ECLI:NL:RBDHA:2023:19852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.17582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en ingangsdatum verblijfsvergunning in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit, op 12 juli 2021 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag bij besluit van 1 februari 2022 niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank in Middelburg verklaarde het beroep op 23 februari 2022 ongegrond. Later, op 21 april 2022, heeft de staatssecretaris aangegeven dat Nederland verantwoordelijk was geworden voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser niet tijdig aan Italië was overgedragen. Eiser diende op 4 mei 2022 een nieuwe asielaanvraag in, die bij besluit van 31 mei 2023 werd ingewilligd, met 4 mei 2022 als ingangsdatum van de verblijfsvergunning.

Eiser is het niet eens met deze ingangsdatum en stelt dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag per 12 juli 2021, verwijzend naar de Dublinverordening. De rechtbank overweegt dat de Dublinverordening niet in de weg staat aan het nationale stelsel van de staatssecretaris, die bij inwilliging de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleent met ingang van de datum waarop de opvolgende aanvraag is ontvangen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de ingangsdatum heeft vastgesteld op 4 mei 2022, en verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank wijst erop dat de Dublinverordening niet vereist dat Nederland de procedure hervat in de fase waarin deze was gestaakt, en dat het voorstel van eiser om de ingangsdatum te vervroegen zou leiden tot ongewenste gevolgen, zoals 'forum shoppen'. De rechtbank houdt vast aan de eerdere uitspraken van andere zittingsplaatsen, maar komt tot de conclusie dat de staatssecretaris correct heeft gehandeld. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17582

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.C. van Asperen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. N. Metalsi).

Procesverloop

1.1
Op 12 juli 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
1.2
Bij besluit van 1 februari 2022 heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling hiervan.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 23 februari 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, het beroep ongegrond verklaard.
1.4
Op 21 april 2022 heeft verweerder aangegeven dat eiser niet tijdig is overgedragen aan Italië en dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. Omdat er geen asielprocedure openstond, heeft verweerder eiser in de gelegenheid gesteld een nieuwe aanvraag in te dienen.
1.5
Op 4 mei 2022 heeft eiser een nieuwe asielaanvraag ingediend.
1.6
Bij besluit van 31 mei 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag ingewilligd met 4 mei 2022 als ingangsdatum van de verblijfsvergunning.
1.7
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
1.8
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.9
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser is van Syrische nationaliteit en geboren op [geboortedag] 1984. Eiser voert aan dat hij het niet eens is met de ingangsdatum van het inwilligende besluit. Eiser kon niet tijdig worden overgedragen aan Italië. Eiser stelt dat uit de Dublinverordening [1] volgt dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van 12 juli 2021. Het bestreden besluit zou dus ook een verblijfsrecht moeten verlenen per 12 juli 2021. Eiser verwijst daarbij naar het oordeel van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 19 april 2023 [2] en 7 juli 2023. [3]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank stelt vast dat eiser geen verzoek om een bestuurlijke heroverweging heeft ingediend. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [4] geldt dan onverkort het in artikel 44, tweede lid, van de Vw [5] neergelegde uitgangspunt dat de staatssecretaris bij inwilliging de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleent met ingang van de datum waarop hij de opvolgende aanvraag heeft ontvangen. [6] Verder is artikel 44, tweede lid, Vw een dwingendrechtelijke bepaling. Gelet op dit alles heeft verweerder in principe geen bevoegdheid om de ingangsdatum vast te stellen op een eerdere datum dan 4 mei 2022.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank verzet de Dublinverordening zich niet tegen dit nationaalrechtelijk stelsel. De Dublinverordening regelt namelijk niet hoe lidstaten hun nationale asielprocedures moeten inrichten. Artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening, waar eiser zich op beroept, regelt enkel en alleen dat Nederland na het verstrijken van de overdrachtstermijn de verantwoordelijke lidstaat is geworden. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat artikel 26, eerste lid, van de Dublinverordening, het besluit om het asielverzoek niet in behandeling te nemen aanmerkt als het besluit op het verzoek om internationale bescherming. De Dublinverordening bepaalt niet dat dit besluit komt te vervallen als Nederland weer verantwoordelijk wordt als eiser niet tijdig is overgedragen. Daar komt bij dat, zoals verweerder terecht naar voren heeft gebracht, het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat artikel 18, tweede lid, van de Dublinverordening lidstaten niet verplicht om de procedure te hervatten in de fase waarin die was gestaakt. [7]
3.2.
Verder overweegt de rechtbank in dit verband dat als eiser zou worden gevolgd, de werking van de Dublinverordening en de daarop gebaseerde eerder gevolgde procedure worden gepasseerd. [8] Bovendien zou de door eiser voorgestelde werkwijze “forum shoppen” in de hand werken. Vreemdelingen zouden namelijk na een geaccepteerd overnameverzoek 18 maanden kunnen onderduiken zonder gevolgen voor de ingangsdatum van een eventuele verblijfsvergunning asiel, terwijl de Dublinverordening juist is bedoeld om “forum shoppen” tegen te gaan. [9]
3.3.
Eiser heeft ter zitting zijn beroep op voormelde uitspraken van de rechtbank Roermond toegelicht. Volgens eiser heeft de rechtbank hierin – kort samengevat – geoordeeld dat het overdrachtsbesluit moet worden gezien als een tussenfase, een soort deelbesluit dat zijn werking en rechtsgevolgen verliest omdat de overdracht niet kan plaatsvinden. De omstandigheid dat andere zittingsplaatsen van deze rechtbank, waaronder zittingsplaats Roermond, anders hebben geoordeeld, leidt de rechtbank echter niet tot een ander oordeel.
3.4.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de verblijfsvergunning asiel met ingang van 4 mei 2022 heeft verleend.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europese Parlement en de Raad van 26 juni 2013
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
5.Vreemdelingenwet 2000.
6.ECLI:NL:RVS:2023:37, rechtsoverweging 2.1.
7.Arrest van 17 maart 2016, zaak C-695/15 PPU, ECLI:EU:C :2016:188, rechtsoverweging 64 tot 68.
8.Zie ter vergelijking het oordeel van 23 december 2021 van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, ECLI:NL:RBDHA:2021:16999.
9.Zie ook het oordeel van de zittingsplaats Groningen van 14 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:18771.