ECLI:NL:RBDHA:2023:6329
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging op basis van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, bestaande uit een moeder en haar twee meerderjarige kinderen, hebben de Turkse nationaliteit en willen in Nederland verblijven bij hun referent, die ook de Turkse nationaliteit heeft en in Nederland asiel heeft verkregen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 april 2023, waarbij de eisers en de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het nadeel van de eisers is uitgevallen, omdat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de referent en zijn broer en zus. Ook de moeder, hoewel er familieleven bestaat, kan niet rekenen op een gunstige belangenafweging, omdat het economische belang van Nederland doorslaggevend is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende gewicht heeft toegekend aan de economische belangen en dat de asielomstandigheden van de moeder niet voldoende zijn om de afwijzing te heroverwegen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.