ECLI:NL:RBDHA:2023:7880
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor een staatloze Palestijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een staatloze Palestijn, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid', welke door verweerder op 28 januari 2021 werd afgewezen. Eiser heeft tegen deze afwijzing bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Na een hoorzitting op 20 januari 2023 handhaafde verweerder de afwijzing van de mvv-aanvraag, wat leidde tot het beroep van eiser bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 16 mei 2023 behandeld. Eiser stelt dat de afwijzing in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat er sprake zou zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met zijn dochter, die in Nederland asiel heeft gekregen. Verweerder heeft echter geoordeeld dat deze afhankelijkheidsrelatie niet aanwezig is en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiser uitvalt. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen objectieve belemmeringen zijn om het familieleven in Syrië voort te zetten en dat de economische belangen van Nederland ook meegewogen mogen worden.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij aanvragen voor gezinshereniging, vooral in het licht van de economische situatie en de afhankelijkheidsrelaties tussen betrokkenen.