ECLI:NL:RBDHA:2023:20884

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
NL23.7393
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van seksuele gerichtheid van Nigeriaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel aanvroeg op basis van zijn homoseksuele gerichtheid. De eiser, geboren in 1993, heeft in zijn asielaanvraag gesteld dat hij op twaalfjarige leeftijd ontdekte dat hij zich tot mannen aangetrokken voelde. Hij heeft een relatie gehad met een man, [A], maar deze relatie leidde tot problemen toen zij door een tante werden betrapt tijdens een intiem moment. De tante schreeuwde, wat resulteerde in een gewelddadige confrontatie met omstanders. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn seksuele gerichtheid vreest voor vervolging in Nigeria, waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd en strafbaar is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de aanvraag van eiser heeft afgewezen als ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid niet geloofwaardig zijn, omdat hij onvoldoende diepgang heeft gegeven aan zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser, nu hij volwassen is, meer inzicht zou moeten kunnen geven in zijn gevoelens en gedachten over zijn homoseksualiteit en de gevolgen daarvan in Nigeria. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geconcludeerd dat hij niet in aanmerking komt voor asiel.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun seksuele gerichtheid en de daarmee samenhangende risico's op een geloofwaardige manier te onderbouwen, vooral in landen waar homoseksualiteit strafbaar is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, en dat zijn aanvraag terecht is afgewezen.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.7393
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I. Vugs).
Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Okorie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1993] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij toen hij twaalf jaar was, ontdekte dat hij zich tot mannen aangetrokken voelde. In de zes jaren daarna, tot eiser 18 jaar was en [A] leerde kennen, heeft eiser niks met zijn seksuele gerichtheid gedaan, omdat hij niemand ontmoet had met wie hij een relatie kon opbouwen. In 2013 heeft eiser [A] ontmoet. In september 2015 zijn eiser en [A] toen zij seks hadden door een tante betrapt. De tante begon te schreeuwen waardoor mensen kwamen kijken. Na uitleg van de tante over de situatie begonnen die mensen eiser en zijn vriend te slaan. Eiser kon ontsnappen naar de andere kant van het dorp [dorp] en is diezelfde week nog doorgereisd naar Benin City. Vanuit Benin City is eiser via Libië naar Italië gereisd. Eiser verblijft sinds 18 oktober 2016
in Europa. Vanwege zijn homoseksuele gerichtheid vreest eiser bij terugkeer naar Nigeria voor de regering, de Obi (koning van Benin City) en de familie van [A] .
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
4. identiteit, nationaliteit en herkomst
5. homoseksuele gerichtheid
6. problemen wegens homoseksuele gerichtheid.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eiser verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht. Eisers verklaringen over zijn homoseksuele gerichtheid en daaruit voortvloeiende problemen acht verweerder niet geloofwaardig. Uit het geloofwaardig geachte elementen volgt niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft of een risico loopt op ernstige schade als omschreven in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Verzoek
4. Eiser verzoekt om dat wat door hem in de voorfase is vermeld en gesteld als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit is ingegaan op de zienswijze van eiser. Voor zover eiser in de beroepsgronden niet aangeeft waar en waarom de reactie van verweerder in het bestreden besluit op die zienswijze niet juist of niet toereikend is, gaat de rechtbank aan het verzoek voorbij. Een enkele verwijzing naar de zienswijze kan niet leiden tot aantasting van het bestreden besluit.
Gronden
5. Eiser voert aan dat verweerder zijn standpunt over de seksuele gerichtheid van eiser niet voldoende heeft gemotiveerd en daarom ten onrechte eisers homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig heeft geacht. De door eiser hierover aangevoerde gronden worden hierna besproken.
Referentiekader
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn jonge leeftijd ten tijde van de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid. Verweerders standpunten over de van hem in redelijkheid te verwachten verklaringen zijn tegenstrijdig aan elkaar, omdat verweerder aan de ene kant diepgang verwacht en aan de andere kant geen beschrijving tot in detail verwacht.
Verweerder heeft de minderjarigheid van eiser op het moment van eerste aanraking met homoseksualiteit en de sociale context onvoldoende gemotiveerd bij het relaas betrokken. Eiser weet niet hoe verweerder heeft meegewogen dat eiser slechts twaalf jaar oud was. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat en waarom eiser concreter of meer nauwkeurig had moeten kunnen verklaren dan hij heeft gedaan. Ter vergelijking wijst eiser naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, van 11 april 2022.¹

1.ECLI:NL:RBDHA:2022:3343

Eiser weet niet waarom er volgens verweerder geen sprake is van ‘enige diepgang’ in zijn verklaringen. Hij heeft voldoende inzicht gegeven in wat hij dacht en voelde bij het ontdekken van zijn gerichtheid. Dat eiser alleen fysieke aspecten benoemt is logisch, want hij was slechts twaalf jaar. Van een kind van twaalf jaar kan je geen volledig inzicht en begrip voor eventuele mentale gevolgen en aspecten verwachten, als die er al zijn.
Eiser heeft over gevoelens en gedachten verklaard, want hij heeft verklaard dat hij had bedacht dat dit de manier was waarop God hem geschapen heeft. Verder kan en moet ook van gevoelens gesproken worden als het enkel fysieke gevoelens zijn.
Eiser voert in dit verband aan dat verweerder zoekt naar een (uitgebreider) proces van innerlijke acceptatie, maar dat is niet alleen afhankelijk van leeftijd, maar ook van de persoonlijkheid van een persoon. Eiser wijst op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 18 juni 2015.²
Verder vindt eiser een passage uit de uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 15 april 2021 relevant.³ Uit deze passage volgt dat de staatssecretaris in die zaak niet had laten zien op welke wijze rekening was gehouden met de jonge leeftijd waarop de vreemdeling zijn homoseksualiteit accepteerde. Ook is deze uitspraak relevant voor zover verweerder stelt dat eiser geen inzicht geeft in zijn innerlijke gevoelens en gedachten over het ontdekken van zijn seksuele gerichtheid en het beleven van zijn geaardheid tussen zijn twaalfde en achttiende jaar. Eiser heeft daarover verklaard dat het rustig was. Het is mogelijk dat dat zo is gegaan.
Verweerder heeft niet duidelijk gemaakt op welke wijze de culturele achtergrond van eiser bij de besluitvorming is betrokken. Verweerder benoemt voornamelijk opleidingsniveau en werkervaring. Dat de culturele achtergrond enige rol speelt blijkt niet. Eiser wijst ter onderbouwing naar een passage uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 28 november 2022.⁴
Toetsingskader
7. Verweerder beoordeelt de gestelde seksuele geaardheid van een vreemdeling aan de hand van Werkinstructie 2019/17. Bij de beoordeling ligt het zwaartepunt bij de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst en hoe de ervaringen van de vreemdeling in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar het zijn van lhbti maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd.
8. De rechtbank overweegt het volgende. Verweerder heeft onderscheid gemaakt tussen de diepgang die gelet op eisers leeftijd verwacht wordt bij verschillende onderwerpen waar eiser over is bevraagd.
Over de ontdekking van zijn gerichtheid op twaalf jarige leeftijd, verwacht verweerder niet een beschrijving tot in detail.
Over eisers gevoelens voor het mannelijk geslacht, zijn persoonlijke ervaringen en belevingen ten tijde van de ontdekking van zijn geaardheid en de periode daarna, verwacht verweerder wel enige diepgang in eisers verklaringen.

2.ECLI:NL:RBDHA:2015:7201

En omdat eiser inmiddels 29 jaar is, verwacht verweerder dat eiser inzicht kan geven in zijn gevoelens en gedachten in de jaren sinds de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid.
De rechtbank acht dit niet tegenstrijdig.
De verwachte diepgang bij de verklaringen over de ontdekking van de seksuele gerichtheid
8.1
Eiser heeft over zijn ontdekking van zijn seksuele gerichtheid in het nader gehoor verklaard dat hij toen hij twaalf jaar was, merkte dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen, omdat hij een erectie kreeg als hij met zijn vrienden aan het spelen was. Gevraagd naar andere situaties waardoor eiser merkte dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen, verklaart eiser dat hij heel blij is met zichzelf als hij onder de douche staat. Hij krijgt dan een erectie. Hij verklaart zich niet aangetrokken te voelen tot vrouwen.
Als wordt doorgevraagd over zijn gevoelens en zijn gedachten daarbij, verklaart eiser dat God hem zo heeft geschapen en dat hij dat zelf niet kan veranderen en dat hij daar geen slechte gedachten bij heeft. Eiser verklaart ook dat hij vanaf zijn twaalfde sociaal contact begon te krijgen met jongens en dat toen de gevoelens kwamen. Als eiser vervolgens wordt gevraagd naar wat die gevoelens zijn, herhaalt eiser dat hij een erectie krijgt wanneer hij bij jongens in de buurt is en als hij onder de douche staat.
Verweerder heeft over deze verklaringen niet ten onrechte gesteld dat ze niet verder gaan dan het benoemen van fysieke aspecten en dat hij niet verklaart over wat hij dacht en voelde. De rechtbank is van oordeel dat verweerder van iemand die stellig verklaart dat hij op zijn twaalfde jaar erachter kwam dat hij homoseksueel is en stelt nooit andere gedachten over zijn gerichtheid te hebben gehad, meer mag verwachten over de ontdekking van die homoseksuele gerichtheid dan de enkele verklaringen die erop neerkomen dat hij fysiek opgewonden raakt van andere jongens. Verweerder heeft hierbij niet ten onrechte overwogen dat eiser nu ruim volwassen is en hij daarom desgevraagd de gevoelens die hij als twaalfjarige had bij zo’n grote ontdekking, beter zou moeten kunnen beschrijven.
Verweerder heeft ook niet ten onrechte gesteld dat de verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank zittingsplaats Den Haag van 11 april 2022 hem niet tot een andere conclusie heeft moeten brengen, omdat de vreemdeling in die zaak, anders dan eiser, ten tijde van het gehoor minderjarig was en wel feitelijk antwoord heeft gegeven op vragen over zijn gevoelens en de worsteling die hij stelt te hebben doorgemaakt.⁵
De verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 18 juni 2015, in verband met een zoektocht van verweerder naar een proces van innerlijke acceptatie, heeft verweerder niet tot een andere conclusie hoeven brengen.⁶ Eiser licht niet toe waarom die uitspraak op zijn situatie van toepassing is. Verder gaat die uitspraak onder meer over verklaringen die de vreemdeling heeft afgelegd over een worsteling, terwijl eiser stelt geen worsteling te hebben doorgemaakt. De uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 15 april 2021 waar eiser in dit verband naar wijst gaat over het gehoor van een minderjarige vreemdeling van ongeveer zestien jaar oud, waarin verweerder gevraagd heeft naar diens uitgebreide gevoelens en gedachten op elf jarige leeftijd.⁷ Verweerder verwacht van eiser geen uitgebreide gevoelens en gedachten als twaalfjarige.
Verweerder verwacht wel dat eiser, omdat hij als volwassen man zijn land van herkomst is ontvlucht vanwege zijn gestelde homoseksuele gerichtheid, met enige diepgang kan verklaren over gebeurtenissen en belevingen die daarmee verband houden.

5.ECLI:NL:RBDHA:2022:3343

De verwachte diepgang bij de verklaringen over de gevoelens, persoonlijke ervaringen en gedachten na de ontdekking van de seksuele gerichtheid
8.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder van eiser mag verwachten dat hij meer kan verklaren over zijn gevoelens, persoonlijke ervaringen en gedachten in de periode na zijn ontdekking.
Eiser refereert in zijn gronden over het referentiekader aan zijn jonge leeftijd van twaalf jaar ten tijde van de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid, maar gaat daarmee voorbij aan het feit dat eiser vanaf een volwassen leeftijd een relatie met [A] heeft gehad en enkele jaren als volwassen homoseksueel in Nigeria heeft gewoond. Over de persoonlijke beleving van die relatie heeft eiser verklaard dat hij seksuele gevoelens voor [A] had, [A] een goede jongen is en ze voor elkaar zorgden, eiser liefde voelde voor [A] , hij vrij met eiser praatte en eiser blij was als hij bij [A] was, want hij maakte grapjes. Verweerder heeft hierover niet ten onrechte gesteld dat eiser met deze verklaringen te veel op de oppervlakte blijft en dat ze onvoldoende inzicht geven in de gevoelens die eiser voor [A] had. De enkele stelling dat eiser liefde voelt bijvoorbeeld, is niet meer dan een stelling en eiser geeft met deze en zijn andere verklaringen over [A] , zoals verweerder niet ten onrechte heeft gesteld, geen inzicht in wat die gevoelens (van liefde) voor eiser dan zijn.
Het antwoord op de vraag wat oppervlakkig is en wie dat bepaalt, is dat verweerder dat bepaalt. Het is in eerste instantie verweerder die de verklaringen toetst en een individuele afweging maakt. Eiser vervolgens kan, als hij zich daar niet in kan vinden, verweerders oordeel gemotiveerd bestrijden. Toegepast op deze zaak is eiser daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. In een zaak als deze, waarin een vreemdeling uit een land komt waar homoseksualiteit niet geaccepteerd is en een seksuele gerichtheid als asielmotief aanvoert, mag verweerder verwachten dat eiser kan vertellen wat het met hem doet om als homoseksueel in Nigeria te leven, wat zijn gevoelens en gedachten en zijn persoonlijke beleving inhielden. Te meer omdat eiser stelt vanwege die homoseksualiteit Nigeria ontvlucht te zijn en niet terug te kunnen keren. De hiervoor genoemde verklaringen van eiser echter blijven steken in algemeenheden, of zoals verweerder stelt ‘ze blijven aan de oppervlakte’ en eiser geeft hiermee geen inzicht in zijn gevoelens voor [A] en wat het voor hem heeft betekend dat zijn geaardheid niet is toegestaan in zijn land van herkomst.
Verweerder heeft over eisers verklaring dat hij in de periode tussen zijn twaalfde en zijn relatie met [A] niks gedaan heeft en dat het rustig was, niet ten onrechte overwogen dat eiser hiermee geen inzicht geeft in zijn persoonlijke beleving. Omdat uit deze verklaring niet blijkt welke gevoelens en gedachten eiser toen had over zijn homoseksuele geaardheid.
Verweerder heeft aan de door gemachtigde ter zitting opgeworpen stelling dat hij in Nigeria niet als homoseksueel leefde, in redelijkheid voorbij kunnen gaan, omdat eiser in Nigeria een relatie met een man had en verklaard heeft daar geen innerlijke worsteling over te hebben gehad. Verweerder heeft ook aan de ter zitting door gemachtigde opgeworpen stelling dat eisers homoseksualiteit zich innerlijk afspeelde voorbij kunnen gaan, omdat uit de gehoren van eiser niet blijkt van een innerlijke belevingswereld.
De culturele achtergrond van eiser
8.3
Volgens eiser heeft verweerder niet duidelijk gemaakt hoe de culturele achtergrond van eiser bij de besluitvorming is betrokken en had hij dat wel moeten doen. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het voornemen heeft opgesomd waar rekening mee is gehouden. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in het verweerschrift niet ten onrechte stelt dat dat hij gemotiveerd heeft hoe daar rekening mee is gehouden en heeft gewezen op
het (in het voornemen genoemde) ontbreken van enige worsteling bij eiser, terwijl hij weet dat homoseksualiteit verboden is in Nigeria.
De uitspraak waar eiser in dit verband naar verwijst gaat over een vreemdeling met een niet- westerse Islamitische achtergrond, die verklaard had dat zijn culturele achtergrond maakte dat hij niet open en gemakkelijk over zijn gevoelens kon spreken.⁸ Eiser zelf heeft, zoals verweerder terecht stelt, niets verklaard over een culturele achtergrond, waaronder zijn protestante religie, die van invloed zou zijn op zijn relaas en of zijn mogelijkheid tot verklaren. Integendeel, eiser heeft verklaard nooit geworsteld te hebben met zijn homoseksualiteit, terwijl hij op de hoogte was dat homoseksualiteit in Nigeria verboden is en zijn religie niet positief staat tegenover zijn homoseksuele geaardheid. Deze grond slaagt daarom niet.
9. De rechtbank is gelet op de voorgaande overwegingen van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser en de aangevoerde beroepsgronden hierover niet slagen.
Stereotype criteria
10. Eiser voert aan dat verweerder in de besluitvorming te veel vasthoudt aan stereotype criteria omdat verweerder eiser tegenwerpt dat hij alleen fysieke aspecten benoemt. Eiser verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 oktober 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:10242), waarin wordt gewezen op het rapport trots en schaamte van mr. S. Jansen. In dat rapport komt naar voren dat het regelmatig voorkomt dat, wanneer het gaat om het uitdrukking geven aan seksuele geaardheid, personen dit slechts kunnen door het spreken over het seksuele aspect daarvan.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierover in het verweerschrift niet ten onrechte stelt dat de uitspraak waar eiser naar verwijst niet van toepassing is in deze zaak en dat niet (te veel) is vastgehouden aan stereotype criteria. Het zwaartepunt van de beoordeling ligt bij het persoonlijke en authentieke verhaal van de vreemdeling over en vanuit zijn eigen ervaringen met betrekking tot zijn gestelde gerichtheid. Verweerder stelt hierover niet ten onrechte dat dat ontbreekt, omdat eiser ten aanzien van het seksuele aspect alleen een summiere verklaring heeft afgelegd waaruit niet volgt hoe eiser uitdrukking geeft aan zijn seksuele geaardheid. Ook stelt verweerder niet ten onrechte dat voor zover deze summiere verklaringen van eiser al kunnen worden beschouwd als verklaringen over het seksuele aspect, maakt dat nog niet dat de verklaring van eiser inkleurt hoe hij uitdrukking geeft aan zijn seksuele geaardheid. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Geloof
12. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte verwacht dat hij meer kan uitleggen over hoe hij tot de conclusie is gekomen dat zijn geloof en geaardheid samen gaan. Eiser herhaalt zijn standpunt dat zijn geaardheid niets met zijn geloof te maken heeft. Uit zijn verklaring dat God hem zo geschapen heeft, volgt hoe eiser voor zichzelf tot de conclusie is gekomen dat zijn geloof en geaardheid samen gaan. Verweerder gaat er ook ten onrechte van uit dat er een innerlijk conflict moet zijn. Eiser heeft verklaard geen innerlijke worsteling te ervaren. Verweerders standpunt dat eiser geen inzicht geeft in zijn gevoelens en gedachten is niet begrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd. Verweerder verwacht binnen

8.ECLI:NL:RBDHA:2022:12917

het geschetste referentiekader wel enige diepgang terwijl met betrekking tot dat referentiekader volgens verweerder relevant is dat eiser slechts 12 jaar oud was toen hij zijn seksuele gerichtheid ontdekte en voorts dat zijn opleidingsniveau laag is.
13. Eiser legt met zijn verklaring dat zijn geaardheid niks met zijn geloofsovertuiging te maken heeft en dat God hem kennelijk zo geschapen heeft, niet uit hoe hij tot deze gedachte is gekomen. Eiser geeft dus geen inzicht in zijn denkproces en zijn gevoelens hierover. Verweerder heeft dit niet ten onrechte gesteld (voornemen p 4). Verder vraagt verweerder hier niet naar de ontdekking van de seksuele gerichtheid toen hij twaalf jaren was, zoals eiser kennelijk meent. Verweerder vraagt naar eisers gedachten over zijn seksuele geaardheid in een land en met een geloof waarin homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt. Eiser verklaart niets over zijn gevoelens en gedachten die hem tot zijn conclusie hebben gebracht dat hij kennelijk zo door God geschapen is en hoe zich dat verhoudt tot zijn geloof. Die vraag beperkt zich niet tot de leeftijd van twaalf jaar, zoals hiervoor onder 8.2 is vermeld. Eiser heeft hierover geen inzicht gegeven, zoals verweerder terecht stelt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Inconsistente verklaringen over [A]
14. Eiser voert aan dat zijn verklaringen over het moment waarop hij een relatie kreeg met [A] niet tegenstrijdig zijn met elkaar. Het gaat erom hoe de term relatie door verweerder en door eiser worden gekwalificeerd. Verder voert eiser aan dat dat wat verweerder stelt over inconsistente verklaringen over eisers leeftijd ten tijde van zijn relatie met [A] niet juist is. Verweerder werpt een verklaring tegen, terwijl hij zelf onzorgvuldig is in de besluitvorming, want verweerder stelt dat eiser in 2013, toen hij [A] leerde kennen, al 20 jaar was, terwijl hij 19 jaar was. Dat eiser heeft verklaard dat hij achttien was toen hij [A] leerde kennen is juist. Eiser acht het onbegrijpelijk dat verweerder zoveel waarde aan deze verklaringen hecht, zeker nu de verklaringen zijn afgelegd toen eiser 27 of 28 jaar oud was. Verweerder stelt ook ten onrechte dat eiser te veel op de oppervlakte blijft en onvoldoende inzicht geeft in zijn gevoelens voor [A] . Het voelen van liefde is juist een aanwijzing dat sprake is van oprechte gevoelens.
15. Eiser heeft in het nader gehoor de volgende verklaringen afgelegd over zijn relatie met [A] .
Blz. 5
:In 2013 heb ik besloten een vak (te) leren ik deed dit bij een man die een kledingzaak heeft, daar heb ik mijn vriend ontmoet. De naam van mijn vriend is [A] en we werkten samen in de winkel voor drie jaar. We waren echt goede vrienden.
Blz. 10: V:
Op welke leeftijd kreeg u een relatie met [A] ?
A: Ik was achttien jaar.
Blz. 11: V:
Begrijp ik het goed dat u op uw achttiende een relatie met [A] kreeg?
A: ja, dat klopt.
V:
Op welke datum heeft u hem leren kennen?
A: ik heb hem leren kennen in 2013 ergens in het midden
Blz. 12: V:
Op welke datum kreeg ik daadwerkelijk een relatie met [A] ?
A: September 2015
Blz. 15: V:
Hoeveel dagen had u een relatie met [A] voordat het incident plaats vond?A: Tussen de acht maanden en één jaar, want ik ging naar zijn woning toen we waren betrapt.
V:
U heeft verklaard dat u in september 2015 een relatie kreeg met [A] en het incident met de tante was ook in september 2015. Kunt u uitleggen hoe dat kan?
A: Voor september 2015 waren we al bij elkaar. Ik kwam naar de winkel in 2013 en we hadden tijd nodig om elkaar te leren kennen en acht maanden voor de gebeurtenis had ik een relatie met [A] .
In de zienswijze heeft eiser hieraan heeft toegevoegd: “Zo heeft hij pas zijn eerste geslachtsgemeenschap gehad met [A] na acht maanden tot een jaar, dus rond september 2015. Daarvoor was er al wel een relatie maar die beperkte zich tot zoenen, handen vasthouden en aanrakingen.”
15.1
Gelet op de verschillende verklaringen die eiser heeft afgelegd over het startpunt van de relatie met [A] , heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser inconsistent heeft verklaard. Verweerder heeft aan deze verklaringen waarde mogen hechten, omdat de relatie met [A] het startpunt is geweest voor eisers gestelde vertrek uit Nigeria. De toelichting van eiser in de zienswijze, neemt naar het oordeel van de rechtbank de inconsistentie in de verklaringen over het startpunt van de relatie niet weg.
15.2
Eiser werpt verweerder onzorgvuldigheid tegen. Verweerder stelt op pagina 6 van het bestreden besluit inderdaad dat eiser in 2013 al twintig jaar oud was, terwijl eiser medio 2013 nog negentien jaar was. Dit verschil vindt de rechtbank in dit geval niet relevant, omdat eiser in ieder geval geen 18 jaar was, zoals hij tweemaal eerder verklaarde. De rechtbank vindt dit ook niet dusdanig onzorgvuldig dat het moet leiden tot vernietiging (op dit onderdeel) van het bestreden besluit, omdat dit verschil de gevolgtrekking dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het startpunt van de relatie met [A] niet wegneemt.
15.3
Dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over [A] aan de oppervlakte blijven, is hiervoor onder 8.2 besproken. Deze beroepsgronden slagen niet.
Relatie met [B]
16. Eiser voert aan dat verweerder niet is ingegaan op de relatie die eiser in Nederland heeft gehad met [B] , terwijl deze omstandigheid volgens WI 2019/17 relevant is bij de beoordeling. Als iets besproken moet worden volgens de werkinstructie dan gaat eiser ervan uit dat het relevant is en besproken moet worden.
17. De rechtbank overweegt dat de Werkinstructie, anders dan eiser meent, niet een eenduidig sjabloon is waarmee de seksuele gerichtheid getoetst kan worden. Niet alle thema’s hoeven noodzakelijkerwijs aan de orde te komen. Van belang is of de motivering van verweerder het bestreden besluit kan dragen. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser heeft gevraagd naar de aard van de relatie met [B] , maar niet heeft gevraagd wat de relatie met [B] voor eiser betekende. In het voornemen en het bestreden besluit is aan de relatie met [B] geen aandacht besteed, maar verweerder heeft er ook niet op beslist. Deze beroepsgrond slaagt niet.
zaaknummer: NL23.7393
9
Weging van de activiteiten
18. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende waarde heeft gehecht aan eisers verklaringen omtrent activiteiten bij c.q. met COC en op datingapps, evenals aan de documenten die hij ter onderbouwing daarvan heeft overgelegd. Het is juist dat lidmaatschap van het COC voor iedereen toegankelijk is zoals verweerder stelt en dat iedere persoon toegang heeft tot een datingapp, maar dat betekent niet dat het feit dat eiser interesse heeft in deze activiteiten niet in positieve zin dient te worden meegenomen in de besluitvorming.
19. Uit de uitspraak van de ABRvS van 4 augustus 2021, waar verweerder in reactie op deze beroepsgrond naar heeft verwezen, volgt dat het zwaartepunt van de beoordeling van homoseksuele gerichtheid als asielmotief nog steeds ligt bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaring met betrekking tot zijn gestelde seksuele gerichtheid. Dat laat evenwel onverlet dat bepaalde stukken, die wat betreft inhoud niet in strijd komen met de grondrechten en menselijke waardigheid, kunnen dienen als ondersteunend bewijs. Dit betekent dat die stukken, afhankelijk van de door een vreemdeling afgelegde verklaringen, het overige bewijs en de daarover geformuleerde tegenwerpingen, ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid ondanks ontoereikende verklaringen toch aannemelijk heeft gemaakt.⁹
Verweerder is ingegaan op de verklaringen van eiser dat hij via facebook met mensen praat en via apps met personen chat en is ingegaan op de overgelegde informatie, zoals lidmaatschapspas van lokale COC afdelingen, screenshots van datingapps en foto’s van zijn aanwezigheid op de Gay Pride in Amsterdam. Verweerder heeft hierover niet ten onrechte gesteld dat deze verklaringen en stukken onvoldoende zijn om zijn gestelde seksuele gerichtheid aannemelijk te maken, omdat het voor iedereen mogelijk is deel te nemen aan activiteiten van het COC en te chatten op een datingapp. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder terecht betoogt, onder verwijzing naar de WI 2019/17 en vaste rechtspraak van de ABRvS, dat hij deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de door eiser overgelegde stukken onvoldoende compensatie opleveren voor de summiere verklaringen van eiser. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Strafbaarheid in Nigeria
20. Eiser voert aan dat verweerders standpunt dat eisers verklaringen betreffende zijn kennis over de strafbaarheid van homoseksualiteit in Nigeria onvoldoende zijn om de seksuele gerichtheid geloofwaardig te achten, onbegrijpelijk en niet afdoende is gemotiveerd. Verweerder vindt dat eiser niet veel meer weet dan dat homoseksualiteit strafbaar is, maar niet duidelijk is wat hij dan meer had moeten vertellen. Het enkele feit dat homoseksualiteit strafbaar is, moet voldoende zijn. Daaruit vloeit voort dat homoseksualiteit maatschappelijk onaanvaardbaar wordt geacht en er dus problemen ontstaan als deze openlijk wordt gepraktiseerd. Verder voert eiser aan dat hij niet volgt dat hij meer en diepgaander had moeten verklaren over wat hij ervan vond dat zijn geaardheid geheim moest blijven.
21. De rechtbank overweegt dat verweerder meer heeft gevraagd over de strafbaarheid van homoseksualiteit in Nigeria. Verweerder heeft eiser immers ook gevraagd naar de

9.ECLI:NL:RVS:2021:1754

gedachten en gevoelens van eiser over de strafbaarheid van homoseksualiteit in Nigeria. En daar heeft eiser alleen over verklaard dat het hem geen veilig gevoel gaf en dat hij niet kon veranderen omdat God hem zo geschapen heeft. Verweerder heeft niet ten onrechte hierover gesteld dat hij hiermee geen inzicht geeft in hoe hij is omgegaan met zijn seksuele gerichtheid in het licht van de strafbaarheid daarvan in Nigeria. Verweerder mag in redelijkheid verwachten dat eiser heeft nagedacht over dat hij afwijkt van wat de norm is in Nigeria en daarover kan verklaren. Het enkele feit dat eiser gevraagd naar wat het voor hem betekent dat homoseksualiteit strafbaar is, dan kan benoemen dat homoseksualiteit strafbaar is, dat hij zich niet veilig voelt en dat hij in de gevangenis kan belanden of gedood kan worden, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om op die grond zijn homoseksuele gerichtheid aannemelijk te maken. Daarvoor zijn de verklaringen te algemeen van aard.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
22. Gelet op de voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder het standpunt omtrent de seksuele gerichtheid van eiser voldoende en deugdelijk heeft gemotiveerd en niet ten onrechte de gestelde homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig geacht. De beroepsgronden slagen niet.
De gestelde problemen wegens de seksuele gerichtheid.
23. Eiser voert aan dat verweerder zijn standpunt over de problemen die eiser heeft ondervonden als gevolg van zijn seksuele gerichtheid niet voldoende heeft gemotiveerd en daarom de seksuele gerichtheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerders standpunt dat het bevreemdend is dat [A] en eiser zo onvoorzichtig zouden zijn om de deur niet op slot te doen is een subjectief oordeel. Bovendien was niet eiser maar [A] onvoorzichtig door de deur niet op slot te doen. En eiser en [A] hadden gedronken en lieten zich meeslepen. Verweerder is verder ten onrechte niet ingegaan op de gedetailleerde verklaringen van eiser over de aanval en dat getuigt van een onzorgvuldige besluitvorming.
24. Zoals de rechtbank hiervoor heeft aangegeven, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de gestelde homoseksualiteit van eiser ongeloofwaardig heeft gevonden. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van deze beroepsgrond.
Conclusie
24. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade.
Dat betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
25. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt.
26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 oktober 2023
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.