ECLI:NL:RBDHA:2023:20714
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waarbij Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 20 december 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
Eiser heeft aangevoerd dat Bulgarije de internationale verplichtingen op het gebied van asielprocedures, rechtsbijstand en opvang niet nakomt. Hij heeft zijn eerdere ervaringen van mishandeling en pushbacks in Bulgarije uiteengezet, en betoogd dat de opvangcondities daar onder de maat zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren, zoals bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat er geen concrete aanknopingspunten zijn dat eiser een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met de mensenrechten na terugkeer naar Bulgarije.
De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van eiser in overweging genomen, zoals zijn emotionele en financiële afhankelijkheid van zijn familie in Nederland. Echter, de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat overdracht naar Bulgarije zou leiden tot onevenredige hardheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser niet in behandeling hoefde te nemen.