ECLI:NL:RBDHA:2024:3124

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
NL23.37875
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-regelgeving

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Iraakse nationaliteit heeft, heeft op 5 september 2023 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 6 februari 2024 werd het onderzoek geschorst vanwege de afwezigheid van een tolk, maar het verzoek om een voorlopige voorziening werd toegewezen. Op 27 februari 2024 werd het beroep opnieuw behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

Eiser voert aan dat hij in Polen geestelijk en lichamelijk mishandeld is en dat hij vreest voor een slechte behandeling bij terugkeer. Hij stelt dat er systeemfouten zijn in het Poolse asiel- en opvangsysteem en verwijst naar rapporten van AIDA en Amnesty International. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat Polen zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat de situatie in Polen niet zodanig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische problematiek van eiser, die PTSS heeft en onder behandeling staat. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37875 (beroep).

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.D.C. van der Weijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 5 september 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 1 december 2023 deze asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen daarvoor verantwoordelijk is.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL23.37875) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (NL23.37876) te treffen.
1.4
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn beiden op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Vanwege afwezigheid van de tolk is het onderzoek ter zitting in beroep geschorst en tot nader order aangehouden. Het verzoek om een voorlopige voorziening is op deze zitting bij mondelinge uitspraak toegewezen.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 opnieuw op zitting behandeld en onderzoek ter zitting heropent. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, G. Ali als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Iraakse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1989. Eiser heeft enige tijd in Turkije verbleven en heeft op 27 september 2022 een verzoek om internationale bescherming ingediend in Polen. Vanwege zijn illegale inreis heeft eiser bijna een jaar in detentie gezeten in Polen. Eiser stelt in de detentieperiode lichamelijk en geestelijk mishandeld te zijn en is daarom Polen ontvlucht. Omdat uit Eurodac gebleken is dat eiser eerder asiel heeft aangevraagd in Polen, heeft verweerder op grond van artikel 18, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening een verzoek tot terugname gedaan. De Poolse autoriteiten hebben dit verzoek op 16 oktober 2023 geaccepteerd.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat verweerder ten aanzien van Polen niet uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft namelijk 11 maanden in detentie gezeten in Polen en is daar geestelijk en lichamelijk mishandeld. Hij vreest dat hij opnieuw slecht behandeld zal worden. Eiser betoogt dat er sprake is van systeemfouten in het Poolse asiel- en opvangsysteem en verwijst daarbij naar rapporten van AIDA [1] en Amnesty International [2] . Eiser voert aan dat uit uitspraken van Duitse rechters volgt dat ten aanzien van Polen niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit gegaan kan worden, vanwege de slechte opvangsituatie. Ook vreest eiser dat Polen hem terugstuurt naar het land van herkomst en daarmee het verbod op refoulement schendt. Verder voert eiser aan dat hij medische klachten heeft en onder psychiatrische behandeling staat vanwege de trauma’s die hij heeft opgelopen. Hij heeft een grote angst voor terugkeer naar Polen en de dreigende terugkeer naar Polen roept bij hem suïcidale gedachten op. Bovendien is eiser afhankelijk van zijn in Nederland wonende oom en diens gezin.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten van de Europese Unie zich ten aanzien van asielzoekers houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en de mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt in dit geval slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Polen dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] of artikel 4 van het Handvest [4] . Uit vaste rechtspraak [5] van het Hof van Justitie volgt dat van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest pas sprake is, indien de door de vreemdeling aannemelijk gemaakte tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem structureel van aard zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt.
5. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de door eiser ingebrachte stukken en informatie niet kan worden geconcludeerd dat Polen zich niet aan zijn internationale verplichtingen jegens asielzoekers houdt of dat sprake is van structurele tekortkomingen in het asielsysteem die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt. Het door eiser aangehaalde AIDA rapport en het rapport van Amnesty International bieden onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat niet uitgegaan kan worden van de toezegging van de Poolse autoriteiten om eiser na terugname toe te laten tot de asielprocedure en de opvang, nu uit deze rapporten geen wezenlijk ander beeld van de asielsituatie in Polen volgt dan voorheen. Dat eiser vanwege zijn illegale inreis in Polen gedetineerd is geweest is daarbij op zichzelf staand geen aanwijzing dat deze vorm van detentie onrechtmatig is. De verwijzing naar uitspraken van Duitse rechters maken het voorgaande oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank is niet gehouden aan uitspraken van de Duitse rechters.
Arrest C.K. tegen Slovenië
6. Uit het arrest
C.K. tegen Sloveniëvan het Hof van Justitie [6] volgt dat sprake is van een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest, wanneer de overdracht van een Dublinclaimant met een bijzonder ernstige mentale of lichamelijke aandoening leidt tot een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand. Verweerder dient bij het nemen van een overdrachtsbesluit daarom rekening te houden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor de gezondheidstoestand van eiser die ten gevolge van de overdracht zelf kunnen ontstaan.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de gebleken psychische problematiek van eiser en onderzoek heeft gedaan naar de vraag of deze problemen een reële risico meebrengen op aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen van de overdracht aan Polen. Uit de in beroep overgelegde stukken blijkt dat eiser in Polen detentieongeschikt bevonden is vanwege zijn psychofysiologische problemen en een zelfmoordpoging heeft gedaan. Ook de notitie van het psychologische consult uit Polen en de stukken van de huisarts in Nederland geven blijk van aanhoudende psychische problematiek die samenhangt met zijn angst om naar Polen terug te moeten. Er is bij eiser PTSS gediagnosticeerd en eiser krijgt medicatie voorgeschreven vanwege zijn psychische problemen. Hoewel uit de stukken niet volgt dat de PTSS ontstaan is vanwege de gestelde mishandelingen in Polen, is door medewerkers van het COA bij de huisarts aangegeven dat hij zwaar getraumatiseerd is in Polen en het land van herkomst. Ter zitting is verklaard dat eiser momenteel in Nederland onder behandeling staat voor zijn psychische problemen. Eiser had weliswaar enkele afsprakenkaartjes hiervan met zich meegenomen naar de zitting, maar de rechtbank betreurt dat er geen recente verklaringen of beoordelingen van deze behandelaar zijn toegevoegd aan het dossier door de gemachtigde van eiser, zoals bij eerdere aanhouding van dit beroep door de rechtbank is gesuggereerd. Gelet evenwel op de in het dossier aanwezige stukken is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bij hem bekende informatie over de psychische problematiek van eiser en het risico op een herhaalde suïcidepoging samenhangend met gedwongen terugkeer naar Polen had moeten voorleggen aan een arts van het BMA [7] , die zo nodig daarbij - in samenwerking met de gemachtigde van eiser - nadere informatie had kunnen opvragen bij eisers behandelaar, teneinde het mogelijke risico op aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen van overdracht van eiser aan Polen te beoordelen. Het bestreden besluit kent op dit punt een zorgvuldigheidsgebrek en komt om die reden voor vernietiging in aanmerking.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet in dit geval geen mogelijkheden voor finale geschilbeslechting en zal het bestreden besluit daarom volledig vernietigen en verweerder opdragen om opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen.
9. Er bestaat in dit geval aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank stelt de proceskosten voor de zitting van 27 februari 2024 vast op een bedrag van €1.750 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van €875,- en een wegingsfactor 1). Omdat eiser en zijn gemachtigde ook ter zitting verschenen zijn bij de behandeling van het beroep op 6 februari 2024, maar dit beroep door onvoorziene afwezigheid van de tolk toen niet inhoudelijk behandeld kon worden, kent de rechtbank voor deze zitting €437,50 toe (1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 0,5). Verweerder dient deze proceskosten aan de gemachtigde van eiser te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van €2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.AIDA Country Report Poland, update mei 2023, zie deze link:
2.Landenrapport Amnesty International 2022/2023, pagina 300 en 301, zie deze link:
3.Europees verdrag voor de rechten van de mens.
4.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
5.Zie het arrest
6.Zie het arrest
7.Bureau Medische Advisering (vaste adviseur van verweerder voor medische kwesties in vreemdelingenzaken).