Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en van Iraakse nationaliteit te zijn.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat hij zijn land heeft moeten ontvluchten nadat hij tijdens het vrijen is betrapt door zijn werkgever, tevens de vader van zijn liefdespartner. Eiser heeft verklaard dat hij door de vader is beschoten, dat hij bewusteloos wakker is geworden in het ziekenhuis en dat hij het ziekenhuis vervolgens zonder toestemming heeft verlaten, waarna hij ook de stad en uiteindelijk ook het land is ontvlucht.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Verweerder vindt dat eiser geen vervolging te vrezen heeft en dat hij geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Irak.
Verweerder is in het bestreden besluit uitgegaan van de volgende relevante elementen van het asielrelaas:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
betrokkene is homoseksueel gericht;
betrokkene is tijdens het vrijen betrapt door zijn werkgever die tevens de vader van zijn liefdespartner is.
Verweerder heeft de relevante elementen 2 en 3 ongeloofwaardig geacht. Verweerder vindt dat eiser daarover summiere en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd en dat eiser niet aannemelijk heeft weten te maken wat zijn persoonlijke beleving is bij zijn seksuele gerichtheid. Ook eisers verklaringen over zijn belangrijkste relatie hebben volgens verweerder niet bijgedragen aan de overtuigingskracht. Verweerder heeft verder overwogen dat de kennis van eiser over de situatie omtrent lhbti’s in Nederland en in Irak geen bijzonder sterke aanwijzing vormt om eiser te kunnen volgen in zijn gestelde seksuele geaardheid.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op wat eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd, zal de rechtbank hierna ingaan.
5. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder WI2019/17. In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid worden onder meer vragen gesteld over een aantal vaste thema’s: het privéleven van de vreemdeling, huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen in het land van herkomst, contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-geaardheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is.
De rechtbank acht deze wijze van beoordeling aanvaardbaar.
6. Een uitgangspunt van WI 2019/17 is ook dat de hoormedewerker zich tijdens het gehoor onbevangen opstelt dat zo veel mogelijk voorkomt dat deze (onbewust) redeneert vanuit een persoonlijk, vaak westers, referentiekader. Er dient te worden doorgevraagd op de persoonlijke belevingen van de vreemdeling en de persoonlijke betekenis die de gebeurtenissen voor de vreemdeling hebben gehad. Bij het stellen van vragen dient ook rekening te worden gehouden met de mate waarin mensen hun gerichtheid in woorden kunnen vatten, omdat dit per persoon zal verschillen. Daarbij is opgemerkt dat niet iedere vreemdeling gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. De opdracht aan de hoormedewerker is dan om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het niveau en de wijze van vertellen van de vreemdeling en zijn referentiekader.
7. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de leeftijd en de cultuur waarin hij is opgegroeid. In dat verband heeft hij erop gewezen dat homoseksualiteit een taboe in Irak is en dat het strafbaar is gesteld. Daarnaast heeft hij gesteld dat hij als kind seksueel is misbruikt. Die achtergrond maakt volgens eiser dat hij niet open en gemakkelijk over zijn gevoelens en seksuele geaardheid kan praten.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het referentiekader als bedoeld in WI 2019/17 niet, althans niet voldoende kenbaar bij de beoordeling van eisers antwoorden op de hem in verband met zijn gestelde homoseksuele geaardheid gestelde vragen heeft betrokken. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het voornemen uiteen heeft gezet waar hij rekening mee heeft gehouden voor wat betreft het referentiekader. Verweerder heeft het daarbij hoofdzakelijk over opleidingsniveau en werkervaring. De culturele achtergrond van eiser is daarbij in het geheel niet genoemd, terwijl in de WI 2019/17 wel uitdrukkelijk is vermeld dat daarmee rekening moet worden gehouden. Dat klemt in dit geval te meer nu eiser een niet-westerse islamitische achtergrond heeft, en zijn culturele achtergrond tijdens het nader gehoor op verschillende momenten aan de orde is geweest. Zo heeft eiser – bijvoorbeeld – verklaard dat hij is opgegroeid in een maatschappij met een scheiding tussen jongens en meisjes, dat in zijn land niemand durft om seks met meisjes te hebben, dat je dan zwaar wordt gestraft, en dat homoseksualiteit een taboe is in de islam.
9. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in het bestreden besluit weliswaar niet expliciet is vermeld dat in de beoordeling rekening is gehouden met de culturele achtergrond van eiser, maar dat die wel is meegewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter niet duidelijk gemaakt op welke wijze dit is betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de antwoorden op de vragen die eiser tijdens het nader gehoor zijn gesteld. Verweerder heeft ook niet duidelijk gemaakt waarom van eiser, ondanks zijn culturele achtergrond, wordt verwacht dat hij heldere, diepgaande en inzichtelijke verklaringen aflegt. Ook heeft verweerder niet duidelijk gemaakt in hoeverre de leeftijd van eiser (toen en nu) een rol heeft gespeeld in de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele gerichtheid. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser in zijn zienswijze heeft gesteld dat het, gelet op zijn achtergrond, voor hem lastig was om zich te uiten over zijn homoseksuele gevoelens, aangezien hij daarover in Irak niet vrij en open kon praten. In het bestreden besluit heeft verweerder vervolgens niet alsnog de culturele achtergrond van eiser betrokken in de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele gerichtheid.
10. De beroepsgrond slaagt.
11. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers gestelde homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig is.
De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
12. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder opnieuw een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling zal moeten verrichten, alsnog (kenbaar) rekening houdend met de persoonlijkheid en culturele achtergrond van eiser. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).