ECLI:NL:HR:2003:AL8544
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het Nederlanderschap van een verzoeker met Surinaamse achtergrond
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de Nederlandse nationaliteit van de verzoeker, die in Suriname woont. De verzoeker, geboren in 1957 te Suriname, had bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit verkregen. Na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 heeft hij zijn verblijf in Nederland beëindigd en is hij teruggekeerd naar Suriname. De verzoeker heeft in 1994 een verzoek tot vaststelling van zijn Nederlanderschap ingediend, dat door de rechtbank te 's-Gravenhage werd afgewezen. De verzoeker stelde dat hij erop mocht vertrouwen dat hij zijn Nederlanderschap had behouden, mede door de verstrekking van Nederlandse reisdocumenten door de ambassade. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Nederlanderschap niet kan worden behouden op basis van het vertrouwen dat door de overheid is gewekt. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de verzoeker de Surinaamse nationaliteit had verkregen op basis van de Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Suriname. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verzoeker, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand bleef. De zaak benadrukt de complexiteit van nationaliteitskwesties en de gevolgen van de onafhankelijkheid van Suriname voor de nationaliteit van voormalige inwoners.