ECLI:NL:RBDHA:2023:3356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
NL23.2645
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder het Dublin-systeem met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de asielaanvragen van de eisers niet in behandeling zijn genomen. De eisers, een Iraans gezin, hebben op 26 juli 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar de staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waarbij Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van hun aanvragen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 maart 2023, waarbij de eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat, hoewel Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, de eisers aanvoeren dat er ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië. Ze verwijzen naar een circular letter van de Italiaanse autoriteiten die vraagt om tijdelijke opschorting van overdrachten. De rechtbank oordeelt echter dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is in hun geval. De rechtbank wijst erop dat de door eisers overgelegde documenten geen wezenlijk ander beeld schetsen dan eerder door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vastgesteld.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om af te zien van de overdracht aan Italië en dat de belangen van de minderjarige kinderen van de eisers niet in het geding zijn, aangezien zij samen met hun ouders zullen worden overgedragen. De beroepen van de eisers worden ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.2645 en NL23.2647

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
[naam eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nummer eiseres]
tezamen te noemen: eisers
mede namens de kinderen:
[kind 1]en
[kind 2].
(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluiten van 26 januari 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2023 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Soltani. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op [geboortedag eiser] 1972 respectievelijk [geboortedag eiseres] 1974 en hebben de Iraanse nationaliteit. Zij hebben tezamen met hun kinderen op 26 juli 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Italië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eisers omdat zij door Italië in het bezit zijn gesteld van een Schengenvisum, dat geldig was van 29 juni 2022 tot 20 juli 2022. Verweerder heeft een verzoek om overname gedaan op grond van artikel 12, tweede lid en vierde lid, van de Dublinverordening. [2] Op 10 oktober 2022 zijn de autoriteiten van Italië hiermee akkoord gegaan.
3. Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen en voeren aan dat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de Update 2021 van AIDA over Italië volgt dat sprake is van ernstige tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Italië. Dit geldt ook voor Dublinclaimanten, zoals eisers. Eisers verwijzen verder naar een circular letter van de Dublin-Unit Italië van 5 december 2022, waarin de Italiaanse autoriteiten verzoeken om tijdelijke opschorting van gereguleerde overdrachten. Om die reden kunnen zij niet worden overgedragen. Ter onderbouwing verwijzen zij naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Utrecht, ’s-Hertogenbosch, Zwolle en Roermond. [3] Verweerder heeft tot slot geen rekening gehouden met de belangen van de (minderjarige) kinderen van eisers.
De rechtbank oordeelt als volgt
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eisers. Uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is ook recentelijk nog door de Afdeling [4] bevestigd. [5] Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in hun geval anders is. Eisers zijn hier niet in geslaagd.
5. Verweerder heeft terecht overwogen dat er geen aanleiding is om af te zien van overdracht aan Italië. Het door eisers overgelegde rapport is reeds meegewogen in de bovenbedoelde Afdelingsuitspraak van 19 december 2022. Dit document laat dan ook geen wezenlijk ander beeld zien. Ook de door eisers aangehaalde circular letter leidt niet tot een ander oordeel. Uit de brief volgt dat sprake is van een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel dat niet met zich brengt dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank wijst ter vergelijking op de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2020 [6] en 30 oktober 2020 [7] betreffende een circular letter met betrekking tot het coronavirus, wat eveneens een tijdelijk overdrachtsbeletsel betrof. Daarnaast verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022 [8] betreffende de opschorting van overdrachten door de Roemeense autoriteiten. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat vanwege de bindende overdrachtstermijnen in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening gewaarborgd is dat onzekerheid over overdracht van een vreemdeling van beperkte duur is. Dat op dit moment onbekend is hoelang de opschorting zal duren staat er echter niet aan in de weg dat eisers alsnog kunnen worden overgedragen indien de opschorting voor het verstrijken van de uiterste overdrachtstermijn wordt opgeheven. Wanneer daarentegen eisers niet binnen de uiterste overdrachtstermijn kunnen worden overgedragen, zullen zij vervolgens worden opgenomen in de nationale procedure. Het beroep op de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Utrecht, ’s-Hertogenbosch, Zwolle en Roermond slaagt om deze reden niet.
6. De beroepsgrond dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen slaagt evenmin. De kinderen zullen tezamen met eisers worden overgedragen, waardoor er geen risico bestaat dat het gezin uit elkaar wordt gehaald. Verder zijn er geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat het in het belang van de kinderen is om in Nederland te blijven en dat een overdracht zal leiden tot onevenredige hardheid.
7. De beroepen zijn ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.In de uitspraken van 10 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:49, 26 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2497 en 19 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3801