ECLI:NL:RBDHA:2023:12899

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.23837
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende vreemdeling, was opgelegd. De maatregel van bewaring was op 7 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgelegd en eiser had hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding vroeg. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 24 augustus 2023 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 17 juli 2023. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkte aan zijn uitzetting, aangezien hij al meer dan twee maanden in vreemdelingenbewaring zat. Eiser had een verklaring opgesteld voor de Marokkaanse autoriteiten, maar was ontevreden over de voortgang. De rechtbank concludeerde echter dat verweerder voldoende voortvarend handelde, gezien de stappen die waren ondernomen, zoals het indienen van een LP-aanvraag en het voeren van een vertrekgesprek met eiser.

Eiser stelde verder dat er geen zicht was op uitzetting binnen een redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelde dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko is. Eiser had geen concrete feiten aangedragen die zouden wijzen op het ontbreken van zicht op uitzetting. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig was. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23837

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 24 augustus 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 20 juli 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:11032)volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 17 juli 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Eiser zit al ruim twee maanden in vreemdelingenbewaring. Sindsdien is er geen voortuitgang geboekt voor wat betreft zijn uitzetting, terwijl eiser daaraan wel meewerkt. Zo heeft hij op 31 juli 2023 een schriftelijke verklaring opgesteld voor de Marokkaanse autoriteiten, waarin hij verklaart zo spoedig mogelijk te willen terugkeren naar Marokko. Voor eiser is niet duidelijk wat verweerder met die verklaring heeft gedaan.
5. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder onvoldoende voortvarend
werkt aan zijn uitzetting. De rechtbank stelt vast dat op 11 juli 2023 een LP-aanvraag is ingediend bij de Marokkaanse diplomatieke vertegenwoordiging. Sinds het sluiten van het onderzoek op 17 juli 2023, heeft verweerder op 21 juli 2023 en 8 augustus 2023 gerappelleerd over de aanvraag voor een LP bij de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast is er op 31 juli 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Verweerder werkt met deze uitzettingshandelingen voldoende voortvarend aan eisers uitzetting naar Marokko. Gelet daarop maakt de enkele situatie dat tot dusver onduidelijk is wat verweerder heeft gedaan met de schriftelijke verklaring van eiser, niet dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting. Daar komt bij dat eiser er tijdens onder meer het vertrekgesprek van 31 juli 2023 erop is gewezen dat ook op eiser een verantwoordelijkheid rust om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen met documenten en dat hij zelf met de Marokkaanse diplomatieke vertegenwoordiging kan opnemen. Niet gebleken is dat eiser daartoe inspanningen heeft verricht.
6. Eiser voert verder aan dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn. Eiser stelt dat Marokko al geruime tijd geen LP’s [1] heeft verstrekt en dat zij gewoonweg niet reageren op verzoeken om een LP te verstrekken
7. De rechtbank overweegt dat in zijn algemeenheid wordt uitgegaan van zicht op uitzetting in het geval van Marokko. [2] Wat eiser heeft aangevoerd, leidt de rechtbank niet tot een andere conclusie. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat in zijn geval zicht op uitzetting wel ontbreekt. Niet is gebleken van concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat aan eiser geen LP zal worden verstrekt.
8. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is. [3]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Laissez-passer.
2.Zie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 16 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:129 en 8 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3033.
3.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.