ECLI:NL:RBDHA:2024:10795
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Emaus-Visschers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en overdracht aan Bulgarije onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 11 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Bulgarije gedaan, dat is aanvaard. De rechtbank concludeert dat het claimverzoek tijdig is ingediend en dat er geen aanwijzingen zijn dat de Bulgaarse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen. Eiser heeft betoogd dat de omstandigheden in Bulgarije onmenselijk zijn, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat de minister niet verplicht was om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken, omdat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Bulgarije in overweging genomen, maar oordeelt dat deze niet voldoende zijn om te concluderen dat de overdracht aan Bulgarije onevenredige hardheid met zich meebrengt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen.