ECLI:NL:RBDHA:2024:10096
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 28 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 13 mei 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.O. Wattilete, betwist deze beslissing en voert aan dat Kroatië niet langer kan worden beschouwd als een veilige derde staat vanwege ernstige tekortkomingen in de opvang- en asielprocedure daar.
De rechtbank behandelt het beroep op 25 juni 2024 en concludeert dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van dit beginsel voor Kroatië. Eiseres heeft geen nieuwe informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunt, en de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de omstandigheden van eiseres correct heeft beoordeeld.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.