uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.7393
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I. Vugs).
Bij besluit van 10 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Okorie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1993] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij toen hij twaalf jaar was, ontdekte dat hij zich tot mannen aangetrokken voelde. In de zes jaren daarna, tot eiser 18 jaar was en [A] leerde kennen, heeft eiser niks met zijn seksuele gerichtheid gedaan, omdat hij niemand ontmoet had met wie hij een relatie kon opbouwen. In 2013 heeft eiser [A] ontmoet. In september 2015 zijn eiser en [A] toen zij seks hadden door een tante betrapt. De tante begon te schreeuwen waardoor mensen kwamen kijken. Na uitleg van de tante over de situatie begonnen die mensen eiser en zijn vriend te slaan. Eiser kon ontsnappen naar de andere kant van het dorp [dorp] en is diezelfde week nog doorgereisd naar Benin City. Vanuit Benin City is eiser via Libië naar Italië gereisd. Eiser verblijft sinds 18 oktober 2016
in Europa. Vanwege zijn homoseksuele gerichtheid vreest eiser bij terugkeer naar Nigeria voor de regering, de Obi (koning van Benin City) en de familie van [A] .
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
4. identiteit, nationaliteit en herkomst
5. homoseksuele gerichtheid
6. problemen wegens homoseksuele gerichtheid.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eiser verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht. Eisers verklaringen over zijn homoseksuele gerichtheid en daaruit voortvloeiende problemen acht verweerder niet geloofwaardig. Uit het geloofwaardig geachte elementen volgt niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft of een risico loopt op ernstige schade als omschreven in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
4. Eiser verzoekt om dat wat door hem in de voorfase is vermeld en gesteld als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit is ingegaan op de zienswijze van eiser. Voor zover eiser in de beroepsgronden niet aangeeft waar en waarom de reactie van verweerder in het bestreden besluit op die zienswijze niet juist of niet toereikend is, gaat de rechtbank aan het verzoek voorbij. Een enkele verwijzing naar de zienswijze kan niet leiden tot aantasting van het bestreden besluit.
5. Eiser voert aan dat verweerder zijn standpunt over de seksuele gerichtheid van eiser niet voldoende heeft gemotiveerd en daarom ten onrechte eisers homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig heeft geacht. De door eiser hierover aangevoerde gronden worden hierna besproken.
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn jonge leeftijd ten tijde van de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid. Verweerders standpunten over de van hem in redelijkheid te verwachten verklaringen zijn tegenstrijdig aan elkaar, omdat verweerder aan de ene kant diepgang verwacht en aan de andere kant geen beschrijving tot in detail verwacht.
Verweerder heeft de minderjarigheid van eiser op het moment van eerste aanraking met homoseksualiteit en de sociale context onvoldoende gemotiveerd bij het relaas betrokken. Eiser weet niet hoe verweerder heeft meegewogen dat eiser slechts twaalf jaar oud was. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat en waarom eiser concreter of meer nauwkeurig had moeten kunnen verklaren dan hij heeft gedaan. Ter vergelijking wijst eiser naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, van 11 april 2022.¹