ECLI:NL:RBDHA:2022:10229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5212
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering urgentieverklaring woningzoekende in Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een woningzoekende, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. Eiseres had een urgentieverklaring aangevraagd omdat zij met haar drie kinderen haar woning had moeten verlaten vanwege de gewelddadige gedragingen van haar ex-echtgenoot. Na het afwijzen van haar aanvraag door verweerder op 23 oktober 2020, en het ongegrond verklaren van haar bezwaar op 5 juli 2021, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring volgens de Huisvestingsverordening Den Haag 2019.

De rechtbank overwoog dat eiseres, ondanks haar moeilijke woonsituatie, niet voldeed aan de criteria voor een urgentieverklaring. Verweerder had terecht gesteld dat eiseres een beroep had kunnen doen op noodopvang of een huisverbod voor haar ex-partner. De rechtbank benadrukte dat de weigeringsgronden van de Huisvestingsverordening van toepassing waren en dat de gebreken in de huidige woning van eiseres geen reden waren om een urgentieverklaring te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat het belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling zwaarder woog dan het belang van eiseres.

Eiseres had ook aangevoerd dat de Huisvestingsverordening in strijd was met internationale verdragen, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank oordeelde dat er geen schending was van het EVRM of het IVRK en dat de omstandigheden van eiseres niet leidden tot onbillijkheden die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5212

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Gungormez),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Tjon Man Tsoi).

Procesverloop

Bij besluit van datum 23 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring als woningzoekende afgewezen.
Bij besluit van 5 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2022 via een beeldverbinding. Daaraan namen deel eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft met haar drie kinderen de woning moeten verlaten omdat haar ex-echtgenoot te maken had met psychische problemen en gewelddadig was. Eiseres is samen met haar kinderen noodgedwongen in de woning aan de [adres] [huisnummer] te [plaats 1] gaan wonen. Deze woning heeft echter veel gebreken. Eiseres heeft daarom een urgentieverklaring aangevraagd. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder een urgentieverklaring mocht weigeren.
Wat is het standpunt van verweerder?
2. Verweerder erkent dat de woonsituatie van eiseres moeilijk is, maar heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 4:5, aanhef onder b, c en e, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 [1] . Eiseres had een beroep kunnen doen op de noodopvang, of een huis- straat- of contactverbod voor haar ex-partner kunnen aanvragen. Eiseres heeft nu wel een woning, die zij zelf heeft betrokken. Dat deze woning gebreken heeft, is geen reden om een urgentieverklaring af te geven. Voor de gebreken in de woning kan zij de verhuurder aanspreken. Gelet op de grote woningnood in Den Haag laat verweerder het belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling zwaarder wegen dan het belang van eiseres om een urgentieverklaring te krijgen. Er is geen reden om de hardheidsclausule toe te passen. Verweerder stelt onder verwijzing naar de vaste rechtspraak dat het beroep van eiseres op internationale verdragen niet slaagt.
Verder heeft eiseres alleen gereageerd op woningen in [plaats 1] en [plaats 2]. Een beperkt zoekprofiel wordt in een noodsituatie echter niet gehonoreerd.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres benadrukt in beroep nogmaals dat zij niet uit vrije wil de echtelijke woning heeft verlaten, maar noodgedwongen met haar kinderen in een andere woning is getrokken. Zij heeft er niet voor gekozen om naar de noodopvang te gaan, omdat in de noodopvang veel personen verblijven met verschillende verslavingsproblemen. Zij heeft er ook niet voor gekozen om een huisverbod voor haar ex-partner te vragen, omdat het verhuizen een snellere optie was. Zij heeft deze woning dus uit nood geaccepteerd. Deze woning heeft echter zeer veel gebreken. Zij heeft daarvan foto’s overgelegd. Dat eiseres alleen reageert op woningen in [plaats 1] en [plaats 2] heeft te maken met het feit dat zij werkt als schoonmaker in Den Haag en de opvang van haar dochter en de school van haar zoon ook in Den Haag zijn.
Eiseres stelt dat de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 in strijd is met de Huisvestingswet. Verder heeft verweerder artikel 8 van het EVRM en artikel 27 van het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: het IVRK) geschonden.
Gelet op alle bijzondere omstandigheden had verweerder toepassing moeten gegeven aan de hardheidsclausule.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is de Huisvestingsverordening in strijd met de Huisvestingswet?
4.1.
Ten aanzien van de beroepsgronden die namens eiseres zijn aangevoerd over de Huisvestingsverordening, merkt de rechtbank op dat deze overeenkomen met de gronden die de gemachtigde van eiser heeft aangevoerd in eerdere procedures. Nu de rechtbank zich hier al eerder over heeft uitgelaten, volstaat zij met een verwijzing naar eerdere uitspraken. [2]
Is er een urgent woonprobleem?
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de aan hem in de Huisvestingsverordening verleende bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring, gelet op de tekst ervan, een bepaalde mate van beoordelings- en beleidsruimte toekomt. Dit leidt er toe dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend moet toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten.
Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan de weigeringsgronden uit het opgestelde beoordelingssysteem. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [3] Anders dan namens eiseres ter zitting is aangevoerd, kan verweerder niet alleen verantwoordelijk worden gehouden voor het woningtekort. Het woningtekort is een landelijk probleem en leidt niet tot de conclusie dat verweerder een ruimer beleid zou moeten voeren bij het toekennen van urgentieverklaringen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt, omdat de weigeringsgronden van artikel 4:5, aanhef en onder b, c en e, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 van toepassing zijn. Eiseres heeft een beroep kunnen doen op noodopvang of een huis- straat- of contactverbod voor haar ex-echtgenoot kunnen aanvragen, waardoor zij met de kinderen tijdelijk in de echtelijk woning had kunnen blijven. Verder heeft eiseres een andere woning betrokken, waardoor van een acute noodsituatie geen sprake meer is. Dat deze woning gebreken vertoont is geen reden om een urgentie verklaring af te geven volgens artikel 2.1.2, aanhef en onder a, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019. Eiseres kan de verhuurder aanspreken om deze gebreken te herstellen. Bij een weigering van de verhuurder hoeft eiseres zich niet neer te leggen. Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat het zoekprofiel van eiseres te beperkt was.
Is de weigering in strijd met internationale verdragen of de Grondwet?
4.4.
Het betoog van eiseres dat sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM, slaagt niet. Uit artikel 8 van het EVRM vloeit geen positieve verplichting voort tot verstrekking van een urgentieverklaring. Het betoog van eiseres dat sprake is van schending van artikel 27 van het IVRK, slaagt evenmin. Deze bepaling bevat geen normen die vatbaar zijn voor rechtstreekse toepassing door de rechter. Het is daarvoor niet voldoende concreet en behoeft nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving. Voor zover eiseres heeft betoogd dat de (de urgentieregeling in) Huisvestingsverordening in strijd is met andere internationale verdragen of de Grondwet verwijst de rechtbank nogmaals naar haar uitspraak van 22 februari 2022. [4]
Had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
4.5.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiseres geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard waardoor verweerder gehouden was om, in afwijking van het beleid, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken.
Wat is de conclusie?
4.6.
Het beroep is ongegrond.
4.7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5 (Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring)
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
b. er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
(…)
e. het huisvestingsprobleem kan worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening;

Voetnoten

1.Zie de bijlage bij deze uitspraak
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank van 14 april 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:3481) en 16 februari 2022 ECLI:NL:RBDHA:2022:1045 en de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:4727), 2 november 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5701) en 1 december 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5870)
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628