In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft en sinds 30 juni 2023 in bewaring is gesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig is bevonden en dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die een andere beoordeling rechtvaardigen. Eiser heeft aangevoerd dat de grondslag van de maatregel onjuist is, omdat hij eerder asiel heeft aangevraagd in Slovenië. De rechtbank oordeelt echter dat deze stelling niet opgaat, aangezien de eerdere asielaanvraag al inhoudelijk is behandeld en de grondslag van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank wijst deze stelling van de hand, omdat er in het algemeen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft onderbouwd waarom uitzetting in zijn geval niet mogelijk zou zijn. Bovendien heeft verweerder regelmatig contact met de Marokkaanse autoriteiten en voert hij gesprekken met eiser over zijn uitzetting.
De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de detentie in overweging genomen, maar oordeelt dat er geen feiten zijn die tot een ander oordeel leiden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.