Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.Samenvatting
2.De procedure
- de pleitnotities van partijen.
3.De feiten
4.Het geschil
- voor recht verklaart dat de Staat, voorafgaand aan en bij het doen van een aanzegging ex art. 3a lid 2 GDW, onderzoek dient te doen naar, en dient te beslissen op grond van, het internationaal gewoonterecht, en in dat kader (dus) niet kan volstaan met een verwijzing naar en/of bespreking van het (niet in werking getreden) Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen en/of de door de Hoge Raad daaraan gegeven duiding;
- voor recht verklaart dat geen bestendige statenpraktijk bestaat die verbiedt dat executoriaal beslag wordt gelegd op een meer dan 12 jaar lang niet door de vreemde staat in gebruik zijnd voormalig ambassadegebouw (subsidiair: ~ in elk geval niet indien de betreffende vreemde staat al meer dan 12 jaar geen actieve diplomatieke missie meer heeft in het land waarin het gebouw zich bevindt);
- voor recht verklaart dat geen
- voor recht verklaart dat, door de afwezigheid van bedoelde bestendige statenpraktijk en/of van bedoelde
- voor recht verklaart dat door het door [eiser] gelegde beslag ook overigens geen volkenrechtelijke verplichting van de Staat wordt geschonden;
- voor recht verklaart dat de Staat jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door op 12 maart 2021 op ondeugdelijke gronden een aanzegging ex art. 3a GDW te doen;
- de gevolgen van de aanzegging d.d. 12 maart 2021, als bedoeld in art. 3a GDW, vijfde lid, eerste volzin, en de verplichtingen, als bedoeld in art. 3a GDW, zesde lid, met onmiddellijke ingang opheft;
- de Staat veroordeelt tot het vergoeden van de door [eiser] geleden en te lijden schade, veroorzaakt door het sub 6 genoemde onrechtmatig handelen van de Staat, de omvang van de schade nader op te maken bij staat;
- de Staat veroordeelt in de kosten van deze procedure.
5.De beoordeling
de gebouwen of delen van gebouwen en de daarbij behorende terreinen, ongeacht wie daarvan de eigenaar is, die gebruikt worden voor de werkzaamheden van de zending, daarbij inbegrepen de ambtswoning van het hoofd van de zending.”
there is at least one condition that has to be satisfied before any measure of constraint may be taken against property belonging to a foreign State : that the property in question must be in use for an activity not pursuing government non-commercial purposes, or that the State which owns the property has expressly consented to the taking of a measure of constraint, or that that State has allocated the property in question for the satisfaction of a judicial claim”. [11]
intended for use by the State for government non-commercial purposes”.
aannemelijk maken” dat de beslagen goederen vatbaar zijn voor beslag en executie. [18]
for other than government non-commercial purposes”. Er is ook niet aannemelijk geworden dat dit het geval is. De DRC heeft laten weten dat het nog altijd voornemens is het pand weer voor diplomatieke zaken te gaan gebruiken. Bij die stand van zaken geldt de presumptie van immuniteit.