ECLI:NL:RBDHA:2015:7201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
AWB 14-13241
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geloofwaardigheid van lesbische gerichtheid in asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oegandese vrouw die lesbisch is. Eiseres heeft verklaard dat zij zich op veertienjarige leeftijd bewust werd van haar seksuele gerichtheid en sindsdien verschillende lesbische relaties heeft gehad. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft haar asielaanvraag afgewezen, omdat eiseres volgens hem niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij lesbisch is en dat zij problemen ondervindt in Oeganda vanwege haar seksuele gerichtheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres ongeloofwaardig zijn. De rechtbank benadrukt dat de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van eiseres niet alleen afhangt van haar bewustwordingsproces op jonge leeftijd, maar ook van haar huidige levenswijze en de constante factor van lesbische relaties in haar leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds haar jongvolwassenheid vrijwel permanent lesbische relaties heeft gehad en dat haar huidige relatie met een vrouw ook relevant is voor de beoordeling van haar seksuele gerichtheid. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 980,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/13241
V-nr: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 18 juni 2015 in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [geboortedag] 1984, van Oegandese nationaliteit, eiseres
(gemachtigde mr. E.C. Kaptein),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Mol).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2014 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 28 april 2014 om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen, is ambtshalve besloten eiseres geen verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 te verlenen en wordt haar evenmin uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Op 4 juni 2015 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen.
Op 4 juni 2015 heeft eiseres eveneens verzocht de rechtbank een voorlopige voorziening te treffen die er toe strekt verweerder te verbieden haar uit te zetten totdat op het beroep is beslist. Bij uitspraak van 25 juli 2014 (AWB 14/13242) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats het verzoek toegewezen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig A.M. Nakamya, tolk in de Luganda taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1. Eiseres heeft -samengevat en zakelijk weergegeven- ter onderbouwing van haar asielaanvraag het volgende verklaard. Eiseres is zich toen zij veertien jaar oud was bewust geworden van haar lesbische gerichtheid. In 2001, toen zij op de middelbare school zat, kreeg eiseres een relatie met [persoon 1]. Deze relatie duurde tot 2006. In dat jaar is eiseres door haar moeder gedwongen om een affectieve relatie aan te gaan met [persoon 2]. Deze relatie heeft van 2006 tot 2013 geduurd. In 2007, toen eiseres op de universiteit zat, heeft eiseres een relatie gekregen met [persoon 3]. Deze relatie heeft tot 2009 geduurd. In augustus 2010 heeft eiseres [persoon 4] leren kennen op haar werk en krijgen zij een relatie. Op haar verjaardag op [verjaardag] ontvangt eiseres een sms’je van [persoon 4] met liefdevolle woorden. [persoon 2] leest dit berichtje, maar hij zegt hierover niets tegen eiseres. Wel begint hij eiseres te volgen en in december 2013 komt hij er achter dat eiseres een lesbische relatie met [persoon 4] onderhoudt. [persoon 2] is boos en eiseres vertrekt naar een huurwoning in [plaatsnaam]. Eiseres ziet [persoon 4] vaker. Op een dag in maart 2014 wordt eiseres bij haar huisbaas geroepen. Hij heeft geruchten gehoord over eiseres, dat ze lesbisch zou zijn. Hij geeft eiseres twee weken om te vertrekken. Op 15 maart 2014 wordt eiseres gebeld door een onbekende man. Hij vraagt haar om hulp: zijn vrouw staat op het punt van bevallen en het ziekenhuis is te ver rijden. Eiseres wordt door deze man en twee anderen opgehaald en meegenomen. De volgende dag wordt eiseres wakker in een kamertje. Eiseres wordt hier drie dagen vastgehouden, geslagen en ondervraagd. De mannen stellen informatie te hebben dat eiseres bij een homogroep hoort. Op 18 maart 2014 kan eiseres met behulp van een bewaker ontsnappen. Eiseres besluit naar haar zus te gaan, omdat ze niet meer naar huis kan. Als eiseres later naar haar werk in het ziekenhuis gaat, verneemt zij dat de vrijwilligersorganisatie in het ziekenhuis waar zij voor werkt stopt met het project, omdat daar homoseksuele mensen aan deelnemen. Eiseres weet niet of het om haar gaat, maar zij wordt wel bang. Eiseres besluit Oeganda te verlaten. Via haar vriend [persoon 5] komt eiseres terecht bij [persoon 6], via wie zij een visum voor Nederland bemachtigt. Op 18 april 2014 verlaat eiseres Oeganda.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen. Eiseres is er niet in geslaagd haar lesbische gerichtheid aannemelijk te maken, zodat de gestelde dientengevolge ondervonden problemen ook niet geloofwaardig worden geacht. Nu eiseres op essentiële punten andere gegevens heeft verstrekt dan tijdens haar visumaanvraag en dit heeft verzwegen, wordt dit haar toegerekend en doet dit ernstig afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen. De gestelde lesbische gerichtheid wordt niet aannemelijk geacht. Eiseres heeft wisselend verklaard over haar burgerlijke staat. De verklaringen van eiseres over de wijze waarop zij haar lesbische gevoelens heeft ontdekt zijn niet aannemelijk. Eiseres kan slechts in algemene en oppervlakkige termen en op summiere wijze verklaren over de wijze waarop zij op een bepaald moment lesbische gevoelens heeft ontwikkeld. Het wekt bevreemding dat eiseres, afkomstig uit een land waar homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt, zelf geen enkel probleem zou hebben gehad met de acceptatie van haar gerichtheid. Verder wordt niet geloofwaardig geacht dat eiseres op geen enkele manier bezig zou zijn geweest met het feit dat zij zowel protestants christen als lesbisch is, daar niet over nagedacht zou hebben en daarover geen enkel innerlijk conflict zou hebben gehad. Daarnaast verklaart eiseres tegenstrijdig over wat in de Bijbel staat vermeld over homoseksualiteit. Zij laat weinig overtuigend zien kennis te hebben van de situatie in haar land van herkomst waar het gaat over homoseksualiteit.
3.1
Eiseres voert allereerst aan dat Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2000 (WBV) 2014/36 2014/36 en Werkinstructie (WI) 2014/10 gewijzigd recht betreffen als bedoeld in artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Ingevolge de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling wordt onderscheiden tussen de verschillende relevante elementen in het asielrelaas en dienen deze elementen per relevant onderdeel beoordeeld te worden. In het bestreden besluit is dit niet gebeurd, nu verweerder niet alle verklaringen van eiseres inzichtelijk bij de beoordeling heeft betrokken.
3.2
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in haar uitspraak van 9 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1203) betreft de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, als bedoeld in WBV 2014/36, geen wijziging van beleid als bedoeld in artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, en dus geen wijziging van recht. De rechtbank zal WBV 2014/36 en WI 2014/10 daarom niet bij de beoordeling van het beroep betrekken.
4. Eiseres voert aan dat zij haar lesbische gerichtheid wel aannemelijk heeft gemaakt en dat verweerders standpunt dat de afgelegde verklaringen ongeloofwaardig zijn, geen stand kan houden. Verweerder heeft ten onrechte niet alle verklaringen van eiseres betrokken bij de beoordeling. Eiseres heeft verklaard dat zij drie lesbische relaties heeft gehad en heeft hier uitgebreid over verklaard. Verder voert eiseres aan dat zij op aannemelijke wijze heeft verklaard over het zich bewust worden van haar lesbische gevoelens, namelijk toen zij op veertienjarige leeftijd meedeed aan de traditie van haar stam waarbij door meisjes onderling intieme handelingen werden verricht. Verweerder heeft miskend dat deze verklaring bijdraagt aan de aannemelijkheid van haar lesbische gerichtheid. Dat eiseres heeft verklaard over lesbische stelletjes die zij kende op de universiteit draagt tevens bij aan de aannemelijkheid van haar gerichtheid. Verder is de verklaring van eiseres dat haar huisbaas haar het huis uit wilde zetten, omdat hij had gehoord dat ze lesbisch was, ten onrechte niet betrokken in de beoordeling. Dit terwijl uit landeninformatie (waaronder het rapport Making love a crime, Criminalization of same-sex conduct in sub-Saharan Africa van Amnesty international van 25 juni 2013 en een bericht van Amnesty International van 26 juni 2013 ‘African activists fight homophobia’) volgt dat dit in lijn is met hetgeen bekend is. Verder heeft eiseres verklaard over de mob justice die in Oeganda plaatsvindt en de man die is gestenigd omdat hij homoseksueel was. Zij heeft ook gewezen op de anti-homowet die is aangenomen. Zij is dan ook op de hoogte van de positie van homoseksuelen in Oeganda en de risico’s die zij lopen. Eiseres stelt dat de omstandigheid dat zij wel of geen relatie met een man heeft gehad niets zegt over de aannemelijkheid van haar seksuele gerichtheid. Verder heeft eiseres wel aangegeven dat zij het gevoel had niet normaal te zijn en het moeilijk vond lesbisch te zijn. Zij had dus wel degelijk problemen met haar seksuele gerichtheid. Verweerder gaat eraan voorbij dat voor de komst van de anti-homowet mensen in Oeganda minder bekend waren met homoseksualiteit en daar minder op gefixeerd waren. In een artikel van de Oegandese activist Frank Mugisha in the Guardian van 20 maart 2014 wordt bevestigd dat homoseksualiteit in de jaren ’90 van de vorige eeuw vooral werd genegeerd. Betreffende de tegenwerping dat er sprake zou moeten zijn van conflict van haar geloof met haar seksuele gerichtheid, stelt eiseres dat dit uitgaat van aannames van verweerder en dit een schending van haar grondrechten betreft. Voor eiseres bestaat er geen conflict met haar geloof. Ten slotte betwist eiseres dat het vreemd is dat zij geen homobelangenorganisaties of homo-ontmoetingsplaatsen in Oeganda kent, nu deze organisaties verboden zijn en ondergronds werken en zij hier niet naar op zoek is gegaan. Verweerder heeft de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van eiseres, in strijd met het arrest van het Hof van Justitie van 2 december 2014 in de gevoegde zaken C-148/13 tot en met C-150/13, alleen beoordeeld op basis van stereotiepe opvattingen. Eiseres heeft sinds augustus 2014 een relatie met [persoon 7]. Eiseres heeft een verklaring van deze vrouw overgelegd. Eiseres bezoekt regelmatig bijeenkomsten van Uganda gay on move, van Out&Proud Diamond Group en zij heeft zich gemeld bij secret garden. Hier heeft zij stukken van overgelegd.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder heeft mogen vaststellen dat eiseres een visum heeft aangevraagd op grond van andere informatie over haar baan dan zij tijdens het eerste gehoor heeft verklaard. Dat laat onverlet dat verweerder dient te beoordelen, gelet op de kern van haar relaas, of de seksuele gerichtheid van eiseres geloofwaardig is. De gegevens waarmee het visum is aangevraagd doen aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen over haar seksuele gerichtheid als zodanig niet af. Bovendien heeft eiseres tijdens het eerste gehoor desgevraagd meteen aangegeven dat de gegevens waarmee het visum zijn aangevraagd niet kloppen.
6. Verweerder heeft verder bij de beoordeling betrokken dat eiseres wisselend heeft verklaard over haar burgerlijke staat. De rechtbank stelt vast dat deze tegenwerping geen betrekking heeft op de relevante bijzonderheden van het asielrelaas van eiseres. Het gaat immers niet om haar relatie tot [persoon 2], maar om haar gestelde lesbische relaties en gerichtheid en om de problemen die eiseres in Oeganda stelt te hebben ondervonden vanwege haar seksuele gerichtheid. Voorts valt niet in te zien dat deze verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van eiseres.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres slechts in algemene en oppervlakkige termen en op summiere wijze heeft kunnen verklaren over de wijze waarop zij op een bepaald moment lesbische gevoelens heeft ontwikkeld. De rechtbank stelt vast dat eiseres heeft verklaard dat zij haar seksuele gerichtheid heeft ontdekt tijdens een traditie waarbij intiem contact tussen meisjes plaatsvindt. Verder heeft eiseres verklaard dat zij alleen merkte dat zij het heel fijn vond als zij bij meisjes was en hen aanraakte. Bij jongens voelde zij niets. Eiseres heeft verder verklaard dat tijdens kerkbezoek slecht over homoseksualiteit werd gesproken en dat ook haar moeder er negatief over sprak. Dat in de kerk slecht over homoseksualiteit werd gesproken, heeft eiseres als onprettig ervaren en was voor haar aanleiding om van kerk te veranderen. Voorts blijkt uit haar verklaringen dat zij enkel tegen haar vrienden op school open was over haar seksuele gerichtheid. Eiseres heeft verder verklaard over de relaties die zij achtereenvolgens heeft gehad met [persoon 1], [persoon 3] en [persoon 4]. Met deze relaties is zij niet veel naar buiten getreden. In maart 2014 heeft haar huisbaas eiseres gesommeerd om binnen twee weken haar toenmalige huurwoning te verlaten, nadat hij van andere huurders had begrepen dat eiseres en [persoon 4] een lesbische relatie onderhielden. Uit het gedrag van eiseres en haar verklaringen blijkt dat eiseres zich bewust was van de maatschappelijke opvattingen ten aanzien van homoseksualiteit in Oeganda. Verweerder heeft ter zitting niet kunnen aangeven waarom dit niet bij de beoordeling is betrokken. Verweerder heeft evenmin kunnen concretiseren dat in de tijd dat eiseres haar seksuele gerichtheid ontdekte, eind jaren negentig, reeds sprake was van grote problemen voor homoseksuelen. Voorts heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen aangeven, concretiseren of onderbouwen op basis waarvan verweerder ervan uitgaat dat het op jonge leeftijd ervaren van homoseksuele gevoelens in alle gevallen gepaard gaat met een uitgebreider proces van innerlijke acceptatie dan door eiseres beschreven. Aangenomen mag worden dat de mate van worsteling niet alleen sterk afhankelijk is van de leeftijd, maar dat ook de persoonlijkheid van de betrokkene in sterke mate bepalend kan zijn.
8. Verweerder heeft voorts gesteld dat bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van gestelde homoseksualiteit de nadruk ligt op de fase van bewustwording en dat het op de weg van eiseres ligt om dat proces inzichtelijk te maken. Latere relaties zijn in dat verband volgens verweerder niet van belang. Eiseres stelt daarentegen dat de bewustwording bij haar een proces is geweest, dat op haar veertiende is begonnen en tot acceptatie heeft geleid toen zij op haar zeventiende een relatie kreeg met [persoon 1] en zich realiseerde dat zij niet de enige was. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij sinds haar jongvolwassenheid vrijwel permanent lesbische relaties heeft gehad. Ze beschrijft sinds haar zeventiende achtereenvolgens en met kortere tussenpozen drie vaste relaties te hebben onderhouden in Oeganda. De rechtbank volgt eiseres in haar stellingname dat verweerder zich bij de beoordeling van de geloofwaardigheid in redelijkheid niet kan beperken tot de beschrijving van de bewustwording van eiseres op haar veertiende. Verweerder dient daarbij tevens de beschreven constante factor in de levensloop van eiseres te betrekken.
9. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat eiseres in beroep haar gestelde seksuele gerichtheid nader heeft onderbouwd door een beeld te schetsen van haar huidige situatie. Eiseres heeft daartoe foto’s, een verklaring van haar huidige partner, mevrouw [naam partner] en een verklaring van Uganda Gay on Move, een belangenorganisatie voor homoseksuelen overgelegd. De verklaring van mevrouw [naam partner], dat zij thans een ‘informal, intimate relationship’ onderhoudt met eiseres, past in de lijn die eiseres heeft geschetst van haar levensloop en vormt een nadere onderbouwing van de seksuele gerichtheid van eiseres. Verweerder kan de overgelegde verklaringen in het licht van het voorgaande niet zonder nader onderzoek terzijde schuiven door te stellen dat deze verklaringen op verzoek zijn opgemaakt. Dit geldt eveneens ten aanzien van het standpunt dat de foto’s momentopnamen zijn. Verweerder heeft nagelaten om in te gaan op de stelling van eiseres dat zij reeds meer dan een jaar lid is van Uganda Gay on Move en dat zij meerdere bijeenkomsten van belangenorganisaties heeft bezocht. Zonder nadere motivering valt niet in te zien dat de gestelde huidige levenswijze en activiteiten van eiseres niet relevant kunnen zijn voor de vraag of de stelling van eiseres, dat zij lesbisch is, geloofwaardig moet worden geacht.
10. Uit het voorgaande volgt dat verweerder eveneens onvoldoende heeft gemotiveerd dat de door de lesbische gerichtheid ondervonden problemen ongeloofwaardig zijn. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 980,- (zegge: negenhonderdtachtig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. van Duren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2015.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: MvD
Coll.: MvM
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.