ECLI:NL:RBDHA:2023:18353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
NL23.35472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft en sinds 30 juni 2023 in bewaring is gesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig is bevonden en dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die een andere beoordeling rechtvaardigen. Eiser heeft aangevoerd dat de grondslag van de maatregel onjuist is, omdat hij eerder asiel heeft aangevraagd in Slovenië. De rechtbank oordeelt echter dat deze stelling niet opgaat, aangezien de eerdere asielaanvraag al inhoudelijk is behandeld en de grondslag van de maatregel van bewaring rechtmatig is.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank wijst deze stelling van de hand, omdat er in het algemeen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft onderbouwd waarom uitzetting in zijn geval niet mogelijk zou zijn. Bovendien heeft verweerder regelmatig contact met de Marokkaanse autoriteiten en voert hij gesprekken met eiser over zijn uitzetting.

De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de detentie in overweging genomen, maar oordeelt dat er geen feiten zijn die tot een ander oordeel leiden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35472

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] (eerder ook bekend als Amin Ben Said), eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 16 november 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1999 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van
20 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11032. Vervolgens zijn al eerder vervolgberoepen ingesteld. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12899 en van 1 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16674. In de laatstgenoemde uitspraak staat dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 26 oktober 2023, rechtmatig is.
4. Eiser voert daartegen aan dat de grondslag van de maatregel van bewaring onjuist is. Uit Eurodac blijkt namelijk dat eiser asiel heeft aangevraagd in Slovenië. Verweerder had dat nader moeten onderzoeken en de grondslag van bewaring had dan ook artikel 59a van de Vw moeten zijn. Voorts is niet gebleken dat verweerder de vingerafdrukken van eiser uit Eurodac naar de Marokkaanse autoriteiten heeft gestuurd. Daarnaast zit eiser al sinds 30 juni 2023 in bewaring. Er is weliswaar een LP [1] -aanvraag ingediend maar daar is tot op heden nog niet op gereageerd door de Marokkaanse autoriteiten. Volgens eiser werkt verweerder dan ook onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting naar Marokko en is er geen zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij op een onjuiste grondslag in bewaring is gesteld. Deze grondslag is eerder rechtmatig bevonden door de rechtbank in de uitspraak van 20 juli 2023. Van gewijzigde omstandigheden is geen sprake. Eiser verblijft nog immer niet rechtmatig in Nederland. De omstandigheid dat eiser eerder asiel heeft aangevraagd in Slovenië is al eerder aan de orde geweest. [2] Verder stelt de rechtbank vast dat eisers latere asielaanvraag in Nederland, van 29 maart 2022, hier inhoudelijk is behandeld. Verweerder was ook nadien niet gehouden om een claimverzoek in te dienen bij de Sloveense autoriteiten. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
6. De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn stelling dat zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. In zijn algemeenheid is sprake van zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn. Eiser heeft niet onderbouwd waarom uitzetting naar Marokko in zijn geval niet binnen afzienbare termijn mogelijk is. Het enkele feit dat nog geen LP is afgegeven maakt niet dat in het geheel aan eiser geen LP zal worden afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten. Zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko ontbreekt dan ook niet. Uit het voortgangsrapport volgt verder dat blijkt dat verweerder regelmatig rappelleert bij de Marokkaanse autoriteiten en bovendien via het DIA [3] op meerdere momenten aandacht heeft gevraagd voor de zaak van eiser. Daarnaast voert verweerder regelmatig vertrekgesprekken met eiser. Verder volgt uit het voortgangsrapport dat de Marokkaanse autoriteiten in het kader van het onderzoek naar de identiteit van eiser hebben gevraagd om
nieuwevingerafdrukken, omdat de eerder toegezonden vingerafdrukken geen match opleveren. Eiser heeft hieraan geen medewerking willen verlenen. Dat hij als gevolg hiervan mogelijk langer moet wachten op de afgifte van een LP komt voor rekening van eiser.
7. Eiser voert tot slot aan dat het detentiecentrum een strikt regime hanteert en dat hij dat als vernederend ervaart. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 1 november 2023, rechtsoverweging 13. Door eiser zijn geen feiten en omstandigheden aangedragen die op dit onderdeel tot een ander oordeel moeten leiden.
8. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Laissez-passer.
2.Namelijk in het proces-verbaal van gehoor van 30 juni 2023 (NL23.19181).
3.Dienst Interne Aangelegenheden.