Uitspraak
hoezeer ook de pensioenbeschikkingen ten aanzien van [de weduwe] op zich regelmatig genomen zijn, twijfel kan ontstaan over de rechtvaardigheid van deze pensioenbeschikkingen";
dan wel
meningover een rechtsvraag waarbij de Stichting c.s. niet onmiddellijk zijn betrokken, te weten de vraag of de pensioenbeschikkingen ten aanzien van [de weduwe] op zichzelf regelmatig genomen zijn. De regering heeft deze mening, naar de Stichting c.s. in ander verband zelf beklemtonen, uitgesproken in een openbaar debat over een publieke zaak. Het zowel in de Grondwet als in internationale verdragen neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting, waarop ook de regering aanspraak heeft, brengt mede dat de Staat dan niet in rechte kan worden aangesproken op grond van de stelling dat de door de regering aldus uitgesproken mening onjuist is. Dat wordt niet anders indien, zoals te dezen, aan die stelling nog wordt toegevoegd dat de regering die mening heeft verkondigd en daaraan is blijven vasthouden alhoewel haar zowel vóór als tijdens voormeld overleg erop was gewezen dat: deze "onhoudbaar" is, "de integriteit van de rechtsstaat aantast" en daardoor psychisch leed veroorzaakt. Het recht op vrijheid van meningsuiting beschermt immers, zeker in een publiek debat als het onderhavige, in beginsel ook meningen waaraan anderen aanstoot kunnen nemen of waardoor anderen worden geschokt. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft op dit aspect herhaaldelijk gewezen (zie laatstelijk zijn arrest inzake Castells tegen Spanje van 23 april 1992, Serie A no. 236, p. 22, § 42).
22 januari 1993.