ECLI:NL:RBDHA:2023:459

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22/2397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een urgentieverklaring voor huisvesting na conflict met ex-partner

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2023, met zaaknummer SGR 22/2397, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring behandeld. Eiseres, die na een conflict met haar ex-partner met haar kind uit huis is gezet, heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring om een eigen woning te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 15 maart 2022 door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is afgewezen, en dat eiseres hiertegen bezwaar heeft gemaakt. Tijdens de zitting op 28 december 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, zijn zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig geweest.

De rechtbank heeft de afwijzing van de urgentieverklaring beoordeeld aan de hand van de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt, omdat er meerdere weigeringsgronden van toepassing zijn. Eiseres had het woonprobleem kunnen voorkomen door bijvoorbeeld het huis van haar ex-partner op te eisen of door niet te verhuizen zonder een passende woning te regelen. De rechtbank oordeelt dat de weigeringsgronden van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening terecht zijn toegepast en dat het besluit van verweerder niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel of andere juridische beginselen.

De rechtbank heeft ook overwogen dat verweerder een terughoudend beleid voert ten aanzien van de hardheidsclausule, en dat de situatie van eiseres niet schrijnender is dan die van andere gevallen die al zijn afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2397

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: R. Kross).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres.
Met het bestreden besluit van 15 maart 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 28 december 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en diens gemachtigde, de tolk van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres verzoekt om een urgentieverklaring. Na een conflict met haar ex-partner zijn eiseres en haar kind uit huis gezet. Uit medische noodzaak zijn zij bij de ouders van eiseres ingetrokken. Deze woning is te klein en eiseres heeft behoefte aan een eigen plek.
Verweerder heeft bij besluit van 17 december 2021 (het primaire besluit) het verzoek afgewezen. Eiseres is het oneens met het besluit en dient bezwaar in.
Het bestreden besluit
2. Verweerder handhaaft het primaire besluit met uitzondering van de weigeringsgrond van artikel 4:5, onder b. Daartegenover voegt verweerder de afwijzingsgrond van artikel 4:5 onder c van de Huisvestingsverordening toe. Het restrictieve beleid ten aanzien van de verlening van urgentieverklaringen is niet onredelijk. [1] Een medisch onderzoek van een arts werkzaam bij de GGD volgt pas indien geen sprake is van algemene weigeringsgronden. Het beroep op artikel 27 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVKR) treft geen doel, nu dit artikel geen rechtstreekse werking heeft. [2] Daarnaast garandeert artikel 8 van het EVRM geen recht op woonruimte. [3] De Huisvestingsverordening is niet in strijd met de Huisvestingswet 2014. Het besluit is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Tot slot is geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.
Wat zijn de regels?
3. De regels zijn opgenomen in de bijlage van deze uitspraak.
Wat stelt eiseres in beroep?
4. Eiseres voert aan dat de weigeringsgronden van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening ten onrechte zijn toegepast. Toepassing van de hardheidsclausule betekent dat per weigeringsgrond gekeken moet worden of hiervan wordt afgeweken. Dit heeft verweerder niet gedaan. Zij stelt dat de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 in strijd is met de Huisvestingswet 2014. Verder heeft verweerder artikel 8 van het EVRM en artikel 3 en 27 van het IVRK geschonden. Gelet op alle bijzondere omstandigheden had verweerder toepassing moeten gegeven aan de hardheidsclausule. Op zitting voert eiseres aan dat het bestreden besluit in strijd is met het verbod op reformatio in peius, nu verweerder een extra weigeringsgrond heeft toegevoegd na het indienen van bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna zal worden toegelicht hoe de rechtbank tot deze conclusie komt en welke gevolgen dit heeft.
6. Ten aanzien van de beroepsgronden die zijn aangevoerd over de Huisvestingsverordening, merkt de rechtbank op dat deze overeenkomen met de gronden die de gemachtigde van eiseres en kantoorgenoten van de gemachtigde hebben aangevoerd in eerdere procedures. Nu de rechtbank zich hier al eerder over heeft uitgelaten, volstaat zij met een verwijzing naar eerdere uitspraken. [4]
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt, omdat een of meerdere weigeringsgronden van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening van toepassing zijn. Zo heeft eiseres het woonprobleem kunnen voorkomen door het huis van haar ex-echtgenoot op te eisen of door niet de keuze te maken uit het huis te vertrekken. Daarnaast is zij in [woonplaats] komen wonen zonder eerst voor haarzelf een passende woning te regelen. Daarmee heeft eiseres het risico genomen dat problemen zouden optreden. De weigeringsgronden van artikel 4:5, aanhef en onder d en f, zijn daarom van toepassing. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat een aanvraag om een urgentieverklaring al wordt afgewezen wanneer één van de weigeringsgronden van toepassing is. [5] Aangezien hiervan sprake is heeft verweerder terecht het verzoek om een urgentieverklaring afgewezen.
8. Tenslotte overweegt de rechtbank dat verweerder een zeer terughoudend beleid voert ten aanzien van het gebruik van de hardheidsclausule, omdat bij ruime toepassing een urgentieverklaring zijn betekenis verliest. Hierbij heeft verweerder in redelijkheid kunnen betrekken dat er een grote schaarste is aan goedkope huurwoningen in de regio Haaglanden. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat de situatie van eiseres niet schrijnender is dan soortgelijke gevallen die al op basis van de weigeringsgronden zijn afgewezen. Verweerder hoefde geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule en heeft dit voldoende gemotiveerd. Daarnaast is het bestreden besluit niet in strijd met het verbod op reformatio in peius aangezien het urgentieverzoek al was afgewezen voordat eiseres bezwaar indiende.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Verschoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Huisvestingsverordening Den Haag 2019

Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
[…]
b. er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
d. het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of was te voorzien;
[…]
f. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een aan de aanvrager of lid van diens huishouden toe te rekenen handelen of nalaten;
[…]
l. de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6, eerste lid, onder a;
[…]
n. de aanvrager niet ten minste al twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aansluitend staat ingeschreven in de Basisregistratie personen van de gemeenten in de regio Haaglanden, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6.
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019

Artikel 2.1.2 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder b, van de verordening
Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, bij de volgende op zichzelf staande situaties:
[…]
c.de huidige woning is te klein of te groot voor het huishouden van de aanvrager;
[…]
f. de aanvrager ervaart problemen, omdat de aanvrager met of zonder kinderen inwoont bij een ander huishouden;
[…]
m. de aanvrager is of wordt dakloos;
[…]
o. de aanvrager heeft psychische problemen als gevolg van één of meer van de hierboven genoemde omstandigheden.
Artikel 2.1.3 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder c, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is, indien de aanvrager:
a. niet alles wat redelijkerwijs tot diens mogelijkheden behoort heeft gedaan om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen;
[…]
Artikel 2.1.4 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder d, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs kon worden voorkomen of te voorzien was, indien de aanvrager:
[…]
d. een passende zelfstandige woonruimte heeft achtergelaten;
Artikel 2.1.6 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder f, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat is ontstaan als gevolg van een aan de aanvrager of lid van diens huishouden toe te rekenen handelen of nalaten, indien:
[…]
b. de aanvrager in de gemeente is komen wonen zonder te zorgen voor adequate woonruimte voor zichzelf of eventuele nareizende leden van zijn of haar huishouden.
Artikel 2.1.12 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder l, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld, indien de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6, eerste lid, onder a van de verordening (mantelzorg en blijf-van-mijn-lijf-huis) óf plaatsvindt op grond van een overeenkomst tussen de afdeling Wonen en de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit geldt in ieder geval voor:
a. een woningzoekende die inwonend is;
[…]
Artikel 2.1.14 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder n, van de verordening
Een woningzoekende kan niet worden ingedeeld in een urgentiecategorie, indien de aanvrager niet ten minste al twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aansluitend als bewoner staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van een van de gemeenten in de regio Haaglanden, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6 van de verordening (mantelzorg en blijf-van-mijn-lijf-huis). De aanvrager wordt niet gezien als een bewoner, die staat ingeschreven in de BRP van één van de regiogemeenten, wanneer:
a. de woningzoekende in een bedrijfspand, caravan of een provisorisch onderkomen verblijft;
b. in een gebouw verblijft dat ongeschikt is voor bewoning.
Artikel 4.1 Hardheidsclausule
1. Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze beleidsregel buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
2. Het advies tot het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule wordt gemotiveerd in het advies van de toetsingscommissie. De motivering voor het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule wordt in de beschikking opgenomen.

Voetnoten

1.Verweerder verwijst in dit verband naar de uitspraak van rechtbank Den Haag van 23 mei 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:5193.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4162.
3.ABRvS 17 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:328.
4.Zie de uitspraken van deze rechtbank van 7 november 2022, (ECLI:NL:RBDHA:2022:11598), 12 oktober 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:10229), 14 april 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:3481), 16 februari 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:1045).
5.Zie bijvoorbeeld ABRvS 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3397.