ECLI:NL:RBDHA:2023:5514
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure
In deze zaak heeft eiser, met V-nummer [v-nummer], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag van 1 juni 2022. Eiser heeft op 26 december 2022 beroep ingesteld, nadat verweerder niet binnen de wettelijke termijn van zes maanden had beslist. Verweerder heeft op 10 januari 2023 een verweerschrift ingediend, waarop eiser op 11 januari 2023 heeft gereageerd. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 4 april 2023, maar eiser heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen. Op 31 maart 2023 heeft verweerder de aanvraag ingewilligd en een verblijfsvergunning asiel verleend. Eiser heeft echter op 3 april 2023 gereageerd op dit besluit en het beroep gehandhaafd.
De rechtbank overweegt dat, voordat een beroep kan worden ingesteld wegens het niet tijdig beslissen, de betrokkene een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft verweerder op 18 november 2022 in gebreke gesteld, maar verweerder stelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn op grond van WBV 2022/22 rechtsgeldig met negen maanden is verlengd, waardoor de ingebrekestelling van eiser te vroeg is ingediend. Dit leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat de beslistermijn op het moment van het instellen van het beroep nog niet was verstreken. Eiser heeft geen belang meer bij de beoordeling van het beroep, aangezien verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist. De rechtbank wijst erop dat, tenzij geheel aan het beroep tegemoetgekomen wordt, het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit. Aangezien verweerder inwilligend heeft beslist, gaat de rechtbank ervan uit dat geheel aan het beroep van eiser is tegemoetgekomen.