] over.
[verdachte] : Hey broer geef hem wat die nodig heeft maar niet teveel he, voor de klanten. Wat heeft die nou nog zei die? 4 kleintjes?
[medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 5] : Wat heb je nog maat
[medeverdachte 5] op achtergrond: 4 plaatjes nog
[medeverdachte 3] : Geef hem ehh, kom ik weet al wat ik ga geven.
[verdachte] : Wat ga je geven?
[medeverdachte 3] : vier 25 en 2 grote
[verdachte] : Ja ja is goed. En schrijf alles op wat je hem geeft he.
[medeverdachte 3] : Ja ja doe ik [40]
08-11-2020
[verdachte] belt uit met [telefoonnummer]
[verdachte] : heel veel klanten willen dat ik kom. Wajoo. [medeverdachte 1] gaat problemen als die terug is. Ze zijn mij gewend nu. [41]
13-11-2020
[verdachte] belt uit met [medeverdachte 5] [telefoonnummer]
[verdachte] : maar ntv zei toch tegen jou dat ik die ntv [medeverdachte 4] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 4] )
zou laten werken omdat hij zat te zeuren bij [medeverdachte 1] , dat hij geen weekenden draaide toch?
[medeverdachte 5] : Maandag was eeh [medeverdachte 4] effe een keer mee gegaan, maar ik dacht eerder de hele week met hem mee was gegaan. Hij zegt ja, het is bijna nooit genoeg. Zoveel honderden euros komen binnen en het is nog niet genoeg bij hem.
[verdachte] : Maar ja als hij gaat zeuren bij [medeverdachte 1] , dat ie zogenaamd alleen maar door de weeks krijgt, dan krijgt ie toch lekker nu weekend erbij .. zoek ie maar lekker uit.
[verdachte] : Om te vouwen, hij gaat niet zomaar zo aan die dingen zitten waar ik niet bij ben. Ik ben toch degene die altijd voor de hele week voor hem maakt. [42]
[verdachte] : Ja maar weet je wat het is [medeverdachte 5] . Hij werkt al heel het jaar [medeverdachte 3](de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] )
dus ik begrijp hem niet. Ik laat hem 4 dagen werken. Ik pak alleen donderdag, vrijdag en zaterdag pak ik. [43]
28-11-2020
[verdachte] belt uit met [medeverdachte 5] [telefoonnummer]
[verdachte] Heeft [F] Utrecht nu. [verdachte] wilde kijken of [medeverdachte 3] die wilde doen
[telefoonnummer] [medeverdachte 5] Ik wil het ook wel doen,
[telefoonnummer] [verdachte] Hij moet 3 heles hebben. Ik kom nu naar huis en dan moet jij fftjes [F] doen. dan hou ik hier de boel. [44]
13-12-2020
[verdachte] belt uit met nnv 5027
[verdachte] : Ewa 2 maanden, 3 maanden verder, mijn broer gaat naar Brazilië. Mijn broer zegt jij moet mijn zakenwaarnemer worden. Ik ga weg, jij bent in die tijd in mijn flat tot ik terug ben. Hij voelde zich geen man meer bij me omdat ik zeg maar mijn broer de werk heb overgenomen. [45]
18-12-2020
[verdachte] belt uit met [medeverdachte 4] [telefoonnummer]
[verdachte] : Ja lekker voor je. Kan je alsjeblieft jack ook gelijk pakken bij de Karwei?
[medeverdachte 4] : Ja is goed. [46]
23-12-2020
[verdachte] wordt gebeld door [telefoonnummer]
: Kijk, ik wil, ik wil NTV halen weet je wel.
[telefoonnummer] : Ja he, maar [G] (fon) kwam. Hij is niet chill man, hij doet dom tegen mij.
[verdachte] : Oke ik ga effen bellen.
[telefoonnummer] : Nee nee nee dat moet je niet zeggen, nee niet zeggen.
[verdachte] : Ja tuurlijk wel, ik ben de baas he.
[verdachte] : NTV. Maar je bent niet de eerste die klaagt. Hij gaat ... Waar ben je? Hij moet naar LRC komen toch?
[telefoonnummer] : Nee maar hij is altijd chagrijnig daarom weet je. Ik heb dan geen zin meer om hem te bellen joh want dan denk ik bij me eigen fack hem dan.
[verdachte] : Ben 'r alleen op donderdag vrijdag zaterdag. Hij is de rest van de dagen. [47]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) was in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 5] . [48] Het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) was in gebruik bij verdachte. [49] Het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) was in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 3] . [50] Het telefoonnummer + [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) stond op naam van en was in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 4] . [51]
Uit analyse van de tap op het telefoonnummer [telefoonnummer] is onder meer het volgende gebleken:
28-10-2020
[medeverdachte 5] belt uit met [medeverdachte 3] [telefoonnummer] .
[medeverdachte 5] zegt bij de garage bij Glasstad Leerdam te zijn. [telefoonnummer] stelt voor om [medeverdachte 5] op te halen zodat [medeverdachte 5] even kan rijden. [medeverdachte 5] zegt wel even wachten. [telefoonnummer] zegt dat hij dan telefoontjes kan doen. [52]
29-10-2020
[medeverdachte 5] wordt gebeld door NNV [telefoonnummer]
[medeverdachte 5] : Kom jij eventueel nog, ja ik heb maar voor 20, maar kom jij eventueel nog in de buurt van Culemborg denk je?
[telefoonnummer] : Nee schat nu eventjes niet want de inkoop moet zo worden gedaan. [53] Ik heb helemaal
geen tijd om nu naar Culemborg te rijden.
[telefoonnummer] : Het is en al druk voor mezelf en de inkoop komt dus dan moet je wel even wachten.
[medeverdachte 5] : Nee is goed. Ah de nieuw nieuw, oke.
[telefoonnummer] : Maar lieve schat, Culemborg komen we zoiezo niet voor 20 dat weet je he.
[telefoonnummer] : Kom je morgen helpen of niet?
[medeverdachte 5] : Ja maar dat word na 8 uur.
[telefoonnummer] : Ja want je weet dit weekend wordt gekkenhuis he.
[medeverdachte 5] : Ja zaterdag zoiezo hoor, dat wel, die staat al in de planning voor je
[telefoonnummer] : Omdat iedereen zijn papieren heeft deze week.
[medeverdachte 5] : Ja zeker, iedereen heb gebeurd he. [54]
31-10-2020
[medeverdachte 5] belt uit met [medeverdachte 3] [telefoonnummer]
[medeverdachte 5] : Kom naar buiten er staan mensen te wachten. [verdachte] zei ook al dat je de klanten anders door moet geven aan haar.
[medeverdachte 3] : Ik kom eraan. [55]
6-11-2020
[medeverdachte 5] belt uit met [verdachte] [telefoonnummer] .
[medeverdachte 5] : Hey die van 56 heeft die een tikkie betaald of?
[verdachte] : Ja twee keer 20 ja.
[verdachte] : En [H] heeft me gebeld maar ik zei dat jij bij een andere deur stond dat je de weg
kwijt was.
[verdachte] : En moedertje en dan doe ik wel de ABN A en B. Als jij [H] doet en Hema dan doe ik die andere. Ik zeg je eerlijk, begin weer die spitsuur. Die Leerdammers houden niet op.
Hallo? Ben je er nog?
[medeverdachte 5] : Ja muts, ik was het net in de brievenbus aan het gooien. Moest ik even stil zijn. [56]
8-11-2020
[medeverdachte 5] belt uit met [verdachte] [telefoonnummer]
[medeverdachte 5] : Even een tikkie van 50
[verdachte] : Even kijken, welk nummer?
[medeverdachte 5] : Eindigt op 61
[verdachte] : Wacht even, blijf aan de lijn. Heeft hij daar gister mee getikt?
[medeverdachte 5] : Ja
[verdachte] : Zeg tegen hem na 3 uur rijden wij niet. [57]
14-11-2020
[medeverdachte 5] belt uit met [verdachte] [telefoonnummer]
[medeverdachte 5] : Ik rijd al bij die stoplichten. Laat hem maar naar voren komen, [I] .
[verdachte] : [I] , oke is goed. En [D] heb je ook al gehad toch?
[medeverdachte 5] : Nee daar ga ik daarna naartoe. [58]
20-11-2020
[medeverdachte 5] belt uit met [verdachte] [telefoonnummer]
[medeverdachte 5] : Ik kom even richting huis want heb even een aanvullende verzekering nodig, ik heb effen te weinig, even aanvullen.
[verdachte] : Heb je helemaal niks meer dan?
[medeverdachte 5] : Jewel jewel, zo'n grote en 2 kleine en een vijfen. [59]
Uit analyse van de tap op het telefoonnummer [telefoonnummer] is onder meer het volgende gebleken:
31-10-2020
[medeverdachte 3] wordt gebeld door [telefoonnummer]
[medeverdachte 3] geeft aan dat hij papiertjes aan het maken is. [telefoonnummer] vraagt of hij bij [verdachte] is. [medeverdachte 3] zegt "ja". [medeverdachte 3] : Ik ben nou geen auto aan het rijden he. Dat doet zij. Gister was zij dat aan het maken en vandaag ben ik aan het maken en is zij aan het rijden. [60]
07-11-2020
[medeverdachte 3] wordt gebeld door [telefoonnummer]
[medeverdachte 3] : Ik stuur [medeverdachte 5] naar jou. [medeverdachte 5] , [medeverdachte 5] stuur ik naar jou. Kom maar bij de Plus. Hij is daar nu met 1 minuut. Hoeveel heb je nodig, 20?
[telefoonnummer] : Ik wil 20. Morgen 11 uur doen we weer alles afrekenen oke?
[medeverdachte 3] : Ik ben er niet bij hem moet je direct afrekenen. [61]
7-11-2020
[medeverdachte 3] belt uit met [medeverdachte 5]
[medeverdachte 3] : [medeverdachte 5] , kun jij alsjeblieft die Lange Turk bij [K] (FON) doen?
[medeverdachte 5] : Is goed maar ik doe eerst [J] (FON). [62]
14-11-2020
[medeverdachte 3] wordt gebeld door [telefoonnummer]
: Ik ga naar de stad toe hoelaat zie ik je daar?
[medeverdachte 3] : Ik heb vandaag geen dienst je moet ff die andere bellen.
[medeverdachte 3] wordt gebeld door [telefoonnummer]
vraagt of het goed is dat hij naar de 5e verdieping komt. [medeverdachte 3] zegt dat hij naar hem moet komen, bij [medeverdachte 1] . [63]
18-12-2020
[medeverdachte 3] belt uit met [medeverdachte 4] [telefoonnummer]
: Kom ff kwartiertje vouwen maat dan kan je weer gaan: Jaa ik kom er zo aan. [64]
22-12-2020
[medeverdachte 3] belt uit met NNV [telefoonnummer]
vraagt met wie ze spreekt. [medeverdachte 3] zegt: met [medeverdachte 1] . [telefoonnummer] zegt dat ze niet met [medeverdachte 1] spreekt. [medeverdachte 3] zegt: Ja ik weet, ik werk met hem. [telefoonnummer] moet [medeverdachte 1] hebben. [medeverdachte 3] zegt dat hij er niet is en over twee weken terug is. [65]
31-12-2020
[medeverdachte 3] belt uit met NNM [telefoonnummer]
[medeverdachte 3] noemt zichzelf [medeverdachte 3] . [66]
[medeverdachte 3] belt uit met [verdachte] [telefoonnummer]
[medeverdachte 3] : Kan jij snel langs huis komen bij jou? Want ik heb niks meer.
[verdachte] : Zo snel?
[medeverdachte 3] : Ja, maar ze hadden allemaal 200, 100, 300, wolla, chaos joh.
[verdachte] : Oke, weet je waarom? Bij mij is het rustig. Misschien bellen ze nu bij jou op je
telefoon he. [67]
Uit analyse van de tap op het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) is onder meer het volgende gebleken:
11-12-2020
[medeverdachte 4] belt uit met [telefoonnummer]
: Hallo
[medeverdachte 4] : Yo met [medeverdachte 4] van dinge, van [medeverdachte 1] , waar ben jij. [68]
20-12-2020
[medeverdachte 4] wordt gebeld door [telefoonnummer]
: Ja maar heb je nou niks zeg maar
[telefoonnummer] : Nee ik heb nu effen niks nee. Of je moet [medeverdachte 3] even bellen, ik weet niet of [medeverdachte 3] nog wat
heeft. [69]
24-12-2020
[medeverdachte 4] belt uit met [medeverdachte 5] [telefoonnummer] .
[telefoonnummer] : Weet je, ik ben het helemaal zat om te rijden? Ik zou eigenlijk vanavond moeten rijden,
maar ik heb vanavond kerstdiner maar ik had geen zin.
[medeverdachte 5] : Ja groot gelijk ook, het is jouw leven he. Jij hebt ook een leven.
[telefoonnummer] : Ja maar weet je wat het is, zij denken dat ik altijd alles moet doen of wat dan ook.
[medeverdachte 5] : Ja maar dat was met mijn ook effen. Ik denk van ja aan 1 kant oké, ik deed het effen
voor haar maar
[telefoonnummer] : Ja maar ze gebruikt je gewoon, ze gebruikt je gewoon.
[telefoonnummer] : Ik moet morgen met kerst en ehh ook nog en dat betekend dat ik vanavond niks kan doen. Ik heb heel de week hard gewerkt.
[medeverdachte 5] : Ja, ja waarvoor. Waarom
[telefoonnummer] : Luister, ik heb ook een leven, ik werk ook hard.
[telefoonnummer] : En ehh voor die ehh. Ik krijg maar 50 euro NTV voor een zaterdag en zondag en dan werk ik gewoon 12 uur he.
[medeverdachte 5] : Dat is eigenlijk niks.
[telefoonnummer] : Ja ik had zaterdag zelfs een klus afgezegd om voor hun te gaan werken, kon met die klus 500 verdienen en kreeg zaterdag maar 50. Maarja moet je maar niet zeggen maar als [medeverdachte 1] terug is ga ik het er wel over hebben hoor.
[medeverdachte 5] : Ja ja daarom. En alles komt op jou, op mij, neer.
[telefoonnummer] : Ja, ik moet facking veel doen. [70]
27-12-2020
[medeverdachte 4] belt uit met [medeverdachte 5] [telefoonnummer] .
[telefoonnummer] : Ze zegt ja vind het wel een beetje jammer dat je met kerst niet bent geweest.
[medeverdachte 5] : Ja sorry hoor, effen een keer een zondag voor mijzelf.
[telefoonnummer] : Ja joh daarom joh. Ze begrijpen het allemaal niet. [verdachte] belde net. Ik zeg ja ik moet morgen ook gewoon weer werken. Ja dat kan wel? Ik zeg ja dat kan wel ja. [71]
[telefoonnummer] : Dit is niet mijn inkomen he wat ik voor jullie doe. Ik zeg dat is liefdadigheid wat ik voor jullie doe.
[medeverdachte 5] : Ja inderdaad, want wat krijg je ervoor.
[telefoonnummer] : 50 euro, donder op, bij [medeverdachte 1] krijg ik altijd 150 euro.
[telefoonnummer] : Ja maar goed, ik weet dondersgoed wat ze allemaal verdienen joh.
[medeverdachte 5] : Kijk en zij stuurt het allemaal weer naar hem toe natuurlijk
[telefoonnummer] : En nou moet ik weer vouwen voor ze weetje wel.
28-12-2020
[medeverdachte 4] belt uit met [medeverdachte 5] .
[telefoonnummer] : Nou ik heb ook bonje gehad hoor met het werkfront. En gister moest ik vouwen. [72] Ik kreeg gister om half 7 van [medeverdachte 3] die papiertjes om te vouwen ja. Heb ik gisteravond heb ik er 200 van 20, 200 van 25 en 100 van ehh 50 gemaakt. En zegt ze zo weinig. [73]
01-01-2021
[medeverdachte 4] wordt gebeld door * [telefoonnummer]
: Ja want als ik met [medeverdachte 1] meereed in het weekend weet je wel, van 2 tot 5 uur 's ochtends, kreeg ik gewoon 150 a 200 euro hé. En van [verdachte] maar 50. [74] : Ik ga al zo lang met [medeverdachte 1] mee. Ik weet precies wat ze verdienen he. [75]
15-02-2021
[telefoonnummer] belt uit met [telefoonnummer]
: Nou [medeverdachte 1] (fon), [L] (fon) [medeverdachte 2] (fon) [verdachte] (fon) en leveranciers opgepakt, de hele ketting is opgerold. Daar heb ik echt geluk gehad hoor, want ik heb ook paar keer aan die telefoon gezet. Ja [medeverdachte 1] (fon) voelde het al aan, maar ja hij heeft dus niet al zijn klanten nummers heeft hij niet aan [M] (fon) gegeven. Dus dat is mooi kut. Dus we kunnen ook niet verder. Het is gewoon klaar het hele feest. [76] Het komt door die mensen dia aan zijn huis komen om zooi te halen. Maar goed tot die tijd dat ik geen inval heb ik zei tegen [M] (fon) misschien dat wij dan savonds ff klanten in stand zien te houden een beetje gewoon deels. Dan hebben we in ieder geval wat extra geld. Ik vind wel apart dat ze met mij niets hebben gedaan, ik ben toch regelmatig aan het rijden voor ze dus. [77] Mijn vriendengroep zaten in de cocaïne en die zijn allemaal opgepakt vandaag. [78] Iedereen is opgepakt. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , ehh [medeverdachte 1] , allemaal inval gedaan vannacht. [79]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [telefoonnummer] ) werd gebruikt voor zakelijke gesprekken die betrekking hebben op het maken van afspraken en of ontmoetingen voor de verkoop van verdovende middelen. Er waren meerdere gebruikers van de dealerlijn, waaronder [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Medeverdachte [medeverdachte 1] was na 15 januari 2021 ook de gebruiker van dit telefoonnummer. [80]
17-01-2021
[medeverdachte 1] wordt gebeld door [telefoonnummer]
[medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Hé maat
N: Yo maat
[medeverdachte 1] : Leef jij nog jongen
N: Ja ik leef nog wat dan
[medeverdachte 1] : Ja ik hoor dat je al anderhalve maand niet geweest was
N: Nee ja ik heb wel een paar keer geappt maar dan kwam er niemand en ik doe het niet heel
veel meer
[medeverdachte 1] : Nee je haalt bij iemand anders hoor ik, dus dat is niet waar wat je nou zegt, eerlijk zijn tegen mij altijd, ik denk vraag wat er aan de hand is, ik ben terug uit Brazilië, ik hoorde het net, maar wie app jij dan, sms of appen
N: Smsen
[medeverdachte 1] : En niemand reageerde
N: nee ook om 3 uur
[medeverdachte 1] : Wanneer gisteren
N: Nee dat was niet gisteren, of ze komen laat
[medeverdachte 1] : Oké dan weet ik dat, ik ben net terug en ik denk wat is er aan de hand jongen, me maatje
komt niet meer
N: Niks aan de hand , maar of het kan lang duren
[medeverdachte 1] : Dus ze hebben het allemaal kut gedaan, helemaal slecht dus
N: Ja, tenminste ik vind het niet best als het zo lang duurt [81]
[medeverdachte 1] : maar wie was dat weet jij dat, wie er zo lang overdeed
N: Nee, ja bijna allemaal wel een keer
[medeverdachte 1] : Dus dan belde je en dan was het uhh, maar er was niet iets anders aan de hand of zo want dat moet ik weten
N: Nee, daarna hebben we gewoon bij anderen gehaald
[medeverdachte 1] : Oké, maar het is niet dat iemand jou dat heb aangeboden of zo van mijn kant, niemand hè
N: nee dat zeker niet man
[medeverdachte 1] : Oké, nou ja dan is het goed, ik ben gewoon terug nou dan weet je dat ja. Ik loop in elk geval zelf even, ik ben te lang weggeweest 6 maanden, dan gaan de muizen op tafel dansen, dus de pootjes moeten weer afgehakt worden. [82]
Aangetroffen verdovende middelen
Op maandag 15 februari 2021 werd er in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aan de [adres] te [woonplaats] een doorzoeking gedaan. [83] Daarbij werd in totaal een hoeveelheid van 109,04 gram cocaïne in beslag genomen. [84]
Op maandag 15 februari 2021 werd er in de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] aan de [adres] te [woonplaats] en de woning van zijn ouders aan de [adres] te [woonplaats] een doorzoeking gedaan. [85] Daarbij werd in totaal een hoeveelheid van 25,66 gram cocaïne in de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] in beslag genomen en een hoeveelheid van 27,2 gram cocaïne in de woning van zijn ouders. [86]
Aantreffen contant geld en (luxe)goederen
De woning van verdachte, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , is op 15 februari 2021 doorzocht. [87] Bij deze doorzoeking werd een contant geldbedrag aangetroffen ten bedrage van (in totaal) € 134.806,84. Enkele tienduizenden euro’s werden aangetroffen in de jaszakken van een roze ochtendjas. [88] Een bedrag van ongeveer € 100.000,- zat, omwikkeld in huishoudfolie, in een schoenendoos. Deze huishoudfolie is veiliggesteld en forensisch onderzocht. Uit forensisch onderzoek naar één van de stukken huishoudfolie, is het volgende gebleken. Op een stuk huishoudfolie, voorzien van SIN-nummer AANE4297NL (goednummer 2780880), werden de volgende drie dactyloscopische sporen aangetroffen:
1. dactyloscopisch spoor SIN AAW9113NL (spoornummer 166111);
2. dactyloscopisch spoor SIN AAW9116NL (spoornummer 166105);
3. dactyloscopisch spoor SIN AAW9121NL (spoornummer 166110);
Het vergelijkend onderzoek van het genoemde dactyloscopisch spoor met een database van vinger- en handpalmafdrukken heeft geleid tot een individualisatie van de drie genoemde dactyloscopische sporen op verdachte. Sporen AAW9113NL en AAW9116NL betreffen het dactyloscopisch signalement van de linkerduim van verdachte. Spoor AAW9121NL betreft het dactyloscopisch signalement van haar rechterduim. [89]
Naast contant geld is op 15 februari 2021 in de woning van verdachte ook een partij luxegoederen (69 stuks) in beslag genomen. Het ging concreet om horloges, sieraden, zonnebrillen, kleding, tassen en schoenen en diverse accessoires van de volgende duurdere merken: Burberry, Cartier, Chanel, Christian Dier, Dita, Dsquared, Fendi, Gucci, Hawkers, HD Crafter, Louis Vuitton, Michael Kers, Prada, Rayban, Rolex, Swarovski, Valentino, Woolrich, Yves Saint Laurent. Naast de in beslag genomen luxe voorwerpen zijn nog veel meer soortgelijke voorwerpen, kleding, schoenen en tassen van dezelfde merken aangetroffen die niet in beslag zijn genomen. [90] Naast de luxe voorwerpen zijn ook diverse aankoopbewijzen op naam van verdachte aangetroffen van dezelfde merken als de aangetroffen en in beslag genomen luxe voorwerpen en andere merken namelijk: Dior, Dsquared, Gucci, Fendi, Louis Vuitton, Prada, Bijenkorf, Galeries LaFayette, Hermes, LouBoutin, Sephora, Shoebaloo en Zara. Het betrof 87 aankoopbewijzen met een totale waarde van € 91.596,32 waarvan € 71.545,32 kennelijk contante aankopen betroffen. Uit datering van de aankoopbewijzen bleek dat de aankopen hadden plaatsgevonden in de jaren 2015 t/m 2020. [91] Tijdens de doorzoeking van de schuur/berging van de woning van verdachte zijn aankoopbewijzen en verpakkingen aangetroffen van voorwerpen die aankopen voor een inrichting van een woning betroffen, alsmede andere documenten. Deze aankopen waren ieder geval voor € 12.058,- contant betaald. [92] Uit deze aankoopbewijzen van de contante aankopen bleek dat deze gedateerd waren van 18 oktober 2016 t/m 2 februari 2017. Op de bankrekening van verdachte bleek in de periode 1 januari 2015 t/m 15 februari 2021 € 11.500,- contant te zijn gestort. [93]
Uit gevorderde belastinggegevens van verdachte is gebleken dat zij in de jaren 2015 t/m 2020 loon, uitkeringen en huur- en zorgtoeslag had ontvangen maar dat zij geen contant inkomen of vermogen had opgegeven. Verdachte heeft in haar eerste politieverhoor verklaard geen contant inkomen uit werk te hebben genoten. [94]
Bewijsoverwegingen drugszaak
Medeplegen van handel in harddrugs
Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 20 februari 2020 t/m 14 januari 2021 tezamen en in vereniging met anderen heeft gehandeld in harddrugs (cocaïne). De verklaring van verdachte, dat zij pas in oktober 2020, toen medeverdachte [medeverdachte 1] in Brazilië was, betrokken raakte bij de drugshandel gelooft de rechtbank niet. Uit telefonieonderzoek volgt namelijk dat verdachte begin 2020 in haar telefoon meerdere telefoonnummers van afnemers en van medeverdachten heeft opgeslagen. Op 1 mei 2020 stuurde verdachte een adres van een bekende afnemer van drugs naar medeverdachte [medeverdachte 5] , die later dat jaar veelvuldig onder haar leiding drugs rondbracht naar afnemers. Daarnaast heeft getuige [getuige 5] verklaard dat verdachte begin 2020 drugs bij hem bezorgde.
De rechtbank is bij de waardering van de getuigenverklaringen van afnemers [getuige 3] en [getuige 4] uitgegaan van hun verklaringen bij de politie. [getuige 3] en [getuige 4] hebben in hun politieverhoor heel concreet verklaard, onder meer wat betreft de beschrijving van het uiterlijk van de dealers, en de mindere kwaliteit van de drugs wanneer medeverdachte [medeverdachte 1] in Brazilië was. In die periodes namen volgens de getuigen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] waar voor medeverdachte [medeverdachte 1] , hetgeen ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. [getuige 3] is bij de rechter-commissaris deels teruggekomen op zijn verklaringen bij de politie en verklaart dat hij zich weinig kan herinneren, [getuige 4] is wel bij haar verklaring gebleven. Uit het dossier blijkt dat een aantal van de gehoorde afnemers, nadat zij een concrete en belastende verklaring hadden afgelegd tegenover de politie, bij het verhoor van de rechter-commissaris ogenschijnlijk zonder aanleiding opeens (deels) ontlastend verklaarden, zich niets meer wisten te herinneren of dat zij angstig waren. Nu de bij de politie afgelegde verklaringen echter zoals gezegd concreet zijn en worden ondersteund door andere bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging dat de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] in hun eerste verhoor met de politie op de waarheid berusten.
Deelname aan een criminele organisatie (artikel 11b Opiumwet)
Met betrekking tot de tenlastegelegde deelname aan een criminele organisatie stelt de rechtbank het volgende voorop. Voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie is ten eerste vereist dat sprake is van een ‘organisatie’. Volgens vaste jurisprudentie betekent een organisatie: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat de verdachte heeft samengewerkt met alle andere personen van de organisatie, dat zij die kende of dat er steeds in dezelfde samenstelling werd samengewerkt (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
Een organisatie is ‘crimineel’ als die organisatie het plegen van misdrijven als doel heeft, in dit geval het handelen in harddrugs.
Van 'deelneming' aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b Opiumwet kan slechts dan sprake zijn als verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat verdachte heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor verdachte op zichzelf worden beoordeeld.
Over het bestaan van een criminele organisatie, de structuur daarvan en de bijdrage van verdachte daaraan overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat verdachte in de periode vanaf 20 februari 2020 tot en met 14 januari 2021 samen met een of meerdere medeverdachten een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband vormde, welke organisatie tot oogmerk had het – kort gezegd – handelen in cocaïne. Verdachte kan als deelnemer aan deze criminele organisatie worden aangemerkt.
De afnemers hebben verklaard over een groep personen die in de pleegperiode cocaïne kwam brengen, en hebben verdachte en een aantal van haar medeverdachten geïdentificeerd als personen uit die groep. Enkele afnemers wijzen medeverdachte [medeverdachte 1] aan als leider van de groep, maar wanneer medeverdachte [medeverdachte 1] in het buitenland was moesten zij ‘het regelen’ met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] . Uit de tapgesprekken volgt voorts dat verdachte door medeverdachte [medeverdachte 1] is geïnstrueerd om zijn rol als leider van de criminele organisatie over te nemen wanneer hij in het buitenland zat. Verdachte heeft hieraan gevolg gegeven en medeverdachten aangestuurd door hen onder meer naar afnemers te sturen en opdracht te geven tot bevoorrading. Zij heeft zelf ook drugs rondgebracht. Uit de tapgesprekken volgt verder dat, wanneer medeverdachte [medeverdachte 1] terugkeerde uit het buitenland, hij de leiding weer overnam. Uit de tapgesprekken blijkt ook dat medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] een vaste rol hadden als ‘rijders’. Zij kregen betaald voor het afleveren van de drugs door medeverdachte [medeverdachte 1] en – in zijn afwezigheid – door verdachte. Medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] werden door medeverdachte [medeverdachte 1] , verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] aangestuurd. Soms vouwden medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] ook ponypacks, die vervolgens door henzelf, of door een ander lid van de organisatie werden verkocht.
Uit het dossier volgt ook dat veel van de afgetapte zogeheten ‘dealerlijnen’ bij meerdere medeverdachten, waaronder verdachte, in gebruik waren. Wanneer naar deze nummers werd gebeld kregen afnemers verdachte of een van de medeverdachten aan de telefoon, waarna zij drugs konden bestellen. Vervolgens kwamen verdachte of een of meerdere van haar medeverdachten de drugs bezorgen. In getapte gesprekken is te horen dat medeverdachte [medeverdachte 3] zich voordoet als medeverdachte [medeverdachte 1] (‘ [medeverdachte 1] ’). Wanneer er een nieuw dealnummer in gebruik werd genomen werd naar afnemers een algemeen sms-bericht gestuurd met (ongeveer) de tekst: ‘dit is mijn nieuwe nr., gr. [medeverdachte 1] .’ Verdachte en haar medeverdachten traden hierdoor naar buiten toe op als een (crimineel) samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband was gelet op de frequentie waarmee werd gedeald en de periode waarin het bestond, duurzaam. Gelet op de vaste samenwerkingsverbanden (al dan niet in wisselende samenstelling), de vele dealerlijnen die door meerdere verdachten werd bemand, de interne communicatie waaruit een patroon van aansturing door vaste personen blijkt en de vaste rol die bijvoorbeeld medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] hadden als ‘rijders’, was dit samenwerkingsverband ook gestructureerd. Het enkele gegeven dat verdachte en/of een of meerdere medeverdachten naast hun rol in dit criminele samenwerkingsverband mogelijk ook zelfstandig handelde(n) in drugs, doet aan het bestaan van en de deelname aan het criminele samenwerkingsverband niet af.
Op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de onder feit 1 bewezen verklaarde periode heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het handelen in harddrugs, als strafbaar gesteld in artikel 11b Opiumwet. Het onder feit 1 ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Witwassen feit 3
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Vermoeden van witwassen
In de woning van verdachte was op 15 februari 2021 een contant geldbedrag ter hoogte van € 134.806,84 aanwezig. Een bedrag van ongeveer € 100.000,- lag in een schoenendoos, ingewikkeld in huishoudfolie. Op deze folie zijn vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. Een ander substantieel deel van het geldbedrag werd aangetroffen in de zakken van een roze ochtendjas. De verklaring van verdachte, dat zij geen wetenschap had van het contante geld, wordt op geen enkele manier ondersteund in het dossier, en het is, mede gezien de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen als hiervoor omschreven, niet aannemelijk geworden dat medeverdachte [medeverdachte 1] of zijn vriendin [A] dit geldbedrag in haar woning hebben geplaatst. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over het onder feit 3 ten laste gelegde contante geldbedrag, en dat zij dit voorhanden heeft gehad. Naast contante geldbedragen is in de woning van verdachte een groot aantal luxegoederen aangetroffen, alsmede aankoopbewijzen van soortgelijke luxegoederen met een totale waarde van € 91.596,32, waarvan € 71.545,32 contante aankopen betroffen. Deze aankopen hebben plaatsgevonden tussen 2015 en 2020.
Verdachte had tussen 1 januari 2015 en 15 februari 2021 geen legaal (bancair of contant) inkomen wat het bezit van het aangetroffen contante geld en de waardevolle luxegoederen kan verklaren. Zij kreeg in die periode een bijstandsuitkering. Wel handelde zij, zoals de rechtbank hieronder zal bewezen verklaren, van februari 2020 t/m januari 2021 in harddrugs.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat het geldbedrag en de luxegoederen in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De rechtbank constateert dat een dergelijke verklaring ten aanzien van het contante geld niet is gegeven. Ten aanzien van de luxegoederen heeft verdachte verklaard dat zij deze door de jaren heen cadeau heeft gekregen van aanbidders. Verdachte heeft daarbij geen namen willen noemen en de verklaring ook anderszins niet nader onderbouwd. Deze verklaring is daarmee niet concreet geworden en voor het Openbaar Ministerie ook niet verifieerbaar. Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen van de luxegoederen geeft daarom onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie.
Er is gezien het hiervoor overwogene geen andere conclusie mogelijk dan dat de onder feit 3 ten laste gelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde inhoudende dat verdachte dit contante geldbedrag en de luxegoederen voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat deze goederen uit enig misdrijf afkomstig waren.
Witwassen feit 4
Onder feit 4 wordt verdachte verweten een geldbedrag ter hoogte van € 198.321,12 te hebben witgewassen. Dit bedrag is in het dossier bepaald aan de hand van een kasopstelling. De rechtbank stelt vast dat het contante geldbedrag ter hoogte van € 134.806,84 wat in de woning van verdachte is aangetroffen, is meegenomen in deze kasopstelling. Omdat de rechtbank ten aanzien van dat bedrag onder feit 3 al bewezen zal verklaren dat verdachte dit heeft witgewassen, zal verdachte onder feit 4 partieel worden vrijgesproken voor het witwassen van dit bedrag. Wat resteert zijn de contante uitgaven en stortingen ten bedrage van € 95.104,06 (€ 71.545,32 + € 12.058,74 + € 11.500,00 ). De eerste twee bedragen uit deze opsomming zijn gebruikt om luxegoederen en (dure) goederen voor de inrichting van haar woning (contant) aan te kopen, en het laatste bedrag betreft contant geld dat verdachte op haar bankrekening heeft gestort. Daarmee heeft verdachte ten aanzien van deze contante geldbedragen omzettingshandelingen verricht.
Op grond van dezelfde, hiervoor onder ‘Witwassen feit 3’ weergegeven redenering, is het vermoeden gerechtvaardigd dat deze geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Verdachte heeft over deze contante gelden verklaard dat ze wel eens contant geld van aanbidders kreeg, en dat ze weleens geld van anderen onder zich had. Zij heeft daarbij geen namen willen noemen en de verklaring ook anderszins niet nader onderbouwd. Deze verklaring is daarmee niet concreet geworden en voor het Openbaar Ministerie ook niet verifieerbaar. Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen van deze contante geldbedragen geeft daarom onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie.
Er is gezien het hiervoor overwogene geen andere conclusie mogelijk dan dat het hiervoor genoemde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank komt daarmee tot een (partiële) bewezenverklaring van het onder feit 4 ten laste gelegde.
inhoudende dat verdachte een geldbedrag van € 95.104,06 voorhanden heeft gehad en heeft omgezet, terwijl zij wist dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was.
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2 bijstandsfraudezaak [95]
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld in de voetnoten, gaat de rechtbank uit van de hieronder weergegeven feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 januari 2023 onder meer verklaard dat zij vanaf 1 november 2016 een bijstandsuitkering van de gemeente [gemeente] ontving. Ook heeft zij verklaard dat zij gedurende (een deel van) de ten laste gelegde pleegperiode heeft gehandeld in harddrugs en daaruit inkomsten heeft genoten. Bij de politie heeft zij verklaard dat zij in Mexico (in 2019) en Dubai (in 2020) is geweest en daarvoor geen toestemming heeft gevraagd bij de gemeente [gemeente] . [96]
De verbalisanten belast met het onderzoek naar de ten laste gelegde verdenkingen in de bijstandsfraudezaak hebben na toestemming van de officier van justitie processen-verbaal uit onderzoek ‘09ZIVA20’ (de drugszaak) opgevraagd en ontvangen. Verkregen informatie uit het strafrechtelijke financiële onderzoek werd door de verbalisanten bestudeerd en als basis gebruikt voor hun onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan verdachte verstrekte Participatiewet uitkering over de periode 1 november 2016 tot en met 14 februari 2021. De verkregen informatie bestrijkt de gehele uitkeringsperiode.
Uit de verkregen processen-verbaal is bij de politie het vermoeden gerezen dat verdachte al vanaf het begin van de aan haar toegekende Participatiewet uitkering (01-11-2016) over (contante) financiële middelen beschikte, waarvan zij op haar aanvraagformulier voor de aan
haar verstrekte Participatiewet uitkering of anderszins geen mededeling heeft gedaan bij de gemeente [gemeente] . Zo gaf verdachte enkele dagen voor de toekenning van haar uitkering per 1 november 2016 vermoedelijk € 11.275,00 contant uit voor de inrichting van haar woning. In december 2016 en januari 2017 gaf zij nog eens € 11.556,46 uit, zo was uit aankoopbewijzen op te maken. Verder is uit het strafrechtelijke financiële onderzoek gebleken dat er op de bankrekening van verdachte, waarop zij ook haar Participatiewet-uitkering ontving, zogenoemde ‘tikkies’ en gewone overboekingen werden ontvangen in de periode dat zij de uitkering ontving. Tegelijkertijd vonden er ook opmerkelijke betalingen aan derden plaats en voor een uitkeringsontvanger, ongebruikelijke hoge opnames. Van het bij de doorzoeking van haar woning aangetroffen contante geldbedrag ter hoogte van € 134.806,84 was bij de gemeentelijke sociale dienst niets bekend. [97] Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is ook een partij luxegoederen zoals horloges, sieraden, kleding en tassen aangetroffen alsmede de aankoopbewijzen daarvan. In totaal zijn er bij de doorzoeking van de woning 87 aankoopbewijzen aangetroffen over de periode 2015 tot en met 2020 met een totale waarde van € 91.596,32, waarvan € 71.545,32 kennelijk contante aankopen betrof. [98] Dergelijke luxegoederen zijn volgens de politie een zeer ongebruikelijk bezit bij personen die op een Participatiewet uitkering aangewezen zijn. Op zaterdag 18 maart 2017 zijn ambtenaren van politie Delft in de huurwoning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] geweest. Het was de politieambtenaren opgevallen dat de woning luxe was ingericht met onder andere een glimmende plavuizen witte vloer, een keuken met dure materialen, een luxe leren bank, veel merkkleding, stilettoschoenen en een beveiligingssysteem. [99]
Verdachte heeft op 25 november 2016 een brief ontvangen van de Gemeente. In deze brief staat onder andere dat verdachte verplicht is direct alles te melden wat van invloed kan zijn op haar uitkering, en dat zij, indien zij op vakantie of met verlof wil gaan, daarvoor tenminste één week voor de vakantie daarvoor toestemming dient te vragen. [100]
In het dossier bevindt zich een aanvraagformulier voor een bijstandsuitkering d.d. 11 november 2016. [101] Op de vraag ‘heeft u bezittingen?’ is het vakje ‘contant geld’ en het vakje ‘andere waardevolle bezittingen’ opengelaten. Verdachte heeft verklaard dat de handtekening onderaan het formulier is van haar is, en dat zij die handtekening zelf heeft gezet. [102]
Bewijsoverwegingen bijstandsfraudezaak
Algemeen
Bij de bewijsbeslissing heeft de rechtbank alleen het in de bijstandsfraudezaak gevoegde procesdossier van 119 pagina’s als uitgangspunt genomen, en niet ook, zoals de officier van justitie voorstaat, het omvangrijkere dossier in de drugszaak. Het standpunt van de officier van justitie, dat door de enkele voeging van de zaken ter terechtzitting de verschillende dossiers reeds daardoor ook onderdeel uitmaken van beide zaken en kunnen worden betrokken bij de bewijsbeslissing, volgt de rechtbank niet. Een dergelijke gang van zaken zou in dit geval in strijd zijn met de beginselen van een goede procesorde. Daarbij is met name van belang dat de raadsman voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling geen kennis van dit dossier heeft kunnen nemen en daarmee bij de verdediging geen rekening heeft kunnen houden.
Uit de bewijsmiddelen in de bijstandsfraudezaak volgt dat de recherche originele processen-verbaal uit opsporingsonderzoek genaamd ‘09ZIVA20’ (rechtbank: de gevoegde drugszaak) heeft opgevraagd en ingezien. Door de verdediging is de door de politie geverbaliseerde samenvatting van deze stukken en de juistheid van die stukken niet ter discussie gesteld. Nadat deze zaak ter terechtzitting is gevoegd met de drugszaak zijn de feiten en omstandigheden die mede ten grondslag liggen aan de verdenking van de bijstandsfraude zoals het bij de doorzoeking aangetroffen contante geld en de luxegoederen, uitgebreid ter sprake gekomen. Op grond van de inhoud van de processen-verbaal die de Sociale recherche heeft ingezien heeft de Sociale recherche een aantal vaststellingen gedaan, die zijn opgetekend in het procesdossier in deze zaak. Op pagina 10 van het dossier zijn deze bevindingen kort samengevat weergegeven, en in het proces-verbaal van verhoor van verdachte staat een aantal bevindingen in meer detail omschreven. Op grond van de feiten en omstandigheden die uit deze stukken blijken, alsmede de andere in de bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het niet verstrekken van relevante gegevens zoals onder feit 1 ten laste gelegd, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat de niet door haar verstrekte gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een bijstandsuitkering. Verdachte is na de toekenning van haar bijstandsuitkering expliciet gewezen op de verplichting om direct alles te melden wat van invloed kon zijn op haar uitkering. Zij had dan ook moeten weten dat het bezit van grote hoeveelheden contant geld, vele waardevolle luxegoederen en inkomen vanuit drugshandel van invloed zouden zijn op haar recht op een bijstandsuitkering.
Feit 2
Bij de beoordeling van dit feit stelt de rechtbank voorop dat op verdachte de verantwoordelijkheid en de plicht rustte om, voordat zij het aanvraagformulier ondertekende en indiende, zich ervan te vergewissen dat wat er op het formulier was ingevuld correct was. Daarbij is niet van belang of zij het formulier zelf heeft ingevuld, of dat zij dat iemand anders heeft laten doen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte enkele dagen voordat zij het aanvraagformulier voor een bijstandsuitkering heeft ingediend meer dan € 11.000,- heeft uitgegeven aan de inrichting van haar woning. Op het aanvraagformulier is het vakje ‘andere waardevolle bezittingen’ daarom in strijd met de waarheid opengelaten. Verdachte heeft daarmee opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke zin, het aanvraagformulier valselijk opgemaakt en vervalst, met het oogmerk om het aanvraagformulier als echt en onvervalst te gebruiken.
Verdachte wordt partieel vrijgesproken van de overige ten laste gelegde handelingen. De rechtbank kan op grond van dit dossier niet vaststellen of verdachte ten tijde van het opmaken van het aanvraagformulier in het bezit was van contant geld of welke inkomsten zij genoot.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
De drugszaak
Feit 1
in de periode van 20 februari 2020 tot en met 14 januari 2021 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren van harddrugs, zijnde, misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde lid Opiumwet.
Feit 2
in de periode van 20 februari 2020 tot en met 14 januari 2021 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, (gebruikers)hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 3
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 februari 2021 te Delft, in ieder geval in Nederland, voorwerpen, te weten
- een groot geldbedrag ter hoogte van (ongeveer) 134.806,84 euro en
- een of meer schoenen en een of meer handtassen en een of meer armbanden en een of meer horloges en een of meer zonnebrillen, in elk geval luxe artikelen en kleding, voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Feit 4
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 februari 2021 te Delft, in ieder geval in Nederland, een voorwerp, te weten een groot geldbedrag, ter hoogte van in ieder geval (ongeveer) 95.104,06 euro,
voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet, terwijl zij wist, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De bijstandsfraudezaak
Feit 1
in de periode van 1 november 2016 tot en met 14 februari 2021 te Delft, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet opgelegde verplichting(en), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Sociale Dienst en/of Dienst werk en inkomen en/of de gemeente [gemeente] , en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering krachtens de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, (telkens) opzettelijk niet medegedeeld en/of kenbaar gemaakt aan genoemde dienst(en) – dat:
- zij in Mexico en Dubai op vakantie is geweest en
- zij door middel van de handel in verdovende middelen inkomsten heeft genoten en
- haar vermogen en bezittingen waren toegenomen, door het verkrijgen van de beschikkingsmacht over sieraden en horloges en tassen en (merk)kleding en (luxe) voorwerpen bestemd voor woninginrichting, althans gebruik heeft mogen maken van op geld waardeerbare goederen en
- op haar bankrekening meerdere (grote) contante stortingen hebben plaatsgevonden en
- zij de beschikking heeft gehad over (grote) (contante) geldbedragen.
Feit 2
op 11 november 2016 te Delft, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een formulier ‘Aanvraag bijstandsuitkering alleenstaand’, ondertekend op 11 november 2016 (dossier pag. 18 e.v.), valselijk heeft opgemaakt en vervalst, door
valselijk en in strijd met de waarheid op dit formulier op de vraag ‘heeft u bezittingen?’ en het vakje ‘andere waardevolle bezittingen’ open te laten en (vervolgens) door het plaatsen van een handtekening op het formulier te verklaren dat alle vragen op het formulier volledig en naar waarheid zijn beantwoord, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
De drugszaak
Feit 1
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet.
Feit 2
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feiten 3 en 4
telkens: witwassen.
De bijstandsfraudezaak
Feit 1
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl zij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming en/of de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Feit 2
valsheid in geschrift.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de geldbedragen genoemd onder feiten 3 en 4 van de drugszaak verbeurd te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Mr. Weski heeft de rechtbank verzocht om, ten aanzien van het door hem bewezen geachte, te volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd niet overschrijdt, in combinatie met een taakstraf.
Mr. van der Eijk heeft gesteld dat tussen feiten 1 en 2 van de bijstandsfraudezaak sprake is van eendaadse samenloop, en de rechtbank verzocht bij de strafoplegging daarmee rekening te houden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor deze feiten is niet passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende 11 maanden schuldig gemaakt aan het in vereniging dealen in harddrugs (cocaïne). Ten behoeve van die handel vormde verdachten samen met anderen een criminele organisatie welke organisatie het dealen in harddrugs tot oogmerk had. Verdachte had in deze organisatie een aansturende rol, waarbij zij dealers aanstuurde en tevens in de laatste vier maanden de leider van de organisatie, medeverdachte [medeverdachte 1] , waarnam. Verdachte leverde zelf ook met regelmaat cocaïne af aan afnemers. Uit de vele afgetapte telefoongesprekken van zogeheten ‘dealerlijnen’, onderzoek naar de gegevens in telefoons van de (mede)verdachte(n), alsmede verklaringen van afnemers en op grond van het financiële onderzoek, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte in de pleegperiode haar geld verdiende met de handel in cocaïne. Naast de benadeling van de gezondheid van de afnemers, heeft verdachte met haar handelen een niet geringe bijdrage geleverd aan de instandhouding van de cocaïnehandel, en alle daarmee gepaard gaande gevaren voor de openbare orde en de maatschappelijke veiligheid.
Verdachte heeft daarnaast een groot contant geldbedrag ter hoogte van ongeveer € 135.000,- en vele waardevolle luxe-merkgoederen voorhanden gehad, terwijl zij wist dat deze voorwerpen van misdrijf afkomstig waren. Verdachte heeft tevens een groot contant geldbedrag omgezet in luxegoederen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen. Het witwassen van criminele gelden en goederen vormt een bedreiging van de legale economie en een aantasting van de integriteit en de transparantie van het financiële en economische verkeer.
Verdachte heeft eveneens een aanvraagformulier voor een bijstandsuitkering valselijk opgemaakt, met het oogmerk om dat formulier als ware het echt te gebruiken. Verdachte heeft vervolgens jarenlang een uitkering genoten, ook gedurende de tijd dat zij geld verdiende met drugshandel en grote contante geldbedragen en luxegoederen voorhanden heeft gehad. Zij heeft nagelaten om de gemeente tijdig te informeren over wijzigingen in haar vermogen, en haar niet geïnformeerd over haar vakanties in het buitenland. Verdachte heeft hiermee ten onrechte gemeenschapsgeld tot haar beschikking gehad en misbruik gemaakt van het sociale vangnet.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het meest recente uittreksel justitiële documentatie over verdachte van 20 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank heeft ook acht geslagen op een reclasseringsrapport d.d. 11 januari 2023, inhoudende een voortgangsverslag van het reclasseringstoezicht in het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis. Hieruit volgt onder andere dat verdachte een betaalde baan heeft gevonden als salesmanager en in dat kader volledig aan het werk is, en dat zij afstand heeft genomen van de medeverdachten. Verdachte heeft zich gehouden aan alle schorsingsvoorwaarden, en het recidiverisico wordt als laag tot gemiddeld ingeschat.
Strafoplegging
Gelet op de pleegperiode en de ernst van het feit als hiervoor omschreven kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Ten aanzien de strafoplegging van de feiten 1 en 2 in de drugszaak heeft de rechtbank gelet op de LOVS-oriëntatiepunten voor het dealen van harddrugs. Voor een alleen opererende dealer die gedurende 6 tot 12 maanden regelmatig dealt gaan de oriëntatiepunten uit van een jaar gevangenisstraf. In dit geval is sprake van een crimineel samenwerkingsverband waarin gedurende de periode dat verdachte daarvan onderdeel uitmaakte (ongeveer een jaar) op dagelijkse basis drugs werd gedeald. Voor feiten 3 en 4 van de drugszaak en feit 1 van de bijstandsfraudezaak heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor fraude. Deze gaan bij een benadelingsbedrag tussen de € 125.000,- en € 250.000,- uit van een gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden. De rechtbank is in tegenstelling tot mr. Van der Eijk niet van oordeel dat in de bijstandsfraudezaak sprake is van eendaadse samenloop. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank verder rekening met de (grotere) rol die verdachte heeft gehad in de criminele organisatie, met haar proceshouding waarin ze haar rol bagatelliseert en met het feit dat zij ten aanzien van een groot deel van de feiten geen verantwoordelijkheid neemt. Positief is dat verdachte nu een vaste baan heeft en afstand lijkt te hebben genomen van de medeverdachten. Gelet op de ernst van de feiten kan de rechtbank echter niet volstaan met een gevangenisstraf conform voorarrest, zoals door de verdediging verzocht.
Alles afwegende acht de rechtbank voor het bewezen verklaarde passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De opgelegde straf wijkt af van de eis van de officier van justitie. Dat komt omdat de rechtbank aan de ene kant is uitgegaan van een kortere periode ten aanzien van het handelen in drugs en de deelname aan de criminele organisatie. Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de opgelegde gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte heeft een blanco strafblad, er wordt door de reclassering niet geadviseerd tot oplegging van enige bijzondere voorwaarden.
Verbeurdverklaring geldbedragen
Het contante geld dat bij verdachte is aangetroffen ten bedrage van € 134.806,84 (feit 3), waarop conservatoir beslag rust, zal worden verbeurd verklaard. Het onder feit 4 genoemde geldbedrag zal de rechtbank niet verbeurd verklaren. Daarbij is van belang dat op dit geldbedrag geen klassiek en ook geen conservatoir beslag is gelegd. Bovendien is een deel van dit bedrag door verdachte gebruikt voor de aanschaf van luxeartikelen die eveneens door haar zijn witgewassen.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst vermelde telefoons aan verdachte terug te geven, indien en voor zover er geen verband is met een of meer bewezenverklaarde feiten. In dat geval dienen de telefoons te worden verbeurd verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De op de beslaglijst (“Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel”) vermelde verdovende middelen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Deze goederen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. De verdovende middelen zijn bovendien bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen, en deze goederen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten als in de drugszaak bewezen verklaard. De iPhone Pro en alle op de beslaglijst vermelde tassen en zonnebrillen zullen worden verbeurd verklaard. Met behulp van de telefoon en met betrekking tot de tassen en zonnebrillen zijn een of meerdere bewezen verklaarde feiten begaan. De Airpods en de overige telefoons zullen worden teruggegeven aan de verdachte.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorlopige hechtenis te laten voortduren.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Mr. Weski heeft de rechtbank verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen op grond van (primair) artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering dan wel (subsidiair) wegens een gebrek aan gronden die de voorlopige hechtenis kunnen dragen. Meer subsidiair verzoekt hij om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst tot het moment van de einduitspraak. Dit betekent dat de schorsing ten einde loopt op het moment van het uitspreken van dit vonnis en verdachte zich daardoor weer in voorlopige hechtenis bevindt. Verdachte wordt veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf voor onder andere de feiten waarvoor dit bevel is afgegeven. De recidivegrond waarop de voorlopige hechtenis berust is nu nog onverkort van toepassing. De reclassering schat het recidiverisico in op gemiddeld, maar merkt op dat het recidiverisico lager lijkt te zijn door wat verdachte heeft meegemaakt tijdens de hele periode van rechtszaak, detentie en het schorsingstoezicht waarvan zij zegt dat dit een zware weerslag op haar heeft gehad. De rechtbank neemt desondanks de recidivegrond aan voor de voorlopige hechtenis. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat verdachte zowel tegenover de rechtbank als de reclassering maar beperkte openheid van zaken heeft gegeven en slechts beperkt haar verantwoordelijkheid heeft genomen. Zo heeft ze haar rol in de drugshandel zo klein mogelijk gemaakt en doet zij het voorkomen dat zij in goed vertrouwen heeft gehandeld en voor het karretje van anderen is gespannen. Dit terwijl de afgetapte telefoongesprekken en het bij haar aangetroffen contante geldbedrag een ander verhaal vertellen. Voor wat betreft de inschatting van het recidiverisico is de reclassering naar het oordeel van de rechtbank dus ten onrechte van een rooskleuriger beeld uitgegaan. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. Het maatschappelijk belang prevaleert in dit geval, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, boven het persoonlijk belang van verdachte om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in vrijheid af te wachten. Er zijn geen bijzondere, zwaarwichtige persoonlijke belangen aangevoerd of anderszins gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 140, 225, 227b, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 11b van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 16-001807-22 tenlastegelegde;
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 16-013205-21 feit 3 ten laste gelegde geldig;
Bewezenverklaring
- verklaart de ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- verklaart verbeurd het onder feit 3 genoemde geldbedrag van € 134.806,84;
Voorlopige hechtenis
  • wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
  • wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
 alle op de beslaglijst van 10 januari 2022 vermelde verdovende middelen;
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • alle op de beslaglijst van 10 januari 2022 vermelde tassen en zonnebrillen;
  • 2 iPhone Pro’s (Goednummers 644643 en 644652);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • alle op de beslaglijst van 6 januari 2022 vermelde telefoons die niet worden verbeurd verklaard;
  • Apple Airpods (G646724).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. C. van de Lustgraaf en mr. L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2023.
Mr. Van de Lustgraaf is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-013205-21
Feit 1
zij, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 15 februari 2021 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, en/of Delft, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer onbekend gebleven personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een of meerdere hoeveelheden harddrugs, zijnde, althans, een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet.
Feit 2
zij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 15 februari 2021 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden en/of Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meer (gebruikers)hoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Feit 3
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 februari 2021 te Delft, in ieder geval in Nederland, één of meer voorwerp(en), te weten
- een groot geldbedrag, althans een geldbedrag ter hoogte van in ieder geval (ongeveer) 134.806,84 euro, althans een geldbedrag en/of
- een of meer schoenen en/of een of meer handtassen en/of een of meer armbanden en/of een of meer horloges en/of een of meer zonnebrillen, in elk geval een of meer luxe artikelen en/of kleding, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of schoen(en) en/of handtas(sen) en/of armband(en) en/of horloge(s) en/of zonnebril(len), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of schoen(en) en/of handtas(sen) en/of armband(en) en/of horloge(s) en/of zonnebril(len) voorhanden had
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en) te weten
- een groot geldbedrag, althans een geldbedrag ter hoogte van in ieder geval (ongeveer) 134.806,84 euro, althans een geldbedrag en/of
- een of meer schoenen en/of een of meer handtassen en/of een of meer armbanden en/of een of meer horloges en/of een of meer zonnebrillen, in elk geval een of meer luxe artikelen en/of kleding, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of schoen(en) en/of handtas(sen) en/of armband(en) en/of horloge(s) en/of zonnebril(len), gebruik heeft
gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Feit 4
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 februari 2021, in ieder geval in Nederland, één of meer voorwerp(en), te weten een groot geldbedrag, althans een geldbedrag ter hoogte van in ieder geval (ongeveer) 198.321,12 euro, althans een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden had
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en) te weten een groot geldbedrag, althans een geldbedrag ter hoogte van in ieder geval (ongeveer) 198.321,12 euro, althans een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
16-001807-22
Feit 1
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 14 februari 2021 te Delft, in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet opgelegde verplichting(en), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Sociale Dienst en/of Dienst werk en inkomen en/of de gemeente [gemeente] , en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering krachtens de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, (telkens) opzettelijk niet medegedeeld en/of kenbaar gemaakt aan genoemde dienst(en) – dat:
- zij in Mexico en/of Dubai op vakantie is geweest, althans een of meerdere malen in het buitenland heeft verbleven en/of
- zij door middel van de handel in verdovende middelen inkomsten heeft genoten en/of
- haar vermogen en/of bezittingen was/waren toegenomen, althans gewijzigd, door het verkrijgen van de beschikkingsmacht over sieraden en/of horloges en/of tassen en/of (merk)kleding en/of (luxe) voorwerpen bestemd voor woninginrichting, althans gebruik heeft mogen maken van op geld waardeerbare goederen en/of
- op haar bankrekening een of meerdere (grote) contante stortingen hebben plaatsgevonden en/of
- zij de beschikking heeft gehad over (grote) (contante) geldbedragen.
Feit 2
zij op of omstreeks 11 november 2016 te Delft, in elk geval in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een formulier ‘Aanvraag bijstandsuitkering alleenstaand’, ondertekend op 11 november 2016 (dossier pag. 18 e.v.), valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, door
valselijk en/of in strijd met de waarheid op dit formulier op de vraag ‘heeft u nog andere inkomsten’ aan te kruisen: ‘nee’ en/of
op de vraag ‘heeft u bezittingen?’ het vakje ‘contant geld’ en/of het vakje ‘andere waardevolle bezittingen’ open te laten en/of (vervolgens) door het plaatsen van een handtekening op het formulier te verklaren dat alle vragen op het formulier volledig en naar waarheid zijn beantwoord,
(telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal d.d. 17 februari 2021, 23 februari 2021, 11 maart 2021, 22 maart 2021, 6 mei 2021, 25 juni 2021, 8 oktober 2021, 4 februari 2021 en 13 oktober 2021, genummerd Z2021049411 (A t/m H), opgemaakt door politie Midden-Nederland, Districtsrecherche West Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3832. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 maart 2021, p. 1763.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 maart 2021, p. 1764.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 8 maart 2021, p. 1745.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 13 maart 2021, p. 1751.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 13 maart 2021, p. 1752.
7.Proces-verbaal van verhoor getuigen [getuige 3] en [getuige 4] d.d. 1 maart 2021, p. 1697-1699.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 4 maart 2021, p. 1723.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 4 maart 2021, p. 1723.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris d.d. 26 januari 2022, p. 5.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 562.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1899.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1900.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2064.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1368.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1371.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 670.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 910.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1065.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1600.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 645.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1065.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1600.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 687.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 688.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 721.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 617.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 735.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 622.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 742.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 629.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 811.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 293.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 927.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 928.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 934.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 932.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 934.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 935.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 938.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 939.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 941.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 960.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 978.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 965.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 984.
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 295.
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 909-910.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 643.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 964 en p. 1159.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1095.
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1096.
54.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1097.
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1101.
56.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1105.
57.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1106.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1108.
59.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1112.
60.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1022.
61.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1029.
62.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1031.
63.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1033.
64.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1047.
65.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1048.
66.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1053.
67.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1055.
68.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1520.
69.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1522.
70.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1525.
71.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1526.
72.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1527.
73.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1529.
74.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1532.
75.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1533.
76.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1545.
77.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1546.
78.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1547.
79.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1552.
80.Proces-verbaal van bevindingen, p. 821.
81.Proces-verbaal van bevindingen, p. 830.
82.Proces-verbaal van bevindingen, p. 831.
83.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2151.
84.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2152.
85.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2151.
86.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2152.
87.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2937.
88.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2938.
89.Proces-verbaal van relaas, p. 2277.
90.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3135 i.c.m. een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 190-192.
91.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3136.
92.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3193.
93.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3196.
94.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3194.
95.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 5 januari 2021, genummerd PL1581/21.001, opgemaakt door de Sociale recherche, Gemeente [gemeente] , doorgenummerd pagina 1 tot en met 119. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
96.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 62.
97.Proces-verbaal van relaas, p. 10.
98.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 60.
99.Proces-verbaal van relaas, p. 10.
100.Een geschrift, zijnde een brief van de Gemeente [gemeente] d.d. 25 november 2016, p. 32.
101.Een geschrift, zijnde een aanvraagformulier voor een bijstandsuitkering d.d. 11 november 2016, p. 18 t/m 26.
102.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 59.