ECLI:NL:CRVB:2022:1027
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens hennepkwekerij en de toepassing van het nemo teneturbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 10 juni 2010 bijstand ontvangt, werd geconfronteerd met de intrekking en terugvordering van zijn bijstandsuitkering vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij in zijn woning. De politie vond op 13 juni 2019 een hennepkwekerij met 107 hennepplanten, wat leidde tot een onderzoek door de sociale recherche van de gemeente Midden-Groningen. Het college van burgemeester en wethouders besloot op 17 juli 2019 om de bijstand over de periode van 24 januari 2019 tot en met 13 juni 2019 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door de hennepteelt niet te melden.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij de hennepplanten voor eigen gebruik teelde en dat hij zich niet kon laten straffen voor het melden van deze activiteit, beroep doend op het nemo teneturbeginsel. De Raad oordeelde echter dat de appellant verplicht was om beroeps- of bedrijfsmatige teelt van hennep te melden. De aanwezigheid van een hennepkwekerij van deze omvang wijst op beroepsmatige teelt, en de onderzoeksbevindingen gaven voldoende grond voor de besluiten van het college. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de inlichtingenverplichting noodzakelijk is voor het vaststellen van de rechtmatigheid van de bijstandsverlening.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bijstandsgerechtigden en de grenzen van het nemo teneturbeginsel in het kader van het verstrekken van informatie aan de bijstandverlenende instantie. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.