ECLI:NL:RBDHA:2023:4170
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlies van het Nederlanderschap en de evenredigheidstoets in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Buitenlandse Zaken over het verlies van het Nederlanderschap. De eiser, geboren in Israël en houder van de Israëlische nationaliteit, had een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend, die door de minister was afgewezen. De minister stelde dat de eiser op 31 oktober 2013 het Nederlanderschap had verloren op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De eiser betwistte dit en voerde aan dat hij langer dan een jaar zijn hoofdverblijf in het Verenigd Koninkrijk had gehad, waardoor de verliestermijn zou zijn gestuit. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij aan deze voorwaarde voldeed. De rechtbank concludeerde dat de minister op goede gronden had besloten het paspoort niet te verstrekken, en dat het verlies van het Nederlanderschap niet in strijd was met het Europees recht. De rechtbank volgde de redenering van de minister dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat het verlies van het Nederlanderschap onevenredige gevolgen voor hem zou hebben. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de minister.