ECLI:NL:RBDHA:2024:11308

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
C/09/665260 / KG ZA 24-387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen in kort geding tussen logistiek dienstverlener en LVMH-groep

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Den Haag, betreft het een kort geding tussen [bedrijfsnaam] INTERNATIONALE EXPEDITIE B.V. en een aantal vennootschappen van de LVMH-groep, waaronder MHCS S.A. en SOCIÉTÉ JAS HENNESSY & COMPAGNIE S.A. De eisende partij, [bedrijfsnaam], verzoekt de voorzieningenrechter om een verbod op executiemaatregelen die zijn opgelegd in een eerder vonnis, waarin dwangsommen zijn verbonden aan de opgaveverplichting van [bedrijfsnaam]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [bedrijfsnaam] onrechtmatig had gehandeld door het faciliteren van merkinbreuk door derden, en had haar verplicht om bepaalde gegevens te verstrekken over de inbreukmakende producten. [bedrijfsnaam] stelt dat zij tijdig en volledig aan deze opgaveverplichting heeft voldaan, terwijl MHCS c.s. betoogt dat dit niet het geval is en dat er dwangsommen zijn verbeurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat [bedrijfsnaam] inderdaad aan de opgaveverplichting heeft voldaan en dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het dreigen met het innen van dwangsommen door MHCS c.s. misbruik van bevoegdheid oplevert. Daarom is het verzoek van [bedrijfsnaam] om een verbod op executiemaatregelen toegewezen, met een dwangsom voor elke overtreding van dit verbod.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/665260 / KG ZA 24-387
Vonnis in kort geding van 18 juli 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[bedrijfsnaam] INTERNATIONALE EXPEDITIE B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [bedrijfsnaam] ,
advocaat: mr. T. Geerlof,
tegen

1.MHCS S.A.,

te Epernay (Frankrijk),
(hierna: MHCS)
2.
SOCIÉTÉ JAS HENNESSY & COMPAGNIE S.A.,
te Cognac (Frankrijk),
(hierna: Hennessy)
3.
MACDONALD & MUIR LIMITED,
te Edinburgh (Schotland),
(hierna: MacDonald)
4.
POLMOS ZYRARDÓW SP. ZO.O.,
te Zyrardów (Polen),
(hierna: Polmos)
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: MHCS c.s.,
advocaat: mr. N.W. Mulder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 14 mei 2024 betekende dagvaarding met de producties EP01 tot en met EP27;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met de producties GP01 tot en met GP42;
- de conclusie van antwoord in reconventie met de producties EP28 tot en met EP37;
- de op 18 juni 2024 (per e-mail) ingediende akte overlegging aanvullende producties waarmee MHCS c.s. de producties GP43 tot en met GP48 in het geding heeft gebracht; en
- de op 19 juni 2024 (per e-mail) ingediende akte overlegging aanvullende producties (deel 2) waarmee MHCS c.s. de producties GP49 tot en met GP51 heeft overgelegd;
- de mondelinge behandeling van 20 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [bedrijfsnaam] ;
- de pleitnota van MHCS c.s.
1.2.
Aan de zijde van [bedrijfsnaam] waren bij de mondelinge behandeling aanwezig haar algemeen directeur [naam 1] en haar financieel directeur [naam 2] , vergezeld van haar advocaten mr. Geerlof voornoemd en mr. D. Guerrero Obando. Van de zijde van MHCS c.s. waren in de zittingszaal aanwezig haar advocaten mr. Mulder voornoemd en mr. J.W.T. van Walsem. Namens MHCS c.s. heeft verder op afstand – via een audiovisuele verbinding – aan de zitting deelgenomen [naam 3] (
Brand Protection Manager Americas & Caribbeanbij MHCS).
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [bedrijfsnaam] – alvorens haar eerste termijn aan te vangen – bezwaar gemaakt tegen de indiening van de aktes waarmee MHCS c.s. de producties GP43 tot en met GP51 in de procedure heeft gebracht. In het bijzonder heeft [bedrijfsnaam] verzocht de toelating van de producties GP45, GP49 en GP50 te weigeren, omdat zij – gelet op het tijdstip waarop die producties zijn overgelegd – onvoldoende gelegenheid heeft (gehad) zich te verweren tegen (eventueel tijdens de mondelinge behandeling door MHCS c.s. in te nemen) stellingen die aan die producties zijn ontleend. Nadat MHCS c.s. zich over dat bezwaar had uitgelaten en partijen over en weer kort hadden kunnen reageren, heeft de voorzieningenrechter een beslissing genomen. De voorzieningenrechter heeft het bezwaar van [bedrijfsnaam] afgewezen, nu de stukken waarop zij het oog heeft, in het kader van deze kortgedingprocedure tijdig (24 uur vóór de mondelinge behandeling) zijn overgelegd. De voorzieningenrechter heeft daarbij toegezegd de goede procesorde te bewaken en oog te houden voor de situatie waarin MHCS c.s. aan die producties nieuwe stellingen zal ontlenen waartegen [bedrijfsnaam] zich slechts kan verdedigen na nadere bestudering van die producties.
1.4.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter bepaald dat 25 juli 2024 vonnis zal worden gewezen. Vonnis is nader bepaald op vandaag (18 juli 2024).

2.De feiten

2.1.
MHCS, Hennessy, MacDonald en Polmos maken deel uit van het conglomeraat Louis Vuitton Moët Hennessy (de LVMH-groep), een Frans beursgenoteerd bedrijf dat zich bezighoudt met de productie en verhandeling van luxeproducten. MHCS c.s. produceert alcoholhoudende dranken, waaronder waren voorzien van de merken Hennessy, Moët & Chandon, Veuve Clicquot (Ponsardin), Glenmorangie, Dom Perignon, Belvedere Vodka, Krug, Chandon en Ardbeg (hierna: de LVMH-producten). Hennessy c.s. is onder meer ten aanzien van de hiervoor genoemde merknamen houdster van een aantal Uniemerk-, Beneluxmerk- en internationale merkregistraties met gelding in de Europese Unie (hierna: EU) dan wel de Benelux (hierna: de LVMH-merken).
2.2.
[bedrijfsnaam] is een logistiek dienstverlener die zich bezighoudt met de inslag, opslag en uitslag van (onder andere) alcoholhoudende dranken, waaronder de LVMH-producten. De LVMH-producten zijn accijnsgoederen. [bedrijfsnaam] beschikt over de vergunningen om partijen alcoholhoudende drank in haar loodsen onder andere op te slaan onder de douanestatus T1 (goederen die douanerechtelijk niet zijn ingevoerd) of T2/AGD (goederen die douanerechtelijk zijn ingevoerd, maar onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst).
2.3.
[bedrijfsnaam] verricht haar logistieke diensten onder meer voor de Van Caem Klerks Groep, een internationaal opererend concern dat zich bezighoudt met groothandel in en im- en export van – voor zover hier van belang – alcoholhoudende dranken voorzien van de LVMH-merken.
2.4.
MHCS c.s., enerzijds, en, anderzijds, onder meer [bedrijfsnaam] en verschillende tot de Van Caem Klerks Groep behorende vennootschappen (hierna: de VCK-vennootschappen) zijn verwikkeld in een omvangrijk geschil over – kort gezegd – de (onrechtmatige) verhandeling van flessen alcoholhoudende drank voorzien van de LVMH-merken. In dat kader heeft MHCS c.s. onder andere [bedrijfsnaam] en de VCK-vennootschappen en de bij die vennootschappen betrokken bestuurders gedagvaard in een bodemprocedure die bij deze rechtbank is geregistreerd onder zaak-/rolnummer C/09/527162 / HA ZA 17-184. In die bodemprocedure heeft MHCS c.s., voor zover in dit kort geding van belang, een inbreukverbod gevorderd met als nevenvorderingen opgave van bepaalde gegevens met betrekking tot de inbreuk, en afdracht van de met de inbreuk behaalde winst.
2.5.
Op 14 juni 2023 heeft deze rechtbank in genoemde bodemprocedure vonnis gewezen (hierna: het Vonnis) [1] . Ten aanzien van [bedrijfsnaam] heeft de rechtbank in de kern het volgende geoordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen van MHCS c.s. voor zover gestoeld op (zelfstandige) merkinbreuk door [bedrijfsnaam] (de primaire grondslag van de vorderingen van MHCS c.s.) afgewezen. Wel heeft de rechtbank in het Vonnis vastgesteld dat [bedrijfsnaam] door het faciliteren van merkinbreuk door derden, waaronder verschillende VCK-vennootschappen (in het Vonnis aangeduid als “de Werkmaatschappijen”), onrechtmatig jegens MHCS c.s. heeft gehandeld. Op die grond heeft de rechtbank jegens [bedrijfsnaam] het gevorderde stakingsbevel en de nevenvorderingen toegewezen. Daarover heeft zij in het Vonnis – voor zover hier relevant – het volgende overwogen:

6.II.D. in de zaken tegen [bedrijfsnaam] c.s.
1. de aan LI verweten handelingen
(…)
2. slotsom vastgesteld onrechtmatig handelen door LI
6.88.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat LI niet zelf inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Hennessy c.s.. Zij heeft wel onrechtmatig gehandeld jegens Hennessy c.s. door het faciliteren van de merkinbreukmakende handelingen decoderen, invoer, uitvoer en opslag ter verhandeling van gedecodeerde waar. Dit is vastgesteld met betrekking tot de MHCS-Merken Hennessy, Moët & Chandon, Veuve Clicquot, Glenmorangie en Dom Perignon. Dit brengt mee dat ook onrechtmatig is gehandeld door het faciliteren van inbreuk op het Merk Chandon. Hieronder is in een tabel weergegeven voor welke merken onrechtmatig handelen is vastgesteld, waarbij steeds de oudste vastgestelde onrechtmatige daad is vermeld, en wanneer deze ver in het verleden ligt, ook een recentere.
Merk
Oudste OD
Productie
Gefaciliteerde inbreukhandeling (o.a.)
Hennessy
10-07-2006
30-08-2016
EP33
EP04, EP146
Opslag gedecodeerde waar
Opslag, decoderen (beslag)
Moët & Chandon
23-10-2006
30-08-2016
EP33
EP04, EP146
Opslag gedecodeerde waar
Opslag, decoderen (beslag)
Veuve Clicquot
11-02-2013i
EP47d
Decoderen, uitvoer
Glenmorangie
16-08-2012i
13-01-2014i
EP48
EP28
Decoderen, uitvoer
Invoer gedecodeerde waar
Dom Perignon
01-05-2012i
EP48
Decoderen, uitvoer
(…)
In de zaak tegen LI
6.156. Gelet op de vaststelling dat LI onrechtmatig jegens Hennessy c.s. heeft gehandeld door het faciliteren van merkinbreuk (zie 6.88), wordt het ter zake gevorderde stakingsbevel (onderdeel B.IX van de vorderingen) toegewezen, zoals in het dictum verwoord. Het verbod is beperkt tot het leveren van logistieke diensten waarbij LI weet of behoort te weten dat sprake is van (het faciliteren van) inbreuk op de MHCS-merken. Dat is, zoals reeds overwogen, het geval bij het faciliteren van decoderen van MHCS-producten met douanestatus T2/AGD en het faciliteren van de handel (invoer, uitvoer, opslag) in gedecodeerde MHCS-producten met douanestatus T2/AGD, maar niet bij het faciliteren van de handel in niet-uitgeputte MHCS-producten (zie 6.82). Nu Hennessy c.s. onrechtmatig handelen van LI in andere Unielanden dan in Nederland niet heeft toegelicht, wordt het verbod beperkt tot Nederland. De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen, zij het dat deze zullen worden gematigd en gemaximeerd zoals verwoord in het dictum. Om executiegeschillen te voorkomen, zal een verbod worden opgelegd met ingang van één week na betekening van het vonnis. Niet valt in te zien welk belang Hennessy c.s. naast een verbod heeft bij een verklaring voor recht dat LI onrechtmatig heeft gehandeld, zodat die vordering, evenals alle vorderingen die zien op merkinbreuk door LI, zal worden afgewezen.
- schadevergoeding en winstafdracht
6.157. LI is aansprakelijk voor de schade die Hennessy c.s. heeft geleden ten gevolge van het onrechtmatig handelen van LI. De ter zake gevorderde verklaring voor recht (onderdeel B.XVIII van de vorderingen) is dus toewijsbaar. Het is aannemelijk dat Hennessy c.s. mogelijk schade heeft geleden ten gevolge van het vastgestelde onrechtmatig handelen van LI. De rechtbank zal daarom bepalen dat de schade nader moet worden opgemaakt bij staat en niet, zoals Hennessy c.s. primair vordert, dat deze moet worden berekend aan de hand van de opgave. Het verweer van LI dat causaal verband ontbreekt tussen de gestelde schade (winstderving, afname commerciële waarde van de Merken, reputatieschade en kosten opsporing) en de aan haar verweten onrechtmatige handelingen, dient in de schadestaatprocedure te worden beoordeeld. Daarbij geldt dat Hennessy c.s. niet van verschillende partijen (de Werkmaatschappijen en LI) vergoeding van dezelfde schade kan verkrijgen.
6.158. Voor het toewijzen van de gevorderde winstafdracht (onderdeel B.XVII van de vorderingen) op de voet van art. 21 lid 4 BVIE bestaat, nu geen merkinbreuk is vastgesteld, geen grond. Of aanleiding bestaat om door LI te vergoeden schade op de voet van art. 6:104 BW (deels) te begroten op de door LI met de onrechtmatige handelingen genoten winst, kan in de schadestaat-procedure worden beoordeeld nadat de daartoe strekkende, hierna toe te wijzen, opgave is gedaan.
- opgave
6.159. De gevorderde opgave (onderdeel B.XIII van de vorderingen) is ten aanzien van LI beperkt toewijsbaar, zoals in het dictum verwoord. Hennessy c.s. heeft belang bij opgave om de omvang van het onrechtmatig handelen van LI te kunnen vaststellen in verband met de begroting van de schade, informatie over opdrachtgevers te verkrijgen en om de door LI met die handelingen genoten winst te kunnen begroten. Voor opgave is alleen aanleiding als het gaat om het faciliteren van handelingen met gedecodeerde MHCS-producten voorzien van de Merken Hennessy, (Moët &) Chandon, Veuve Clicquot, Glenmorangie en Dom Perignon en met douanestatus T2/AGD, dan wel het decoderen van MHCS-producten met die status dan wel invoer waardoor dergelijke producten douanestatus T2/AGD verkrijgen. Voor het opleggen van de verplichting tot het doen van opgave van zendingen die naar haar onderweg zijn of voorraden die bij derden worden gehouden, bestaat geen aanleiding. Voorts geldt hetgeen hiervoor in dit verband ten aanzien van de Werkmaatschappijen is overwogen met betrekking tot, onder meer, de beperking in tijd. Dit betekent dat opgave moet worden gedaan vanaf de volgende data:
- 22 november 2009 voor de Merken Hennessy en (Moët &) Chandon;
- 16 augustus 2012 voor de Merken Glenmorangie en Dom Perignon;
- 11 februari 2013 voor het Merk Veuve Clicquot.
6.160. Het verweer van LI dat zij door de gevorderde opgave disproportioneel wordt belast, gaat niet op. De opgave sluit aan op het vastgestelde onrechtmatig handelen. Wel zal de rechtbank, omdat de opgave mogelijk aanzienlijk zal zijn in omvang, een termijn van zes maanden bepalen voor het voldoen aan die verplichting. Op dezelfde gronden als hiervoor in 6.138 overwogen zal de gevorderde opgave door een accountant worden afgewezen.
6.161. De opgave van winstgegevens is, gelet op wat hiervoor in 6.158 is overwogen, toewijsbaar voor zover het gegevens betreft over winst behaald met het onrechtmatig faciliteren van merkinbreuk. De winst betreft, anders dan Hennessy c.s. lijkt te veronderstellen, niet de resultante van de verkoopprijs verminderd met de aankoopprijs en met de verkoop rechtstreeks verband houdende belastingen en kosten. Deze vorm van winst wordt gegenereerd door de opdrachtgevers van LI. De nettowinst van LI is gelegen in het tarief voor de invoer, opslag, het uitvoeren van VAL-activiteiten etcetera dat zij bij haar opdrachtgevers in rekening heeft gebracht/brengt (door LI aangeduid als
service fee) minus de in dit verband gemaakte kosten en verschuldigde belastingen. De vordering zal aldus worden toegewezen. De dwangsom voor de opgave zal worden toegewezen, enigszins gematigd. Voorts zal aan het totaal van te verbeuren dwangsommen een maximum worden verbonden.
- afgifte
6.162. Hennessy c.s. vordert afgifte van alle inbreukmakende MHCS-producten die zich onder LI bevinden, waaronder MHCS-producten die op 30 augustus 2016 in conservatoir beslag zijn genomen bij LI (onderdeel B.XXI van de vorderingen). Van de beslagen producten is hiervoor vastgesteld dat dit Inbreukmakende MHCS-producten zijn als gedefinieerd in 6.131, zodat de afgifte daarvan op de voet van art. 2.22 lid 1 BVIE zal worden toegewezen. LI heeft zich daartegen, anders dan door betwisting van (wetenschap van) inbreuk, ook niet verzet. De gevorderde aansprakelijkstelling van LI voor de met de vernietiging gemoeide kosten, wordt ook toegewezen. LI is niet de eigenaar van de beslagen MHCS-producten, maar deze worden door LI gehouden voor derden, waarvan zij de identiteit niet bekend heeft gemaakt. De rechtbank acht het daarom redelijk dat zij die kosten, voor zover tot vernietiging wordt overgegaan, vergoedt, waarbij de rechtbank erop vertrouwt dat zij die kosten kan verhalen bij haar opdrachtgevers, de eigenaren van de beslagen partijen. Voor zover dit niet mogelijk zal blijken, komt dit voor haar risico, gelet op het feit dat zij de identiteiten van de derden voor wie zij de producten houdt, niet heeft willen prijsgeven.
6.163. Voor een verdergaande afgifteverplichting bestaat geen grond. LI houdt zelf geen voorraden, maar slaat producten op voor derden. Voor zover bedoeld is het gevorderde afgiftebevel ook te laten gelden voor alle gedecodeerde MHCS-producten die LI houdt voor derden, is die vordering te onbepaald en heeft Hennessy c.s. niet toegelicht welk belang zij bij toewijzing daarvan heeft. Informatie over partijen Inbreukmakende MHCS-producten (zie 6.131) die een van de Werkmaatschappijen bij LI houdt, kan zij afleiden uit het aan de Werkmaatschappijen te geven opgavebevel. Met betrekking tot ten behoeve van andere derden opgeslagen gedecodeerde Inbreukmakende MHCS-producten volgt uit het tegen LI uit te spreken opgavebevel wie de opdrachtgevers zijn, zodat Hennessy c.s. de eigenaren van de producten zo nodig kan aanspreken.
- proceskosten
6.164. Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten in de procedure tussen Hennessy c.s. en LI worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Voor veroordeling van LI in de kosten van afgiftebeslag bestaat geen aanleiding omdat zij niet de eigenaar is van de beslagen goederen. Die kosten zal Hennessy c.s. op de eigenaren kunnen verhalen wanneer uit de opgave van LI blijkt wie dat zijn.”
In de zaken tegen gedaagden [bedrijfsnaam] c.s., Llogs, Pure Handling Van Caem c.s. en Beta Logistics
Art. 843a Rv - exhibitie-vordering Hennessy
(…)
7.3.
Hennessy c.s. vordert na eisvermindering uitsluitend nog indirecte inzage door een forensisch accountant in de in beslag genomen administraties, althans in kopieën daarvan, teneinde:
- de juistheid en volledigheid van de hiervoor bedoelde opgave na te gaan,
- de omvang van de inbreuk op de Merken na te gaan,
- de distributiekanalen in kaart te brengen met betrekking tot de verhandeling van Inbreukmakende MHCS-producten en het verlenen van Onrechtmatige Dienstverlening, en
- haar schade vast te kunnen stellen.
(…)
7.9.
Onrechtmatig handelen door LI en merkinbreuk door de Werkmaatschappijen is vastgesteld, zodat met betrekking tot die partijen de voor exhibitie vereiste rechtsbetrekking aanwezig is. Jegens die partijen ziet de rechtbank echter geen aanleiding voor toewijzing van de exhibitie-vordering, voor zover deze erop is gericht de juistheid en volledigheid van de opgave te controleren aan de hand van de in conservatoir beslag genomen informatie. Opgave op straffe van verbeurte van een dwangsom biedt voldoende waarborg. Hennessy c.s. heeft zelf aangegeven primair opgave te vragen omdat het bewijsbeslag onvolledig zou kunnen zijn, zodat niet valt in te zien wat het belang is van aanvullende controle, nog daar gelaten de kosten die daarmee gemoeid zullen zijn, zodat het vereiste van het hebben van rechtmatig belang ontbreekt. De dubbele kosten voor opgave door de Werkmaatschappijen en LI en inzage ter controle van dezelfde informatie door een forensisch accountant, is ook niet proportioneel. De overige in de exhibitievordering genoemde doelen (vaststellen distributiekanalen en omvang van de inbreuk en de schade) vormen ook onderdeel van de ten aanzien van JMN, Delicasea, LB11 en LI ieder afzonderlijk te bevelen opgave, en vormen daarmee in feite eveneens een vordering om de opgave te controleren. De exhibitie-vordering Hennessy in de hoofdzaak zal dan ook worden afgewezen.
2.6.
Voor zover hier van belang, luidt het dictum van het Vonnis als volgt:
“De rechtbank
(…)
in de zaak tegen LI
10.27.
beveelt LI om met ingang van één week na betekening van het vonnis het onrechtmatig handelen jegens Hennessy c.s. in Nederland te staken en gestaakt te houden, bestaande uit het op commerciële schaal verlenen van diensten aan derden met betrekking tot gedecodeerde MHCS-producten voorzien van de merken Hennessy, (Moët &) Chandon, Veuve Clicquot, Glenmorangie en/of Dom Perignon die douanestatus T2/AGD hebben of door invoer krijgen, waaronder in ieder geval begrepen het faciliteren van decoderen, opslag ter verhandeling, invoer en uitvoer;
10.28.
veroordeelt LI tot afgifte ter vernietiging van de onder LI op 30 augustus 2016 in conservatoir afgiftebeslag genomen Inbreukmakende MHCS-producten binnen één maand na betekening van dit vonnis, en verklaart voor recht dat LI de kosten van de vernietiging van die producten aan Hennessy c.s. moet vergoeden;
10.29.
veroordeelt LI om binnen zes maanden na betekening van dit vonnis aan de raadsman van Hennessy c.s., mr. N.W. Mulder, een door haar, voor haar rekening opgestelde, schriftelijke opgave te doen, ter staving daarvan vergezeld van kopieën van relevante documenten (facturen, paklijsten, vrachtbrieven, (e-mail)correspondentie, orders, orderbevestigingen, voorraadadministratie, douanestukken of andere bewijsstukken), per Merk, met ingang van de in 6.159 genoemde data, van:
a. het aantal gedecodeerde Inbreukmakende MHCS-producten waarvan zij de inbreuk heeft gefaciliteerd, waaronder in ieder geval begrepen het faciliteren van decoderen, opslag ter verhandeling, invoer en uitvoer op douanestatus T2/AGD dan wel waarbij de producten die douanestatus door invoer hebben verkregen, onder vermelding van volledig(e) adres(sen) en telefoonnummer(s) van de opdrachtgevers, een en ander gerangschikt per jaar, per transactie, waaronder ook begrepen de beslagen producten;
b. de nettowinst die LI met de geleverde diensten met betrekking tot de onder a) bedoelde producten heeft behaald;
10.30.
bepaalt dat LI een dwangsom verbeurt van € 5.000,-- voor iedere dag (een gedeelte van een dag als een hele gerekend) dat zij het in 10.27 verwoorde bevel en de in 10.28 en 10.29 verwoorde veroordelingen overtreedt, dan wel daaraan niet voldoet, met een maximum van € 2.500.000,-;
10.31.
verklaart voor recht dat LI aansprakelijk is voor alle schade die het gevolg is van haar onrechtmatig faciliteren van inbreuken op de Merken genoemd in 10.27, en veroordeelt LI om de schade die Hennessy c.s. heeft geleden en lijdt als gevolg daarvan, aan Hennessy c.s. te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding dan wel, wanneer het faciliteren van latere datum is, vanaf die latere datum;
10.32.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
10.33.
verklaart de hiervoor jegens LI gegeven bevelen en veroordelingen jegens LI uitvoerbaar bij voorraad;
10.34.
wijst het meer of anders gevorderde af;
(…)”
2.7.
Het Vonnis is op 6 juli 2023 aan [bedrijfsnaam] betekend. [bedrijfsnaam] diende dus uiterlijk op 6 januari 2024 aan het onder 10.29 van het Vonnis vermelde opgavebevel (hierna: het Opgavebevel) te voldoen.
2.8.
MHCS c.s. heeft bij dagvaarding van 8 september 2023 hoger beroep ingesteld tegen het Vonnis.
2.9.
Bij e-mailbericht van 7 december 2023 heeft [bedrijfsnaam] aan MHCS c.s. meegedeeld dat zij tijdig (voor 6 januari 2024) een Excelbestand met een overzicht van de transacties kan aanleveren en heeft zij uitstel verzocht voor het aanleveren van de onderliggende documenten tot 15 februari 2024. Daarbij heeft [bedrijfsnaam] vermeld dat, indien MHCS c.s. dat wenste, de documenten ook fysiek konden worden aangeleverd op 1 maart 2024.
2.10.
Aangezien partijen geen overeenstemming konden bereiken over de voorwaarden van een eventueel uitstel, heeft [bedrijfsnaam] ter uitvoering van het Opgavebevel op 6 januari 2024 als bijlagen bij een e-mailbericht de volgende Excelbestanden aan MHCS c.s. toegezonden (hierna: de Excelbestanden):
LVMH overzicht;
Clients NAW dossiers;
LVMH Nett Profit Calculation.
2.11.
In het begeleidende e-mailbericht heeft [bedrijfsnaam] onder meer toegelicht op welke wijze de opgave(lijsten) tot stand is (zijn) gekomen, welke informatie daarin is opgenomen en welke uitgangspunten, richtlijnen en/of aanknopingspunten zij daarbij heeft gehanteerd. Daarnaast heeft [bedrijfsnaam] in dat e-mailbericht een
WeTransfer-link opgenomen door middel waarvan MHCS c.s. toegang heeft verkregen tot (de digitale versie van) de uit de (digitale) administratie van [bedrijfsnaam] afkomstige dossiers die horen bij de in de Excel bestanden opgenomen producten (hierna: de Onderliggende Documenten). Het gaat om 5.474 (digitale) mappen met 18.802 (digitale) bestanden.
2.12.
Per e-mailbericht van 7 januari 2024 heeft MHCS c.s. aan [bedrijfsnaam] onder meer meegedeeld:
“Graag ontvang ik conform r.o. 10.29 van het Vonnis “een
schriftelijkeopgave
vergezeldvan kopieën van de relevante documenten.” (…)
Ten aanzien van de winstafdracht merk ik op dat uw cliënte deze ten onrechte beperkt tot winst die is behaald met de inslag, invoer, opslag en uitslag. [bedrijfsnaam] dient in overeenstemming met r.o. 10.29 van het Vonnis de winst af te dragen over alle diensten waarmee ze de inbreuken op de merken heeft gefaciliteerd. Het gaat dus om:
- Warehousing
- Forwarding
- VAL
- Escrow
- Custom services
- E-commerce
Wat de customs service betreft. Het gaat hier niet alleen om invoer, maar ook om diensten mbt E-AD documenten, veraccijnzen etc.
Het bedrag van 2,85 euro voor de opslag van 1000 KG lijkt te laag, want [bedrijfsnaam] rekent dat bedrag voor de opslag van een pallet.
Gaarne ontvang ik in de loop van deze week een juiste en volledige winstberekening. Als uw cliënte meer tijd nodig heeft, dan verneem ik dat graag.”
2.13.
Per e-mailbericht van 9 januari 2024 heeft [bedrijfsnaam] aan MHCS c.s. meegedeeld dat [bedrijfsnaam] bereid is vrijwillig
hardcopyexemplaren van de stukken toe te zenden op 23 januari 2024. Verder laat zij weten bezig te zijn met een alternatieve wijze van de berekening van de winst aan de hand van de daadwerkelijke facturen, waarbij de relevante gefactureerde onderdelen in verband worden gebracht met het aandeel van de individuele posten.
2.14.
Per brief van 12 januari 2024 heeft MHCS c.s. – voor zover hier van belang – aan [bedrijfsnaam] het volgende bericht:
“7.1 MHCS verzoekt [bedrijfsnaam] niet later dan
23 januari 2024de gebreken in de opgave te herstellen. Dit houdt in:
(a) het aanpassen van het Excel bestand conform het bevel van de rechtbank (i.e. uitgesplitst per transactie (geleverde dienst) en opdrachtgever);
(b) het opgeven van de ontbrekende foto’s;
(c) het doen van een nieuwe nettowinstberekening waarbij
alledoor [bedrijfsnaam] geleverde diensten worden meegenomen; en
(d) het opgeven van de facturen van [bedrijfsnaam] aan haar klanten voor de in rekening gebrachte diensten.
7.2
Ook vragen wij u niet later dan 23 januari 2024 toelichting te geven op de vragen geformuleerd onder paragraaf 5.
7.3
Nogmaals zij opgemerkt dat ontdekking van bovenstaande gebreken het gevolg zijn van een nog beperkte bestudering van de opgave van [bedrijfsnaam] . Niet valt uit te sluiten dat wij op een later moment bij u terug zullen komen met nadere opmerkingen over de opgave.
7.4
Tot slot is MHCS van mening dat [bedrijfsnaam] dwangsommen verbeurt vanaf 7 januari 2024 vanwege het niet doen van een juiste en volledige opgave. Het feit dat MHCS [bedrijfsnaam] in de gelegenheid stelt deze gebreken op korte termijn te herstellen laat dit standpunt onverlet. MHCS is echter (nog) niet voornemens deze dwangsommen op korte termijn aan te zeggen. MHCS behoudt zich daartoe alle rechten voor.”
2.15.
Per brief van 24 januari 2024 heeft [bedrijfsnaam] betwist dat de opgave en de nettowinstberekening onvolledig en/of onjuist zouden zijn. Verder heeft zij zich bereid verklaard, zonder zich daartoe verplicht te zien, de opgavelijst ter verduidelijking op specifieke punten aan te vullen en heeft zij door MHCS c.s. gestelde vragen met betrekking tot de opgave beantwoord.
2.16.
Op 13 februari 2024 is de eerste deellevering met de
hardcopyexemplaren van de tot de opgave behorende stukken afgeleverd bij de advocaten van MHCS c.s. Op 7 maart 2024 is het restant van de
hardcopystukken afgeleverd. Het betreft in totaal meer dan 110.000 pagina’s.
2.17.
Per brief van 16 februari 2024 heeft MHCS c.s. volhard in haar stellingen dat de opgave en de nettowinstberekening onvolledig en/of onjuist zouden zijn en heeft zij de verbeurte van dwangsommen vanaf 7 januari 2024 aangezegd. Het totaalbedrag aan verbeurde dwangsommen komt op dat moment volgens MHCS c.s. uit op (41 dagen x € 5.000 =) € 205.000,-. MHCS c.s. heeft in die brief niet gereageerd op het aanbod van [bedrijfsnaam] tot verduidelijking/aanvulling van de opgave.
2.18.
Bij brief van 5 maart 2024 heeft [bedrijfsnaam] betwist dat stukken zouden ontbreken in de opgave en dat de opgave anderszins onjuist of onvolledig zou zijn.
2.19.
Bij brief van 17 april 2024 heeft MHCS c.s. herhaald dat de opgave en de nettowinstberekening van [bedrijfsnaam] onvolledig en/of onjuist zijn. MHCS c.s. heeft daarop aangekondigd dat indien [bedrijfsnaam] op 26 april 2024 niet overgaat tot het betalen van het bedrag aan beweerdelijk verbeurde dwangsommen, zij over zal gaan tot (het treffen van executiemaatregelen ten behoeve van de) inning van deze dwangsommen. [bedrijfsnaam] heeft vervolgens onderhavig kort geding ingeleid.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[bedrijfsnaam] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verbod op te leggen aan MHCS c.s. op het (doen) treffen van executiemaatregelen op grond van dictumonderdeel 10.30 (jo. 10.29) van het Vonnis, in welke vorm en/of op welke wijze dan ook en aan dit verbod een onmiddellijk opeisbare dwangsom te verbinden van € 50.000,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat MHCS c.s., na betekening van dit vonnis, dit verbod geheel of gedeeltelijk overtreedt, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
II. MHCS c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[bedrijfsnaam] grondt haar vordering op artikel 438 lid 2 Rv [2] en stelt – verkort weergegeven – dat MHCS c.s. misbruik maakt van haar (executie)bevoegdheid door (te dreigen met) de inning van dwangsommen die niet zijn verbeurd. [bedrijfsnaam] heeft immers tijdig (op 6 januari 2024) en volledig (overeenkomstig de doeleinden die de rechtbank onder 6.159 van het Vonnis heeft bepaald) voldaan aan het Opgavebevel, zoals neergelegd in dictumonderdeel 10.29 van het Vonnis. Zelfs indien [bedrijfsnaam] niet volledig en/of juist aan de opgaverplichting zou hebben voldaan, dan geldt dat sprake is van een geringe overtreding die geen verbeurte van dwangsommen rechtvaardigt.
3.3.
MHCS c.s. voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [bedrijfsnaam] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [bedrijfsnaam] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [bedrijfsnaam] in de kosten van deze procedure zoals bedoeld in artikel 1019h Rv inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
MHCS c.s. vordert in reconventie – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat de dwangsommen zoals opgelegd in dictumonderdeel 10.30 van het Vonnis met onmiddellijke ingang na betekening van onderhavig vonnis worden verhoogd tot een bedrag van € 25.000,- voor iedere dag dat [bedrijfsnaam] aan de veroordeling in dictumonderdeel 10.29 van het Vonnis geheel of gedeeltelijk geen gevolg heeft gegeven, met een maximum van € 2.500.000,-;
2. [bedrijfsnaam] te bevelen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan de advocaten van MHCS c.s. juiste en volledige opgave te doen van de eigenaren van de op 30 augustus 2016 in beslag genomen inbreukmakende LVMH-producten, vergezeld van de volgende stukken:
arrival notices,
release notices,
(pre-)loading lists, werkformulieren, foto’s,
bills of lading, douanedocumenten, facturen,
escrow-betalingen en klantdossiers, alsmede alle correspondentie waaronder e-mails, met de eigenaren en/of opdrachtgevers, voorafgaand en na het beslag, één en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag dat door [bedrijfsnaam] aan dit bevel in het geheel geen of gedeeltelijk geen gevolg is gegeven;
3. [bedrijfsnaam] te bevelen met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te gedogen dat een door MHCS c.s. aan te wijzen onafhankelijke derde, zoals DigiJuris B.V., onbeperkt inzage krijgt in de op 21 juli 2017 ten laste van [bedrijfsnaam] in conservatoir bewijsbeslag genomen data:
en de juistheid en volledigheid van de door [bedrijfsnaam] gedane Opgave nagaat;
aan MHCS c.s. per transactie, merk, jaar en betrokken partijen opgave doet van het aantal gedecodeerde inbreukmakende LVMH-producten die vallen onder de reikwijdte van het Opgavebevel zoals vermeld in dictumonderdeel 10.29 van het dictum van het Vonnis, die niet in de opgave van [bedrijfsnaam] vermeld staan;
aan MHCS c.s. afschrift verstrekt van relevante documenten (facturen, paklijsten, vrachtbrieven, (e-mail) correspondentie, orders, orderbevestigingen, voorraadadministratie, douanestukken, foto’s,
escrow-informatie of andere bewijsstukken) met betrekking tot transacties die vallen onder de reikwijdte van het Opgavebevel zoals vermeld in dictumonderdeel 10.29 van het Vonnis, maar die geen onderdeel uitmaken van de door [bedrijfsnaam] verstrekte Onderliggende Documenten,
één en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag dat [bedrijfsnaam] aan dit bevel in het geheel geen of gedeeltelijk geen gevolg is gegeven;
4. [bedrijfsnaam] te bevelen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis MHCS c.s. afschrift te verstrekken van bescheiden die verband houden met haar klanten Atlantic Trading EST SAL, Prostmas Epe, Pacific Trading EST SAL, Edber Trading en Pacha Marine, meer in het bijzonder de volledige klantdossiers, alle correspondentie rondom het aanmaken van deze klanten, inclusief de instructies daartoe, alle (email)correspondentie in verband met het gebruik van deze klanten ten behoeve van (werkmaatschappijen van de) Van Caem Klerks Groep, waaronder de ABCD-transacties, alsmede alle facturen en betalingen van en aan deze klanten in verband met onrechtmatige dienstverlening en/of inbreukmakende LVMH-producten, alsmede alle informatie die door [bedrijfsnaam] in het kader van de opgavebevelen van het Vonnis aan de Van Caem Klerks Groep is verstrekt, één en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag dat door [bedrijfsnaam] aan dit bevel in het geheel geen of gedeeltelijk geen gevolg is gegeven;
5. [bedrijfsnaam] te bevelen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaten van MHCS c.s. afschrift te verstrekken van bescheiden die verband houden met haar betrokkenheid bij het (laten) decoderen van LVMH-producten, waaronder werkformulieren, documenten die verband houden met het gebruik van de locatie 'CLEANLOEN', documenten die zien op het ontvangen, (door)geven, verwerken, aanvaarden en/of uitvoeren van instructies met betrekking tot het decoderen van LVMH.-producten, één en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag dat door [bedrijfsnaam] aan dit bevel in het geheel geen of gedeeltelijk geen gevolg is gegeven;
6. [bedrijfsnaam] te veroordelen tot betaling van de kosten ter zake van het leggen van conservatoir bewijsbeslag en de gerechtelijke bewaarneming onder bepaling dat i) deze kosten voldaan dienen te worden binnen zeven (7) dagen na dagtekening van dit vonnis middels ontvangst van de betaling op de derdengeldrekening van de advocaat van MHCS c.s., en - voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt - (ii) te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
7. [bedrijfsnaam] te veroordelen in de kosten van deze procedure, zoals bedoeld in artikel 1019h Rv, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.6.
MHCS c.s. legt – verkort weergegeven – aan haar reconventionele vorderingen het volgende ten grondslag. Ten eerste, ten aanzien van de hiervoor onder 3.5 onder 1. en 2. weergegeven vordering, betoogt MHCS c.s. dat de door [bedrijfsnaam] gedane opgave, geruime tijd na de in het Vonnis gegeven termijn en na meerdere aanmaningen zijdens MHCS c.s., nog altijd niet aan het Opgavebevel voldoet: [bedrijfsnaam] heeft geen (juiste) informatie over de eigenaren van de op 30 augustus 2016 bij haar in beslag genomen LVMH-producten verstrekt, er is geen opgave gedaan per transactie en [bedrijfsnaam] heeft geen facturen overgelegd, hoewel zij daarover wel beschikt. De juistheid van de – in strijd met het Opgavebevel opgestelde – algemene winstberekening, kan MHCS c.s. daarom niet controleren. Het is duidelijk dat de dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag dat [bedrijfsnaam] niet aan het Opgavebevel voldoet, niet toereikend is om [bedrijfsnaam] ertoe te brengen het opgelegde Opgavebevel (tijdig) na te leven. Ten tweede, met betrekking tot de vordering zoals hiervoor onder 3.5 onder 3. vermeld, voert MHCS c.s. aan dat niet voor redelijke betwisting vatbaar is dat de Opgave van [bedrijfsnaam] (bewust) onjuist en onvolledig is en talloze relevante stukken niet zijn verstrekt. Daarom heeft zij er belang bij inzage te (laten) nemen in het gelegde bewijsbeslag. Ten derde betoogt MHCS c.s., in het kader van haar vordering zoals hiervoor onder 3.5 onder 4. weergegeven, dat uit de ontvangen opgave blijkt dat [bedrijfsnaam] de Van Caem Klerks Groep (onrechtmatig) heeft gefaciliteerd bij het gebruik van katvangers om (i) inbreuken en/of onrechtmatig handelen van de VKC-vennootschappen jegens MHCS c.s. te verhullen en (ii) VCK-vennootschappen leeg te halen teneinde schuldeisers te benadelen. Daaromtrent dient [bedrijfsnaam] specifieke informatie te verschaffen. Ten vierde en laatste stelt MHCS c.s. zich, met betrekking tot de hiervoor onder 3.5 onder 5. vermelde vordering, op het standpunt dat uit de ontvangen opgave blijkt dat niet voor redelijke betwisting vatbaar is dat [bedrijfsnaam] (verregaand) betrokken is geweest bij het (laten) decoderen van LVMH-producten. Ook daarover zal [bedrijfsnaam] openheid van zaken moeten geven.
3.7.
[bedrijfsnaam] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van MHCS c.s., dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van MHCS c.s. in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen in reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie

Bevoegdheid
4.1.
De voorzieningenrechter is internationaal en relatief bevoegd om van dit executiegeschil kennis te nemen op grond van artikel 26 Brussel I bis-Vo [3] , reeds omdat MHCS c.s. is verschenen zonder die bevoegdheid te betwisten.
Spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit in dit geval voort uit de aard van de vordering van [bedrijfsnaam] . Het (bestaan van) spoedeisend belang is door MHCS c.s. overigens ook niet bestreden.
Juridisch kader
4.3.
De onderhavige vordering houdt verband met een geschil dat is gerezen met betrekking tot de executie van het Vonnis, meer specifiek met betrekking tot de vraag of [bedrijfsnaam] aan het Opgavebevel heeft voldaan en of de daaraan gekoppelde dwangsommen zijn verbeurd. Dat betekent dat de vorderingen hun grondslag vinden in artikel 438 Rv, welke bepaling speciaal is gegeven voor geschillen in verband met de executie. [4]
4.3.1.
Als in een executiegeschil de vraag moet worden beantwoord of dwangsommen zijn verbeurd, moet de executierechter onderzoeken of de door de rechter verlangde prestatie waaraan de dwangsom als sanctie is verbonden, is verricht. Voor het treffen van de (in conventie) gevorderde voorlopige voorzieningen kan in dit kort geding reden zijn als, de belangen van partijen mede in aanmerking genomen, voorshands voldoende aannemelijk is dat geen dwangsommen zijn verbeurd.
4.3.2.
De vraag of [bedrijfsnaam] de verlangde prestaties heeft verricht, moet worden beantwoord door hetgeen zij ter uitvoering van de veroordeling heeft verricht, te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. De veroordeling moet worden uitgelegd in het licht en met inachtneming van de overwegingen die tot die beslissing hebben geleid. Bij de uitleg dienen het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. [5]
4.3.3.
Indien een veroordeling een bevel bevat (een gebod of een verbod), is het vanuit het oogpunt van rechtszekerheid van belang dat het bevel voldoende duidelijk is afgebakend, zodat de partij tegen wie het bevel is uitgesproken zoveel mogelijk zekerheid krijgt omtrent de vraag welke gedragingen onder het bevel zijn begrepen. Dit geldt in het bijzonder als aan het bevel een dwangsom is verbonden. [6]
4.3.4.
Als een uitgesproken veroordeling algemeen geformuleerd is en ruimte laat voor verschillende interpretaties, dan kan er, afhankelijk van de veroordeling en de omstandigheden van het geval, aanleiding zijn deze veroordeling zo uit te leggen dat de prestatie ter voldoening aan die veroordeling slechts dan niet aan de veroordeling voldoet, wanneer daarover in ernst niet kan worden getwijfeld. Ten slotte kunnen ook de maatstaven van redelijkheid en billijkheid van belang zijn. [7]
Opgaveverplichting
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit het Vonnis – met name rechtsoverweging 6.159 (zie hiervoor onder 2.5) – blijkt dat het Opgavebevel ertoe strekt MHCS c.s. in staat te stellen (i) de omvang van het onrechtmatig handelen van [bedrijfsnaam] vast te stellen in verband met de begroting van de schade, (ii) informatie over opdrachtgevers te verkrijgen en (iii) de door [bedrijfsnaam] met die handelingen genoten winst te begroten.
4.5.
Het opgavebevel dient er met name toe MHCS c.s. zoveel mogelijk informatie in handen te geven omtrent het vastgestelde onrechtmatig handelen van [bedrijfsnaam] en de daarbij betrokken (derde) partijen, met name opdrachtgevers. Op die manier wordt MHCS c.s. als merkhouder in staat gesteld tevens op te treden tegen (vermeende) inbreukmakers elders in de (distributie)keten en kan zij aldus eventuele inbreuken door andere (rechts-)personen beëindigen of voorkomen. Ook biedt die informatie aan MHCS c.s. de gelegenheid de omvang van het onrechtmatig handelen van [bedrijfsnaam] in kaart te brengen en aldus de omvang van de door MHCS c.s. geleden schade te bepalen. Ter controle van de opgave en om te beoordelen welke partijen MHCS c.s. kan aanspreken, is met name inzicht in de aantallen betrokken producten, zo veel mogelijk uitgesplitst naar transactie en opdrachtgever, van belang.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [bedrijfsnaam] ter voldoening aan het Opgavebevel op 6 januari 2024 de Excelbestanden en (een link naar) de Onderliggende Documenten aan MHCS c.s. heeft toegezonden. Het gaat om een grote hoeveelheid gegevens en bijbehorende bestanden. Volgens MHCS c.s. is de opgave echter onvolledig, onjuist en/of niet conform het Opgavebevel gerangschikt en heeft [bedrijfsnaam] daarom (nog altijd) niet aan het Opgavebevel voldaan. De voorzieningenrechter volgt MHCS c.s. daarin niet.
4.7.
Voorop staat dat de opgave, mede gelet op de tijdspanne waarin het door de rechtbank in het Vonnis vastgestelde onrechtmatig handelen van [bedrijfsnaam] zich heeft voorgedaan, betrekking heeft op een zeer groot aantal gegevens, zo heeft ook de rechtbank in rechtsoverweging 6.160 van het Vonnis onderkend (zie hiervoor onder 2.5). Daarbij komt dat de rechtbank in het Vonnis weliswaar heeft verduidelijkt uit welke onderdelen de opgave moet bestaan (en dus welke gegevens daarin moeten worden vermeld), maar daarbij niet dwingend heeft voorgeschreven op welke wijze de opgave moet worden vormgegeven. Het stond [bedrijfsnaam] dan ook vrij haar opgave – binnen de kaders die de rechtbank heeft geschetst – zodanig in te richten dat deze beantwoordt aan het doel en de strekking van het Opgavebevel.
Opgave zoals bedoeld in het Opgavebevel onder a.
4.8.
Ter voldoening aan het Opgavebevel onder a. (“het aantal gedecodeerde Inbreukmakende MHCS-producten”) heeft [bedrijfsnaam] ten eerste het hiervoor onder 2.10 onder a. genoemde Excelbestand ‘LVMH overzicht’ aan MHCS c.s. verstrekt. [bedrijfsnaam] heeft toegelicht dat zij bij het opstellen daarvan aansluiting heeft gezocht bij de wijze waarop haar administratie is ingericht. Daarin zijn de zogenoemde ‘inslagdossiers’ leidend, nu zendingen (kunnen) bestaan uit verschillende (soorten) producten, die deels wel en deels niet inbreukmakend (kunnen) zijn – dan wel na inslag inbreukmakend kunnen worden (doordat deze bijvoorbeeld werden gedecodeerd door Pure Handling ná inslag en vóór uitslag) – en die op verschillende momenten tijdens de opslag bij [bedrijfsnaam] onderwerp (kunnen) zijn van verscheidene nadere handelingen (overwijzing, invoer, uitvoer, herverpakking, bestickering, uitslag etc.). Volgens [bedrijfsnaam] heeft zij alle inslagdossiers geselecteerd die zien op zendingen waarvoor enige aanwijzing bestond dat daartoe (ook) LVMH-producten behoorden die onder de reikwijdte van het Opgavebevel vallen, dan wel na inslag en voor uitslag gingen vallen, en deze inslagdossiers in het betreffende Excelbestand opgenomen. Het Excelbestand met de inslagdossiers beslaat daarmee al ruim 2.500 regels (en dus evenzoveel inslagdossiers). Omdat de (verschillende) producten uit een zending die onderwerp is van een inslagdossier, verschillende behandelingen (kunnen) ondergaan – waaronder decodering waardoor zij alsnog onder het Opgavebevel vallen –, heeft [bedrijfsnaam] vervolgens alle in haar administratie aanwezige mappen (mutaties en uitslag) behorend bij dat inslagdossier met daarin alle documentatie behorend bij een inslagdossier (gebundeld in de mappen ‘inslagdossier’, ‘mutatie’ en ‘uitslagdossier’) aan MHCS c.s. verstrekt (als onderdeel van de Onderliggende Documenten). Het gaat om
release notices,
arrival notices, facturen, e-mailcorrespondentie, interne instructies en aantekeningen, laadlijsten,
preloading-lists, vervoersdocumenten, douanedocumenten en (incidenteel) foto’s. Uit die mappen met daarin Onderliggende Documenten blijkt ook welke handelingen (in de administratie van [bedrijfsnaam] aangeduid als ‘mutaties’) ten aanzien van de ingeslagen LVMH-producten zijn verricht. De opgave door [bedrijfsnaam] omvat dus niet sec het Excelbestand met de inslagdossiers, maar omvat tevens de bij ieder inslagdossier behorende mappen (mutatiedossier(s) en uitslagdossier(s)), aangeleverd via de
WeTransfer-link.
4.9.
Ten tweede heeft [bedrijfsnaam] aan MHCS c.s. het hiervoor onder 2.10 onder b. genoemde Excelbestand ‘Clients NAW dossiers’ toegezonden. Daarin heeft [bedrijfsnaam] de (contact)informatie vermeld van haar opdrachtgevers die betrokken zijn (geweest) bij de behandeling van de in de inslagdossiers voorkomende relevante LVMH-producten.
4.10.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [bedrijfsnaam] met de verstrekking van die hiervoor omschreven Excelbestanden en Onderliggende Documenten aan MHCS c.s., het door de rechtbank in het Vonnis bevolen inzicht geboden in alle transacties die ten aanzien van de relevante LVMH-producten hebben plaatsgevonden.
4.11.
Het enkele feit dat MHCS c.s. had gewenst dat [bedrijfsnaam] meer gegevens uit de Onderliggende Documenten (te weten: alle losse transacties/mutaties ten aanzien van de relevante LVMH-producten) in het Excelbestand had gerangschikt, maakt niet dat de opgave van [bedrijfsnaam] , zoals thans ingericht, niet aan (het doel en de strekking van) het Opgavebevel beantwoordt. Het door MHCS c.s. bij herhaling benadrukte belang bij een opgave op een wijze die voor haar bruikbaar is in het aanhangige hoger beroep van het Vonnis, maakt dit niet anders. De bruikbaarheid van de opgave voor de onderbouwing van het hoger beroep is immers doel noch strekking van het Opgavebevel. [bedrijfsnaam] heeft gemotiveerd gesteld dat met het opstellen van de Excelbestanden en het verzamelen van de Onderliggende Documenten veel tijd gemoeid is geweest. Het moeten benoemen van alle losse transacties/mutaties zou nog veel tijdrovender zijn, terwijl voor de voorzieningenrechter niet direct valt in te zien op welke wijze dat tot meer inzicht aan de zijde van MHCS c.s. zou leiden in de omvang van het vastgestelde onrechtmatig handelen van [bedrijfsnaam] . Bovendien heeft [bedrijfsnaam] in haar e-mailbericht van 6 januari 2024, waarmee zij de Excelbestanden en de
WeTransfer-link (ter ontsluiting van de Onderliggende Documenten) aan MHCS c.s. heeft toegestuurd, toegelicht op welke wijze MHCS c.s. met het onder 2.10 onder a. genoemde Excelbestand ‘LVMH overzicht’ en de Onderliggende Documenten een volledig beeld kan krijgen van de behandeling die de relevante LVMH-producten hebben ondergaan. Dat zulks ook voor MHCS c.s. tijdrovend is, moge zo zijn, maar dat maakt naar voorlopig oordeel niet dat de opgave, waarvan in dit geval de Onderliggende Documenten een integraal onderdeel vormen, niet tijdig of niet volledig is geschied.
4.12.
Voor zover MHCS c.s. zich op het standpunt stelt dat dwangsommen zijn verbeurd omdat in eerste instantie de opgave op 6 januari 2024 alleen digitaal is verstrekt en daarmee – naar de mening van MHCS c.s. – niet
schriftelijkzou zijn verstrekt, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Los van de vraag of aan een ‘schriftelijke opgave’ alleen kan worden voldaan door een papieren versie te verstrekken – hetgeen door [bedrijfsnaam] gemotiveerd is betwist –, heeft MHCS c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij door de digitale verstrekking van de opgave in enig belang is geschaad. Daarbij komt dat [bedrijfsnaam] naar aanleiding van het bezwaar van MHCS c.s. alsnog alle stukken op eigen kosten heeft laten afdrukken en bezorgen bij (de advocaten van) MHCS c.s.
4.13.
De omstandigheid dat de opgave incidentele fouten bevat en/of dat incidenteel documenten ontbreken, maakt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter evenmin dat [bedrijfsnaam] niet aan het Opgavebevel heeft voldaan. Het is eigen aan een omvangrijke opgave zoals hier aan de orde, dat daar ondergeschikte onjuistheden in kunnen zitten en dat een enkel document kan ontbreken. [bedrijfsnaam] heeft dat ook erkend en zich bereid getoond de opgave zo nodig nader toe te lichten en/of aan te vullen, hetgeen zij ook heeft gedaan (zoals bijvoorbeeld in haar brief van 24 januari 2024, zie hiervoor onder 2.15). Eventuele fouten kan zij op die manier herstellen en eventueel ontbrekende documenten kan zij nazenden. Er zijn in deze kortgedingprocedure voor de voorzieningenrechter in ieder geval geen of onvoldoende concrete aanwijzingen naar voren gekomen die erop duiden dat [bedrijfsnaam] bewust relevante gegevens en/of documenten heeft achtergehouden. MHCS c.s. heeft daarentegen meer gekregen dan waar zij op basis van het Vonnis recht op had, nu [bedrijfsnaam] het zwart maken van de niet onder het Opgavebevel vallende transacties van LVMH-producten wegens tijdgebrek achterwege heeft gelaten.
4.14.
De voorzieningenrechter volgt MHCS c.s. evenmin in haar betoog dat [bedrijfsnaam] in haar opgave (bewust) onjuiste opdrachtgevers heeft vermeld. [bedrijfsnaam] heeft toegelicht dat zij de opdrachtgevers heeft vermeld zoals die blijken uit haar administratie. Dat daar volgens MHCS c.s. katvangers van de Van Caem Klerks Groep tussen zitten – hetgeen door [bedrijfsnaam] uitdrukkelijk wordt betwist –, maakt niet dat de opgave onjuist is. Bovendien lijkt de omstandigheid dat MHCS c.s. in staat is om op basis van de tot de opgave behorende Onderliggende Documenten verschillende stellingen in te nemen omtrent de (beweerdelijke) vermelding van katvangers van de Van Caem Klerks Groep als opdrachtgever van [bedrijfsnaam] , erop te duiden dat [bedrijfsnaam] met haar opgave (en de verstrekking van de Onderliggende Documenten) juist het voor MHCS c.s. benodigde inzicht heeft geboden.
4.15.
Ook de omstandigheid dat [bedrijfsnaam] geen facturen van haarzelf aan haar opdrachtgevers heeft verstrekt, leidt niet tot het oordeel dat zij het Opgavebevel heeft geschonden. [bedrijfsnaam] heeft toegelicht dat de betreffende facturen geen informatie vermelden over de specifieke producten waarop de door haar verrichte (en gefactureerde) dienstverlening betrekking heeft. Dat de facturen daarmee niet of nauwelijks (nader) inzicht bieden in (de omvang van) het onrechtmatig handelen van [bedrijfsnaam] , heeft MHCS c.s. onvoldoende weersproken. Mede gelet daarop is voorshands niet aannemelijk dat de betreffende facturen nadere informatie bevatten die niet reeds blijkt uit de verstrekte Onderliggende Documenten. Aan die stukken komt – in het kader van het verkrijgen van inzicht in de omvang van het onrechtmatig handelen en de daarbij betrokken (rechts)personen – daarom geen of slechts zeer beperkte relevantie toe. Het Opgavebevel strekt niet zover dat [bedrijfsnaam] verplicht is dergelijke, niet of nauwelijks relevante, bescheiden te verstrekken. Om dezelfde reden kan [bedrijfsnaam] ook niet worden tegengeworpen dat zij niet (consequent) foto’s van zendingen of
escrow-documentatie heeft verstrekt.
Opgave zoals bedoeld in het Opgavebevel onder b.
4.16.
Ter voldoening aan het Opgavebevel onder b. (“de nettowinst die LI met de geleverde diensten (…) heeft behaald”) heeft [bedrijfsnaam] het hiervoor onder 2.10 onder c. genoemde Excelbestand ‘LVMH Nett Profit Calculation’ aan MHCS c.s. verstrekt. Daarin heeft zij – op basis van door haar gekozen en nader toegelichte gemiddelden – een raming gemaakt van de nettowinst die zij heeft behaald met haar (als onrechtmatig aangemerkte) dienstverlening ten aanzien van de inbreukmakende LVMH-producten die onderdeel vormen van de ruim 2.500 relevante inslagdossiers. Zij heeft daarbij toegelicht dat de rechtbank in het Vonnis niet heeft verduidelijkt op welke wijze de met de door [bedrijfsnaam] verrichte diensten behaalde nettowinst moet worden berekend, terwijl de aard van de verleende diensten het moeilijk maakt om (i) een vergoeding per dienst en per afzonderlijk(e) product(groep) vast te stellen en (ii) daaraan (een specifiek deel van) de gemaakte (directe dan wel indirecte en/of vaste of variabele) kosten toe te rekenen.
4.17.
De voorzieningenrechter stelt in het kader van de beoordeling van de vraag of [bedrijfsnaam] met haar nettowinstopgave aan het Opgavebevel onder b. heeft voldaan, het volgende voorop. Onder 6.158 van het Vonnis heeft de rechtbank overwogen dat voor het toewijzen van de gevorderde winstafdracht op de voet van artikel 2.21 lid 4 BVIE [8] geen grond bestaat, omdat geen merkinbreuk (ten aanzien van [bedrijfsnaam] ) is vastgesteld. Niettemin heeft de rechtbank (ten aanzien van [bedrijfsnaam] ) opgave van de nettowinst toegewezen in het kader van een eventuele toepassing van artikel 6:104 BW [9] . Dat artikel biedt de mogelijkheid om de door [bedrijfsnaam] te vergoeden schade (deels) te begroten op de door [bedrijfsnaam] met de onrechtmatige handelingen genoten winst. Dat toepassing van dat artikel voor de rechtbank geen vanzelfsprekendheid is, blijkt uit het feit dat zij onder 6.157 van het Vonnis heeft overwogen dat de schade niet – zoals door MHCS c.s. primair gevorderd – kan worden berekend aan de hand van de opgave, maar moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure, waarin ook het verweer van [bedrijfsnaam] dat causaal verband ontbreekt tussen de gestelde schade en haar onrechtmatig handelen moet worden beoordeeld. In rechtsoverweging 6.158 van het Vonnis voegt de rechtbank daaraan toe dat in die schadestaatprocedure (eveneens) moet worden beoordeeld of aanleiding bestaat voor toepassing van artikel 6:104 BW (zie hiervoor onder 2.5).
4.18.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat in voormelde rechtsoverwegingen van het Vonnis (6.157 en 6.158) niet kan worden gelezen dat de rechtbank heeft beoogd vooruit te lopen op beslissingen die pas in een eventuele schadestaatprocedure zullen worden genomen (met name het antwoord op de vraag of in dit geval aanleiding bestaat voor toepassing van artikel 6:104 BW). Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan die verplichting daarom niet anders worden begrepen dan dat [bedrijfsnaam] met de nettowinstopgave MHCS c.s. een aanknopingspunt moet bieden voor de berekening van haar schade. Vervolgens kan MHCS c.s. mede daarop haar beslissing baseren om al dan niet een schadestaatprocedure in te leiden. In hoeverre de door [bedrijfsnaam] verstrekte nettowinstberekening daadwerkelijk accuraat is, kan voor de beoordeling van dit executiegeschil in het midden blijven. In de schadestaatprocedure bestaat voor MHCS c.s. immers nog alle gelegenheid om het debat te voeren over de precieze hoogte van de te vergoeden schade en, in dat kader, eventueel ook over de door [bedrijfsnaam] genoten winst als gevolg van haar onrechtmatig handelen.
4.19.
Bij die stand van zaken kan voorshands niet worden geoordeeld dat [bedrijfsnaam] niet volledig aan (het doel en de strekking van) het bevel tot het doen van een nettowinstopgave heeft voldaan. Dat geldt te meer, nu [bedrijfsnaam] in deze kortgedingprocedure voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet eenvoudig is om de verschillende winstdelen die de rechtbank heeft gekwalificeerd als voortvloeiend uit het vastgesteld onrechtmatig handelen, uit de administratie van [bedrijfsnaam] te destilleren. Die administratie (en facturatie) is ingericht op basis van (ingeslagen en aan verdere handelingen onderworpen) zendingen die (kunnen) bestaan uit zowel inbreukmakende als niet-inbreukmakende LVMH-producten (zie ook hiervoor onder 4.8). Het toerekenen van omzet en kosten aan dienstverlening ten aanzien van specifieke producten (in dit geval de inbreukmakende LVMH-producten) is op basis van die administratie niet gemakkelijk. De rechtbank heeft daarvoor in het Vonnis ook niet een bruikbare methode aangereikt. Om diezelfde reden hebben de door [bedrijfsnaam] aan haar opdrachtgevers verzonden facturen (ook) in het kader van de nettowinstopgave niet of nauwelijks relevantie, zodat [bedrijfsnaam] daaraan, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, terecht geen waarde heeft gehecht. De omstandigheid dat die (als niet relevant beschouwde) facturen niet aan MHCS c.s. zijn verstrekt, kan daarom evenmin als schending van het Opgavebevel onder b. worden aangemerkt (zie ook hiervoor onder 4.15).
Conclusie
4.20.
De slotsom is dat naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter [bedrijfsnaam] tijdig en volledig heeft voldaan aan het Opgavebevel van het Vonnis, zodat voldoende aannemelijk is dat [bedrijfsnaam] in verband daarmee geen dwangsommen heeft verbeurd. Het (dreigen met) innen van dwangsommen door MHCS c.s. levert daarom misbruik van (executie)bevoegdheid op. Het door [bedrijfsnaam] als voorlopige voorziening gevorderde verbod op executie van dwangsommen zal daarom, de belangen van partijen mede in aanmerking genomen, worden toegewezen.
4.21.
Er bestaat aanleiding om, zoals gevorderd, het op te leggen executieverbod te verstevigen met een dwangsom die de voorzieningenrechter zal maximeren zoals vermeld in de beslissing.

5.De beoordeling in reconventie

Bevoegdheid
5.1.
De (internationale en relatieve) bevoegdheid van de voorzieningenrechter om kennis te nemen van de reconventionele vorderingen volgt uit artikel 4 Brussel I bis-Vo en artikel 110 Rv.
Verdere beoordeling
5.2.
Aan de hiervoor onder 3.5 onder 1., 2. en 3. weergegeven vorderingen heeft MHCS c.s. de stelling ten grondslag gelegd dat [bedrijfsnaam] (bewust) niet aan het Opgavebevel uit het Vonnis heeft voldaan. Nu uit hetgeen hiervoor in het kader van de beoordeling in conventie is overwogen, blijkt dat die stelling van MHCS c.s. feitelijke grondslag ontbeert, komen genoemde (reconventionele) vorderingen reeds om die reden niet voor toewijzing in aanmerking. Daarbij komt dat de onder 3. gevorderde inzage in het gelegde conservatoir bewijsbeslag (ter controle van de te verrichten opgave) door de rechtbank in rechtsoverweging 7.9 van het Vonnis (zie hiervoor onder 2.5) is afgewezen, zodat de voorzieningenrechter – nu geen sprake is van een evidente misslag of een wijziging van omstandigheden – daarop moet afstemmen. [10] Overigens heeft [bedrijfsnaam] in deze procedure – als onderdeel van een regeling – aan MHCS c.s. aangeboden vrijwillig inzage te verlenen in het gelegde bewijsbeslag, maar daarop is MHCS c.s. niet ingegaan.
5.3.
De voorzieningenrechter zal genoemde vorderingen dan ook afwijzen.
5.4.
De hiervoor onder 3.5 onder 4. en 5. vermelde exhibitie-vorderingen zal de voorzieningenrechter eveneens afwijzen. Nog daargelaten dat MHCS c.s. het spoedeisend belang bij die vorderingen niet nader heeft onderbouwd, heeft zij de aan die, op artikel 843a Rv gebaseerde, vorderingen ten grondslag gelegde stellingen in het licht van het daartegen gevoerde verweer, onvoldoende onderbouwd. Die stellingen komen bovendien erop neer dat [bedrijfsnaam] (i) de Van Caem Klerks Groep bewust heeft gefaciliteerd bij het gebruik van katvangers en (ii) verregaand betrokken was bij decodeerwerkzaamheden. Die verwijten hangen nauw samen met het onderwerp van de tussen partijen aanhangige bodemzaak waarover de rechtbank in het Vonnis heeft geoordeeld en waarvan het hoger beroep thans bij het gerechtshof aanhangig is. Gelet daarop is het – ook gezien de hiervoor onder 5.2 genoemde afstemmingsregel – niet aan de voorzieningenrechter om op basis van een onvoldragen debat en (zeer) beperkte bewijsmogelijkheden, daarover op dit moment een oordeel te geven.
5.5.
Tot slot zal de voorzieningenrechter ook de hiervoor onder 3.5 onder 6. weergegeven vordering, die strekt tot vergoeding van de kosten ter zake van het leggen van conservatoir bewijsbeslag en de gerechtelijke bewaarneming, afwijzen. MHCS c.s. heeft deze vordering van geen enkele onderbouwing voorzien, waardoor, enerzijds, onduidelijk is welk spoedeisend belang zij heeft bij toewijzing daarvan en, anderzijds, ongewis is gebleven op welke kosten (en tot welk bedrag) zij precies het oog heeft. Voor zover dit gaat om de kosten die ook in de bodemprocedure aan de orde zijn (geweest), geldt dat deze door de rechtbank in overweging 6.164 van het Vonnis zijn afgewezen jegens [bedrijfsnaam] (zie 2.5) en – gelet op de hiervoor onder 5.2 genoemde afstemmingsregel – dus ook in dit kort geding niet voor toewijzing in aanmerking komen.

6.Verder in conventie en reconventie

Proceskosten
6.1.
MHCS c.s. zal als de zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief de nakosten). De proceskosten van [bedrijfsnaam] worden tot op dit moment conform het liquidatietarief, zoals gevorderd, begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat conventie
1.107,00
- salaris advocaat reconventie
1.107,00
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
3.292,37
6.2.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
6.3.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
6.4.
Nu [bedrijfsnaam] dat zowel in conventie als in reconventie onbestreden heeft gevorderd, zal de voorzieningenrechter dit vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

7.De beslissing

in conventie
7.1.
verbiedt MHCS c.s. met onmiddellijke ingang het (doen) treffen van executiemaatregelen op grond van dictumonderdeel 10.30 in samenhang met dictumonderdeel 10.29 van het Vonnis;
7.2.
veroordeelt MHCS c.s. aan [bedrijfsnaam] een onmiddellijk opeisbare dwangsom te betalen van € 50.000,00 voor iedere keer dat MHCS c.s. het hiervoor vermelde verbod overtreedt én voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat die overtreding voortduurt, tot een maximum van € 2.500.000,00 is bereikt;
in reconventie
7.3.
wijst de vorderingen van MHCS c.s. af;
in conventie en in reconventie
7.4.
veroordeelt MHCS c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 3.292,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als MHCS c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
7.5.
veroordeelt MHCS c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
7.6.
verklaart de onder 7.1, 7.2, 7.4 en 7.5 vermelde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.D. Overbeek, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.J. de Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RBDHA:2023:8497. In het Vonnis wordt [bedrijfsnaam] aangeduid als ‘LI’ en MHCS c.s. als ‘Hennessy c.s.’.
2.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
4.Zie HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1941.
5.Zie bijvoorbeeld HR 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367, en HR 23 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3085.
6.Zie bijvoorbeeld HR 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5238.
7.Zie bijvoorbeeld het eerder aangehaalde HR 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367.
8.Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen).
9.Burgerlijk Wetboek.
10.Vgl. Hoge Raad 24 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:806.