ECLI:NL:RBDHA:2023:21640

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
NL23.20033 en NL23.20034
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublin-regelgeving met betrekking tot Polen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, geboren in 1996 en van Belarussische nationaliteit, heeft op 3 april 2023 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 10 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag, gezien eiser eerder op 17 oktober 2021 asiel heeft aangevraagd in Polen.

De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 14 september 2023 behandeld. Eiser voert aan dat Polen niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, verwijzend naar recente rapporten over de detentieomstandigheden en de toegang tot de asielprocedure in Polen. De rechtbank stelt echter vast dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat Polen zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank volgt eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat Polen zich aan de bepalingen van het Europees asielrecht houdt.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag van eiser op grond van bijzondere, individuele omstandigheden aan zich te trekken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.20033 en NL23.20034

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], eiser en verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Erik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 juli 2023 niet in behandeling genomen [1] .
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 14 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, E. Reinink als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1996 en heeft de Belarussische nationaliteit. Hij heeft op 3 april 2023 een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 17 oktober 2021 asiel heeft aangevraagd in Polen. Volgens verweerder is Polen daarom verantwoordelijk en verweerder heeft eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat ten aanzien van Polen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit volgt uit de prejudiciële vragen die deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, bij uitspraak van 15 juni 2022 over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gesteld en waarin wordt verwezen naar gezaghebbende bronnen. [2] Eiser verwijst verder ter onderbouwing op het document ‘Veelgestelde vragen – Dublinterugkeerders Polen’ van juli 2023 van Vluchtelingenwerk Nederland, waaraan meerdere bronnen ten grondslag liggen. [3] Uit deze bronnen blijkt volgens eiser dat zowel uitgeprocedeerden als asielzoekers worden gedetineerd, dat de detentieomstandigheden zeer slecht zijn en dat onzeker is of Dublinterugkeerders toegang tot de asielprocedure kunnen krijgen. Verder staat de onafhankelijkheid van de Poolse rechtspraak ter discussie. Verweerder is hier in het bestreden besluit onvoldoende op ingegaan. Eiser stelt in Polen geen bescherming te hebben gekregen. Hij stelt te zijn mishandeld en gedetineerd en zijn asielverzoek is niet adequaat behandeld. Een overdracht aan Polen zal dus resulteren in een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie. Gelet hierop dient verweerder toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Polen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat verweerder er in beginsel op mag vertrouwen dat Polen zijn internationale verplichtingen tegenover eiser zal nakomen.
4.1.
In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 2 juni 2022 en de uitspraak van dezelfde zittingsplaats van 14 juli 2023 is geoordeeld dat voor Polen nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4] Daarbij is onder andere ingegaan op (toegang tot de) asielprocedure, pushbacks, juridische bijstand, opvangomstandigheden, toegang tot een onafhankelijke rechter en een eerlijk proces in vreemdelingenrechtelijke zaken. Volgens de zittingsplaats Arnhem is niet gebleken dat Polen zich – afgezien van pushbacks aan de buitengrenzen – op dit moment niet houdt aan de bepalingen van het Europees asielrecht en de waarborgen die daaruit voortvloeien. Dit oordeel is vervolgens door meerdere zittingsplaatsen gevolgd [5] .
4.2.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om in zijn zaak anders te oordelen. Uit de informatie waar eiser naar verwijst, volgt namelijk niet een wezenlijk ander beeld over de situatie in Polen dan uit de informatie die is betrokken bij voormelde uitspraken naar voren komt.
Pushbacks
5. Niet in geschil is dat in Polen pushbacks plaatsvinden. Dit is een fundamentele systeemfout in de asielprocedure. Eiser heeft echter, anders dan de vreemdelingen die aan de buitengrenzen van Polen met pushbacks te maken krijgen, door het expliciete claimakkoord toestemming van de Poolse autoriteiten om het grondgebied te betreden. De pushbacks in Polen maken dus niet dat er in het geval van eiser niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Detentieomstandigheden
6. Wat eiser met betrekking tot de detentieomstandigheden in Polen naar voren heeft gebracht, biedt ook geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Polen in detentie zal worden geplaatst. Verweerder heeft er op kunnen wijzen dat eiser in het kader van de Dublinverordening gereguleerd wordt overgedragen en niet illegaal de buitengrens van de Europese Unie hoeft te passeren. Uit eerdere rapporten en landeninformatie is gebleken dat er soms een risico bestaat op detentie, maar daaruit volgt nog niet dat er sprake is van systematische detentie van Dublinterugkeerders. Dat blijkt ook niet uit de door eiser overgelegde informatie van Vluchtelingenwerk Nederland. Verder staat in voormeld AIDA-rapport dat Dublinclaimanten in Polen in detentie kunnen worden geplaatst, maar uit het rapport volgt ook dat detentie bij Dublinterugkeerders juist minder wordt toegepast dan voorheen en dat ook veel Poolse rechtbanken aanvragen van de autoriteiten om detentie van Dublinterugkeerders hebben afgewezen. Verder heeft verweerder erop kunnen wijzen dat iemand in vreemdelingendetentie plaatsen, ook wanneer hij Dublinclaimant is, niet per definitie onrechtmatig is. De mogelijkheid om een vreemdeling (rechtmatig) in detentie te zetten wanneer er een risico is op onderduiken bestaat ook in andere lidstaten. Omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na overdracht aan Polen in detentie zal worden gezet, zal de rechtbank niet ingaan op de door eiser naar voren gebrachte detentieomstandigheden.
Rechtelijke macht
7. Over de rechterlijke macht in het bijzonder heeft de rechtbank Arnhem in voormelde uitspraken overwogen dat niet is gebleken dat de vreemdeling geen toegang heeft tot de rechter en evenmin dat het voor Poolse rechters onmogelijk of uiterst moeilijk is om in vreemdelingrechtelijke zaken onafhankelijk en/of onpartijdig recht te spreken dan wel dat zij dit niet zouden doen of dat de Poolse tuchtkamer hen nadien maatregelen heeft opgelegd. De rechtbank volgt deze uitspraken en de overwegingen waarop zij berusten.
Herhaalde asielaanvraag
8. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat uit voormeld document van Vluchtelingenwerk Nederland blijkt dat onwaarschijnlijk is dat Dublinterugkeerders in aanmerking komen voor een asielstatus. Een (herhaalde) asielaanvraag zal niet-ontvankelijk worden verklaard en hij loopt dus een risico naar Belarus te worden gedeporteerd.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt de informatie van Vluchtelingenwerk Nederland het voorgaande niet anders. Deze informatie schetst geen ander beeld over de manier waarop asielaanvragen door de Poolse autoriteiten worden onderzocht en beoordeeld dan de informatie die al bij voormelde uitspraak van 2 juni 2022 is betrokken. [6] Daarbij is ook van belang dat de Poolse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat zij eisers asielverzoek (opnieuw) inhoudelijk in behandeling zullen nemen. Deze garantie omvat de toezegging van Polen dat de eventuele uitzetting van eiser niet in strijd zal zijn met het verbod op (indirect) refoulement. Polen heeft met aanvaarding van het verzoek toegezegd dat zij dit verzoek zullen behandelen met inachtneming van de Kwalificatie,- Procedure- en Opvangrichtlijn.
8.2.
Verweerder wijst er verder terecht op dat als eiser van mening is dat in Polen geen sprake is van een zorgvuldige asielprocedure, de autoriteiten hem ten onrechte detineren, of dat de autoriteiten zich anderszins niet aan hun internationale verplichtingen houden, het aan eiser is om hierover te klagen bij de (hogere) Poolse autoriteiten, en, indien nodig, bij het EHRM. Eiser heeft niet gesteld, noch is gebleken dat dit voor hem niet mogelijk is. Uit de verklaringen van eiser ter zitting blijkt in elk geval dat hij in Polen contact heeft gehad met mensenrechtenorganisaties die hem in detentie hebben bezocht en dat hij met zijn klacht bij een juridisch kantoor is geweest.
Prejudiciële vragen
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat Polen zich ten aanzien van eiser niet zal houden aan zijn internationale verplichtingen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de beantwoording van eerder genoemde prejudiciële vragen die over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zijn gesteld, af te wachten.
10. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken volgt dat omstandigheden die van betekenis zijn voor de beoordeling of er concrete aanwijzingen zijn dat de verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt – en dus zien op de vraag of uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel – niet betrokken hoeven te worden bij de vraag of er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden. Opvang, detentie en de asielprocedure zijn zulke omstandigheden. Voor verweerder bestond daarom geen aanleiding om eisers asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen vanwege bijzondere, individuele omstandigheden. [7]

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening.
12. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Uitspraak van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
3.Onder meer: Asylum Information Database (AIDA), Polen, Landenrapport (2022-update), 19 mei 2023; de mailwisseling met de ELENA-coördinator voor Polen van 21 november 2022; de mailwisseling met de ELENA-coördinator voor Polen van 29 november 2022; Commissioner for Human Rights, Letter to the Regional Courts, 25 January 2022; Amnesty International: Amnesty International Report 2022/23; The State of the World's Human Rights; Poland 2022, 27 maart 2023; US Department of State: 2022 Country Report on Human Rights Practices: Poland, 20 maart 2023; European Union Agency for Fundamental Rights (FRA), Fundamental Rights Report 2023, 8 juni 2023; ECRE - European Council on Refugees and Exiles (Author), HFHR - Helsinki Foundation for Human Rights (Author), SIP - Association for Legal Intervention (Author): Seeking refuge in Poland: A fact-finding report on access to asylum and reception conditions for asylum seekers, april 2023; Human Rights Watch, Violence and Pushbacks at Poland-Belarus Border, 7 juni 2022; Amnesty International, Belarus/EU: New evidence of brutal violence from Belarusian forces against asylum-seekers and migrants facing pushbacks from the EU, 20 december 2021; Grupa Granica, Humanitarian crisis at the Polish-Belarusian border, 2021; Freedom House (Author): Freedom in the World 2023 - Poland, 2023.
5.Zie onder meer de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 6 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13426 en van de rechtbank Rotterdam van 13 juni 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:5048.
6.Vergelijk met Veelgestelde Vragen Polen Dublinterugkeerders 2021, Vluchtelingenwerk Nederland, 20 juli 2021 pagina 2, zie ook ECLI:NL:RBDHA:2022:5327, r.o. 7.2.4.
7.Zie paragraaf C2/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, de uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3164, r.o. 4 en van deze rechtbank en zittingsplaats van 6 juli 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:7442, r.o. 7.