ECLI:NL:RBDHA:2023:2025

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
NL23.1621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht naar Italië onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een staatloze persoon, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat Italië niet langer aan zijn verplichtingen voldoet en dat hij geen adequate opvang kan verwachten bij terugkeer naar Italië. Tijdens de zitting op 15 februari 2023 is eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, wat hij niet heeft kunnen doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat Italië niet voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1621

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 12 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Y. E-Rramdani. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en staatloos te zijn. Hij heeft op 17 juni 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Uit onderzoek uit Eurodac is gebleken dat eiser op 21 mei 2022 illegaal Italië is ingereisd. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Italië verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening. [2] Op 21 september 2022 zijn de autoriteiten van Italië hiermee akkoord gegaan.
3. Eiser voert in beroep aan dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, gelet op de ernstige tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Italië. Hij verwijst ter onderbouwing naar een circular letter van de Dublin-Unit Italië van 5 december 2022, waarin de Italiaanse autoriteiten verzoeken om tijdelijke opschorting van gereguleerde overdrachten, uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Utrecht, ’s-Hertogenbosch en Roermond [3] , en een artikel van ZDF van 24 december 2022. Eiser meent geen opvang te krijgen bij terugkeer naar Italië. Ter zitting heeft eiser nog gewezen op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam. [4] Eiser meent dat sprake is van een vergelijkbare situatie in Roemenië. Ten slotte heeft verweerder ten onrechte geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van de artikelen 16 en 17 van de Dublinverordening. Eiser meent afhankelijk te zijn van zijn broer die in Nederland verblijft. Hij verwijst hiervoor naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 9 juli 2019. [5]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. Als uitgangspunt geldt dat verweerder ten aanzien van Italië nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. [6] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet zo is. Eiser is hier niet in geslaagd.
6. Uit de circular letter van 5 december 2022 volgt dat er sprake is van een verzoek tot tijdelijke opschorting van overdrachten op grond van de Dublinverordening. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er sprake is van een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel en dat dit niet tot gevolg heeft dat de vaststelling van de verantwoordelijkheid van Italië onrechtmatig is. De rechtbank wijst ter vergelijking op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 8 april 2020 [7] en 30 oktober 2020 [8] betreffende een circular letter met betrekking tot het coronavirus, wat eveneens een tijdelijk overdrachtsbeletsel betrof. Zij verwijst voorts naar de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022 [9] betreffende de opschorting van overdrachten door de Roemeense autoriteiten. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat vanwege de bindende overdrachtstermijnen in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening gewaarborgd is dat onzekerheid over overdracht van een vreemdeling van beperkte duur is. Dat op dit moment onbekend is hoelang de opschorting zal duren staat er dus niet aan in de weg dat eiser alsnog kan worden overgedragen indien de opschorting voor het verstrijken van de uiterste overdrachtstermijn wordt opgeheven. Wanneer daarentegen eiser niet binnen de uiterste overdrachtstermijn kan worden overgedragen, zal hij vervolgens worden opgenomen in de nationale procedure. Het beroep op de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Utrecht, ’s-Hertogenbosch, Roermond en Amsterdam, en het artikel van ZDF slaagt om deze reden niet. De circular letter heeft dan ook niet tot gevolg dat verweerder op voorhand moet afzien van de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat of hierom toepassing had moeten geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
7. Ten slotte is ook niet gebleken dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen eiser en zijn broer als bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening. Uit de uitspraak van 9 juli 2019 blijkt weliswaar dat eiser toen financieel afhankelijk was van zijn broer, maar dit betekent niet dat eisers broer hem niet op afstand kan ondersteunen. Verder zijn er geen documenten overgelegd om de emotionele afhankelijkheid te onderbouwen. Uit de verklaring van eiser blijkt alleen dat hij emotioneel gehecht is aan zijn broer en dat hij bij hem in de buurt wil wonen. [10] Niet is gebleken van verdere omstandigheden waarin verweerder aanleiding heeft hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
5.AWB 19/41.
10.Pagina 5, rapport aanmeldgehoor Dublin.