Overwegingen
1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling van 27 oktober 2022 al was verstreken en, gelet daarop, of het daarna ingediende beroep ontvankelijk is.
3. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiseres eindigen op 27 oktober 2022. Verweerder heeft evenwel terecht gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om de beslistermijn te verlengen met negen maanden. Hiertoe heeft verweerder WBV 2022/221 uitgevaardigd. In WBV 2022/22 is toegelicht dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag van eiseres valt onder de werking van
WBV 2022/22. Hieruit vloeit voort dat in het geval van eiseres de wettelijke beslistermijn niet is verstreken. Dat maakt dat eiseres de ingebrekestelling te vroeg heeft ingediend en dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, aldus verweerder.
4. Eiseres betoogt dat de beslistermijn al wel was verlopen op het moment van de ingebrekestelling. Zij voert hiertoe aan dat verweerder ten onrechte toepassing heeft gegeven aan de bevoegdheid om de beslistermijn te verlengen. Eiseres betwist namelijk dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres haalt in dit verband de uitspaak aan van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 6 januari 20232. Eiseres stelt derhalve dat verweerder de beslistermijn ten onrechte heeft verlengd. De beslistermijn op haar asielaanvraag is daarom inmiddels verstreken, de ingebrekestelling is niet prematuur en haar beroep is gegrond. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
Heeft verweerder de beslistermijn rechtsgeldig verlengd?
5. Het geschil gaat over de vraag of verweerder met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtsgeldig heeft verlengd.
6. Verweerder heeft de verlenging van de beslistermijn gebaseerd op artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Volgens die bepaling kan verweerder de beslistermijn van zes maanden met ten hoogste negen maanden verlengen, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een asielaanvraag indient, waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de asielprocedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Deze bepaling is een
letterlijke implementatie van artikel 31, derde lid, derde zin, van de Procedurerichtlijn (Pri).3
7. Volgens de toelichting op WBV 2022/22 is de reden voor de toepassing van deze bevoegdheid de toenemende voorraad van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Deze toename wordt veroorzaakt door de onverwachte toename van asielaanvragen vanaf de tweede helft van 2021 in combinatie met de al bestaande achterstanden. Die stijging van het aantal asielaanvragen wordt deels veroorzaakt door de komst van vreemdelingen uit Afghanistan en Oekraïne. Ook vanuit andere landen is sinds de tweede helft van 2021 een relatief grote stijging te zien van vreemdelingen die asiel aanvragen. Daarnaast kon verweerder tijdens de coronacrisis een aanzienlijk aantal Dublinclaimanten niet overdragen aan andere landen. Dit had tot gevolg dat deze groep vreemdelingen moest worden opgenomen in de nationale asielprocedure. De tekst van deze toelichting komt overeen met
1. Stcrt. 2022, nr. 25775.
3 Zie de transponeringstabel in de Memorie van Toelichting bij de Wet tot wijziging van de Vw 2000 ter implementatie van de herziene Procedurerichtlijn, kamerstukken II 2014-2015, 34 088, nr. 3,
de tekst van de eerdere brief van verweerder van 26 augustus 2022, waarin de maatregel tot verlenging van de beslistermijn was aangekondigd.4
8. In aanvulling op de toelichting van WBV 2022/22 heeft verweerder in zijn verweerschrift verwezen naar het hogerberoepschrift van 1 februari 2023. Dit hogerberoepschrift heeft verweerder ingediend tegen de hiervoor onder 4. genoemde uitspraak. Hierin heeft verweerder een verdere toelichting gegeven op de reden van de verlenging van de beslistermijn. Verweerder wijst er in dit hogerberoepschrift op dat ook de instroom van vreemdelingen uit onder meer Syrië, Turkije en Jemen onverminderd hoog is en dat het aantal alleenstaande minderjarige vreemdelingen dat naar Nederland komt verder toeneemt. Verder voert verweerder aan dat er in 2022 in totaal 47.991 asielaanvragen zijn ingediend. Daarmee is sprake van de hoogste asielinstroom sinds 2015. In dat jaar heeft verweerder voor het eerst gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de wettelijke beslistermijn te verlengen.5 Uit de Meerjaren Productie Prognose6 blijkt ook dat verweerder niet was voorbereid op een dermate sterke stijging van de asielinstroom. Verweerder heeft deze prognose telkens moeten bijstellen. In de prognose van 21 september 2021 werd een totale asielinstroom van 34.370 geraamd, in februari 2022 een asielinstroom van 41.500 en in september 2022 is dit gestegen naar 48.200.
9. Door de combinatie van deze factoren is volgens verweerder een verlenging van de beslistermijn met negen maanden noodzakelijk. Dit om ervoor te zorgen dat de IND de asielaanvragen op een zorgvuldige manier kan blijven beoordelen. Een verlenging van de beslistermijn moet op korte termijn leiden tot minder procedures tegen het niet tijdig beslissen. De tijd die daarmee vrij komt, kan worden besteed aan de inhoudelijke beoordeling van asielaanvragen.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de in WBV 2022/22 opgenomen motivering, zoals nader toegelicht in het hogerberoepschrift van 1 februari 2023, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Dit oordeel zal de rechtbank hierna toelichten. Daarbij zal de rechtbank in grote lijnen de punten betrekken die in de genoemde uitspraak van haar zittingsplaats Amsterdam aan de orde zijn geweest. Dit omdat eiseres zonder concrete toelichting integraal heeft verwezen naar deze uitspraak.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is het voor de toepassing van de bevoegdheid uit artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw niet vereist dat sprake is van een grote snelle piek in het aantal asielaanvragen. Het kan ook voldoende zijn dat dit aantal over een wat ruimer genomen periode toeneemt. Verweerder stelt terecht dat de bewoording van artikel 31, derde lid, van de Pri en van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw, hem ruimte biedt om de beslistermijn ook te verlengen bij een meer graduele verhoging van de instroom. Het woord ‘tegelijk’ dat in deze bepalingen is gebruikt, strekt niet zo ver dat daarmee bedoeld is een situatie te omschrijven waarin asielaanvragen binnen een bepaalde
4 19 637, nr. 2992, p. 9.
5 Deze cijfers volgen uit de ‘Asylum Trends, Monthly Report on Asylum Applications in the Netherlands’, December 2022, van de Immigratie en Naturalisatiedienst.
6 Hierover heeft verweerder de Tweede Kamer bij brieven van 1 juli 2022 en 4 november 2022
geïnformeerd. Zie Kamerstukken II 2021/22, 19637, nr. 2914 en Kamerstukken II 2022/23, 19637, nr. 3006, p.3.
korte periode zijn ingediend. Het gaat er daarentegen om dat de instroom gedurende een periode zó hoog is, dat het zeer moeilijk is om de procedures van alle asielaanvragen binnen zes maanden af te ronden. Ook graduele verhogingen van het aantal asielaanvragen binnen een beperkte tijd, bezien in relatie tot de besliscapaciteit, kunnen de afdoening van die aanvragen binnen de termijn van zes maanden moeilijk maken. Dat in dit soort situaties de beslistermijn kan worden verlengd, draagt ook bij aan het beoogde doel van de Pri,
namelijk een zorgvuldige besluitvorming. Het nuttig effect wordt aldus niet aan deze bepaling ontnomen.7
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de toelichting, als omschreven onder 7. en 8., voldoende heeft onderbouwd dat vanaf de tweede helft van 2021 sprake is geweest van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Uit de cijfers die verweerder heeft aangedragen blijkt dat de asielinstroom behoorlijk is gestegen. De rechtbank verwijst hiertoe vooral naar de rapporten van de IND over de asieltrends8 en naar de telkens bijgestelde Meerjaren Productie Prognose.
13. Voorts heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de komst van vreemdelingen uit Oekraïne invloed heeft gehad op de capaciteit van de IND. Hoewel de behandeling van asielaanvragen van deze groep vreemdelingen is opgeschort, leggen deze aanvragen wel beslag op de IND. Met betrekking tot deze asielaanvragen dient de IND namelijk wel allerlei (administratieve) handelingen te verrichten.
14. Ook heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de instroom van vreemdelingen uit Afghanistan sinds de tweede helft van 2021 een beslag legt op de capaciteit van de IND. Ten aanzien van asielaanvragen van deze groep vreemdelingen gold tot 26 augustus 2022 een besluitmoratorium. Pas nadien was verweerder gehouden om op deze aanvragen te beslissen. Deze omstandigheid heeft verweerder daarom mogen meenemen ter onderbouwing van het uitvaardigen van WBV 2022/22.
15. Terecht heeft verweerder benadrukt dat de komst van asielzoekers uit Afghanistan en Oekraïne mede de oorzaak zijn van de onverwachte toename van het totale aantal asielaanvragen. Uit de cijfers blijkt dat het totale aantal sowieso fors is gestegen, dus ook als de instroom van vreemdelingen uit Afghanistan en Oekraïne buiten beschouwing zou worden gelaten. Al om deze reden heeft verweerder afdoende onderbouwd dat hij gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid om de beslistermijn te verlengen. Naar het oordeel van de rechtbank is WBV 2022/22 dan ook niet onrechtmatig uitgevaardigd. Gelet hierop laat de rechtbank het geschilpunt over de invloed van het aantal Dublinclaimanten op de besliscapaciteit van de IND onbesproken.
16. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende heeft toegelicht waarom het niet mogelijk is de verhoogde instroom op korte termijn op te vangen met een verhoging van de capaciteit. Het opleiden van nieuwe medewerkers kost immers tijd en legt
7 Zie in dit verband de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3020, r.o. 3.1.3. 8 Deze cijfers volgen uit de ‘Asylum Trends, Monthly Report on Asylum Applications in the Netherlands’, December 2021, van de Immigratie en Naturalisatiedienst en ‘Asylum Trends, Monthly Report on Asylum Applications in the Netherlands’, December 2022, van de Immigratie en
beslag op de capaciteit van ervaren medewerkers. Daar komt bij dat de beoordeling van asielaanvragen de afgelopen jaren complexer is geworden.
Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
17. De beslistermijn van zes maanden op de aanvraag van eiseres van 27 april 2022 was op het moment van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 nog niet verstreken. Ingevolge WBV 2022/22 is de beslistermijn met negen maanden verlengd. De ingebrekestelling van 27 oktober 2022 is daardoor te vroeg ingediend. Dat betekent dat het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar aanvraag niet-ontvankelijk is. De rechtbank laat daarom de bespreking van hetgeen eiseres heeft aangevoerd over de toekenning van een rechterlijke dwangsom achterwege.
18. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.