ECLI:NL:RBDHA:2024:13294
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag voor minderjarige Turkse eiseres met geringe sociale en economische binding in Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een minderjarige Turkse eiseres tegen de afwijzing van haar visumaanvraag voor kort verblijf beoordeeld. De aanvraag was ingediend met het doel familiebezoek te brengen aan haar zus in Nederland. De minister van Buitenlandse Zaken had de aanvraag afgewezen op 1 september 2023, en het bezwaar daartegen werd op 23 april 2024 kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 19 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiseres, die in Turkije verblijft, niet aanwezig was.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de sociale binding van de eiseres met Turkije als gering moet worden aangemerkt. De eiseres is vijftien jaar oud, woont bij haar ouders in Turkije, en heeft geen economische binding met Nederland. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft vastgesteld dat er geen zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen zijn die de eiseres zouden dwingen om terug te keren naar Turkije. De rechtbank wijst ook op het feit dat de eiseres geen Nederlands of Engels spreekt en dat haar toekomst in Turkije ligt.
De rechtbank oordeelt verder dat de minister de hoorplicht niet heeft geschonden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de visumaanvraag. Eiseres krijgt het betaalde griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van proceskosten.