ECLI:NL:RBDHA:2023:17668
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een derdelander van Marokkaanse nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 23 augustus 2023. Dit besluit beëindigt de tijdelijke bescherming van eiser, die was verleend op basis van Richtlijn 2001/55/EG, per 4 september 2023. De rechtbank heeft op 14 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser via een telefonische verbinding met een tolk is gehoord. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming te beëindigen en dat dit niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een ondubbelzinnige toezegging is gedaan door de staatssecretaris.
De rechtbank overweegt verder dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eiser heeft aangevoerd dat zijn belangen, zoals werk en studie, onvoldoende zijn meegewogen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de beëindiging deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank wijst erop dat de bescherming tijdelijk is en dat de beëindiging noodzakelijk is om misbruik te voorkomen en de druk op de opvangcapaciteit te verlichten.
Tot slot oordeelt de rechtbank dat er geen ruimte is voor een afweging van individuele omstandigheden in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij het opleggen van een terugkeerbesluit. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.