2.2.Naar aanleiding van deze uitspraak heeft verweerder een BMA-advies opgevraagd. Op 21 juni 2024 heeft het BMA een advies uitgebracht ten aanzien van eiser. Mede op basis van dit advies heeft verweerder met het bestreden besluit van 16 juli 2024 de aanvraag opnieuw niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder stelt ten onrechte dat eiser asiel heeft aangevraagd in Polen. Bovendien is de overdrachtstermijn inmiddels verstreken waardoor verweerder zelf verantwoordelijk is geworden voor eisers aanvraag. Daarnaast kan verweerder ten aanzien van Polen niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In het arrest van het Hofvan 29 februari 2024(hierna: arrest X) is namelijk geoordeeld dat ten aanzien van Polen niet zonder meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en daarnaast bevestigen rapporten van AIDAen Amnesty Internationalde zeer slechte behandeling van Dublinclaimanten in Polen. Ook volgt uit een uitspraak van deze rechtbank van 22 april 2024dat alleen uitgegaan kan worden van een adequate behandeling van asielverzoeken door Polen indien de desbetreffende asielzoeker geen eerdere (slechte) ervaringen heeft gehad met het asiel- en opvangsysteem in Polen. Eiser is in Polen eerder slachtoffer geworden van pushbacks en van onrechtmatige (grens)detentie. Eiser is in detentie bijzonder slecht behandeld en getuige geweest van de dood van een asielzoeker die niet tijdig de benodigde medische hulp heeft gekregen. Ter onderbouwing heeft eiser een verklaring van een celgenoot en een krantenartikel overgelegd. In combinatie met eisers ervaringen in Irak heeft dit geleid tot een post-traumatische stressstoornis en depressie. Nu een groot risico bestaat op herhaalde detentie, bestaat een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvestbij een overdracht aan Polen. Gelet hierop en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 16 juli 2024had verweerder hier uit eigen beweging onderzoek naar moeten doen. Daarnaast bestaat een reëel risico op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand van eiser bij een overdracht. Uit het bestreden besluit blijkt namelijk niet dat de Poolse autoriteiten garanties hebben gegeven die vereist zijn volgens het BMA-advies. In beroep heeft eiser de ernst van zijn gezondheidstoestand verder onderbouwd met een verklaring van een Poolse psycholoog van 23 juni 2023, een stuk van de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis in Polen en een recente verklaring van de behandelend GZ-psycholoog waarin wordt vermeld dat het suïciderisico als verhoogd wordt geschat en acuut zal worden bij een overdracht aan Polen. Vanwege eisers psychische problematiek en het risico op herhaalde detentie had verweerder ook aanleiding moeten zien om eisers aanvraag onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening (hierna: Dvo) omdat een overdracht zou getuigen van onevenredige hardheid. Nu verweerders motivering van artikel 17 Dvo enkel bestaat uit standaardoverwegingen, is er sprake van een motiveringsgebrek. Tot slot, is van belang dat eiser hulp, zorg en steun ondervindt van zijn oom die in Nederland verblijfsrecht heeft. Deze familiebanden bestonden al in het land van herkomst.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Overdrachtstermijn
4. De rechtbank is van oordeel dat de overdrachtstermijn niet is verstreken en overweegt hiertoe als volgt. Uit artikel 29, eerste lid, Dvo volgt dat de overdrachtstermijn van zes maanden ingaat vanaf het moment van aanvaarding van het claimverzoek of vanaf de definitieve beslissing op het beroep of het bezwaar indien de uitvoering van het overdrachtsbesluit gedurende de behandeling van het beroep in eerste aanleg is opgeschort op grond van artikel 27, derde lid Dvo.Lidstaten bepalen aan welke van de drie alternatieve mogelijkheden van artikel 27, derde lid, Dvo zij toepassing geven om in hun nationale recht opschortende werking te verlenen aan een beroep of bezwaar tegen het overdrachtsbesluit. Nederland heeft ervoor gekozen om toepassing te geven aan artikel 27, derde lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening.Dit betekent dat de uitvoering van een overdrachtsbesluit wordt opgeschort door toewijzing van een verzoek om een voorlopige voorziening.De rechtbank overweegt dat in eisers geval het verzoek om een voorlopige voorziening op 6 februari 2024 bij mondelinge uitspraak is toegewezen.Gelet hierop is de overdrachtstermijn (opnieuw) gaan lopen vanaf het moment dat een definitieve beslissing is genomen op het beroep van eiser tegen het overdrachtsbesluit van 1 december 2023.
Verantwoordelijkheid Polen
5. De rechtbank begrijpt het betoog van eiser dat hij geen asiel heeft aangevraagd in Polen zo dat hij stelt dat het claimakkoord door deze onjuiste registratie niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. Dit betoog wordt niet gevolgd. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er vanuit gaan dat Eurodac-registraties zorgvuldig plaatsvinden.Met de enkele verklaring van eiser dat hij geen asielverzoek heeft ingediend in Polen, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de Eurodac-gegevens onjuist zijn.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. In Dublinzaken het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest.