ECLI:NL:RBDHA:2023:14328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
NL23.27735
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling met Marokkaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was oorspronkelijk opgelegd op 22 februari 2023 en werd op 16 augustus 2023 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft tegen dit verlengingsbesluit beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet volledig meewerkt aan zijn uitzetting en dat hij geen reis- of identiteitsdocumenten heeft. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor de verlenging van de bewaring. Eiser heeft aangevoerd dat het verlengingsbesluit onrechtmatig is, maar de rechtbank oordeelt dat aan de wettelijke voorwaarden voor verlenging is voldaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen feiten zijn aangedragen die erop wijzen dat de detentie onredelijk bezwarend is geworden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27735

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 16 augustus 2023 (het verlengingsbesluit) heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij tevens verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 11 september 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft [1] en op 12 september 2023 het onderzoek gesloten.
Op 18 september 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen alsnog een opgevraagd stuk over te leggen. Verweerder heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens op 18 september 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2004 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Toetsingskader
2. Eiser zit in vreemdelingenbewaring op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Op grond van artikel 59, derde lid, van de Vw wordt de bewaring beëindigd zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat. Op grond van het vijfde lid duurt de bewaring krachtens het eerste lid niet langer dan zes maanden. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens het beleid van paragraaf A5/6.8
van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor
verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de
vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende
gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [2] en het arrest
Mahdi [3] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen
aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van
bewaring verlengd mag worden. [4]
Voorwaarden voor verlenging
4. De rechtbank volgt niet eisers stelling dat het voornemen geen enkele reden of grond bevat om de maatregel te kunnen verlengen. In het gesprek dat heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2023, waarin de regievoerder het voornemen met eiser heeft besproken, heeft de regievoerder immers meegedeeld dat eiser niet volledig en actief meewerkt aan zijn terugkeer en dat hij geen reis- dan wel identiteitsdocumenten heeft. Deze twee voorwaarden voor verlenging zijn ook genoemd in het verlengingsbesluit.
5. Eiser voert aan dat het verlengingsbesluit onrechtmatig is, omdat niet aan de voorwaarden die gelden voor verlenging is voldaan. Volgens eiser werkt hij namelijk voldoende mee aan zijn uitzetting en kan het feit dat documentatie ontbreekt niet meer worden tegengeworpen. Hij is immers op zeer jonge leeftijd uit Marokko vertrokken en er zijn daarom geen identiteitsdocumenten. De Laissez-Passer (hierna: LP) valt in redelijkheid niet meer te verwachten. Er is ook geen sprake van een redelijke inspanning van verweerder voor het verkrijgen van documentatie.
6. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan. Vast staat immers, zoals in het verlengingsbesluit is opgemerkt, dat eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding. Verweerder heeft terecht het ontbreken van benodigde documentatie uit het derde land aan de verlenging van de bewaring ten grondslag gelegd, omdat er ondanks verweerders inspanningen nog geen LP voor eiser is verstrekt. Uit het dossier blijkt dat verweerder maandelijks rappelleert bij de Marokkaanse autoriteiten. Verder blijkt hieruit dat de Algemeen Directeur van de Dienst Terugkeer & Vertrek op 5 juli 2023 en de Dienst Internationale Aangelegenheden op 12 juli 2023 aandacht heeft gevraagd voor lopende zaken, waaronder de zaak van eiser. De rechtbank volgt dan ook niet de stelling van eiser dat verweerder geen redelijke inspanning heeft geleverd voor het verkrijgen van documentatie. Verweerder werpt eiser daarnaast terecht tegen dat hij niet meewerkt aan zijn uitzetting, zodat er reeds hierom een grond voor verlenging van de bewaring bestaat. Uit het dossier blijkt dat eiser zelf geen inspanningen heeft verricht met het oog op zijn uitzetting of om het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit te bespoedigen. Daarnaast heeft hij in zes vertrekgesprekken met de Dienst Terugkeer & Vertrek aangegeven niet te willen en kunnen terugkeren naar Marokko. [5]
Gronden voor bewaring
7. Het verlengingsbesluit verwijst naar de gronden van bewaring zoals opgenomen in de maatregel van 22 februari 2023. Niet is gebleken dat deze gronden, zoals die eerder door de rechtbank zijn getoetst [6] , zich niet langer voordoen. Gelet hierop bestaat nog altijd het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Onevenredig bezwarend?
8. Volgens verweerder is niet gebleken van omstandigheden waaruit blijkt dat de detentie voor eiser onredelijk bezwarend is geworden. [7] De rechtbank stelt vast dat eiser geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die tot een andere conclusie zouden moeten leiden.
Zicht op uitzetting
9. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 16 mei 2023 [8] geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat geen zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko bestaat. Het is de rechtbank niet gebleken dat daar op dit moment anders over moet worden gedacht. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten in het geheel geen LP’s meer zouden afgeven. Verweerder stelt terecht dat eiser heeft nagelaten voldoende concrete en verifieerbare gegevens te verstrekken ter onderbouwing van zijn gestelde identiteit en nationaliteit, terwijl dat van invloed is op de kans dat een LP wordt afgegeven. Ook stelt verweerder terecht dat eiser overigens niet bereid is gebleken om actief mee te werken aan zijn vertrek. Hierdoor heeft hij het proces onnodig vertraagd en dit komt voor zijn rekening. De stelling van eiser dat de Marokkaanse autoriteiten tot nu toe niet reageren op de rappels leidt niet tot een ander oordeel. Niet valt uit te sluiten dat wanneer eiser zijn volledige medewerking verleent aan hem alsnog binnen afzienbare termijn een LP zal worden afgegeven.
Ambtshalve toets
10. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
11. Verweerder heeft in het verlengingsbesluit genoegzaam gemotiveerd dat aan alle uit de Vreemdelingenwet, de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit wordt voldaan.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 94, zevende lid, van de Vw.
2.Richtlijn 2008/115/EG.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019,
5.Zie de verslagen van de (vertrek)gesprekken van 22 februari 2023, 22 maart 2023, 9 mei 2023, 13 juni 2023, 11 juli 2023 en 8 augustus 2023.
6.Zie de uitspraak van de rechtbank van 2 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:2787).
7.Zie pagina 5 en 6 van het verlengingsbesluit.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1968.