ECLI:NL:RBDHA:2023:20712
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 30 juni 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar de staatssecretaris weigerde deze aanvraag in behandeling te nemen op basis van de Dublinverordening, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft op 20 december 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen op het gebied van asielprocedures niet nakomt en dat hij daar onder dwang een asielaanvraag heeft gedaan. Hij wijst op de slechte opvangomstandigheden en het gebrek aan rechtsbijstand in Bulgarije. De rechtbank stelt echter vast dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, zoals bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat eiser bij terugkeer naar Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met de mensenrechten.
De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op de zienswijze van eiser en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de asielaanvraag van eiser in Nederland behandeld had moeten worden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.