ECLI:NL:RBDHA:2023:21640
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublin-regelgeving met betrekking tot Polen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, geboren in 1996 en van Belarussische nationaliteit, heeft op 3 april 2023 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 10 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag, gezien eiser eerder op 17 oktober 2021 asiel heeft aangevraagd in Polen.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 14 september 2023 behandeld. Eiser voert aan dat Polen niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, verwijzend naar recente rapporten over de detentieomstandigheden en de toegang tot de asielprocedure in Polen. De rechtbank stelt echter vast dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat Polen zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank volgt eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat Polen zich aan de bepalingen van het Europees asielrecht houdt.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag van eiser op grond van bijzondere, individuele omstandigheden aan zich te trekken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.