ECLI:NL:RBDHA:2023:20622

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
NL23.39500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van de eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd op 7 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten op dezelfde dag als de uitspraak.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring al eerder was getoetst en dat er in eerdere uitspraken is vastgesteld dat de maatregel rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep op 16 november 2023. Eiser heeft aangevoerd dat er onvoldoende voortvarendheid is in de uitzetting naar Marokko en dat er geen zicht op uitzetting is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wel degelijk zicht op uitzetting is en dat verweerder voldoende voortvarend handelt. De Marokkaanse autoriteiten hebben op 13 december 2023 de nationaliteit van eiser bevestigd, wat de voortgang van de uitzetting ondersteunt.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen noodzaak is voor een lichter middel, aangezien de maatregel van bewaring nog geen zes maanden duurt en de gronden voor de maatregel nog steeds van toepassing zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39500

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 21 december 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 20 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11032. Vervolgens zijn al eerder vervolgberoepen ingesteld. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12899 van 1 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16674 en van 23 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:18353. In de laatstgenoemde uitspraak staat dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep op 16 november 2023.
4. Eiser voert aan dat onvoldoende voortvarend wordt gewerkt aan zijn uitzetting en zicht op uitzetting ontbreekt. Verder stelt eiser dat een lichter middel moet worden toegepast omdat de zes maanden termijn dreigt te worden overschreden.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. In zijn algemeenheid is sprake van zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn. [2] Uit de voortgangsrapportage volgt dat verweerder regelmatig rappelleert bij de Marokkaanse autoriteiten en bovendien via het DIA [3] op meerdere momenten aandacht heeft gevraagd voor de zaak van eiser. Daarnaast voert verweerder regelmatig vertrekgesprekken met eiser. Daarnaast blijkt uit de voortgangsrapportage van verweerder dat de Marokkaanse autoriteiten op 13 december 2023 per note verbale de nationaliteit van eiser hebben bevestigd. Er zal in contact worden getreden met het consulaat-generaal van Marokko betreffende de afgifte van een lp [4] . Gelet hierop is er geen grond voor het oordeel dat in het geval van eiser, verweerder niet voortvarend werkt aan zijn uitzetting en het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt.
6. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn stelling dat verweerder een lichter middel moet toepassen. De maatregel van bewaring duurt nog geen zes maanden, wat maakt dat verweerder niet gehouden is om een belangenafweging te maken bij het voortduren van de maatregel. Het is de rechtbank verder niet gebleken dat de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden, en het daaruit volgende risico op onttrekking aan het toezicht, niet meer van toepassing zijn op eiser. Eiser heeft verder geen omstandigheden aangevoerd die de bewaring onevenredig bezwarend maken. Gelet op het onttrekkingsrisico heeft verweerder ook terecht geen lichter middel toegepast.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
3.Dienst Interne Aangelegenheden.
4.Laissez-passer.