ECLI:NL:RBDHA:2023:16399

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
NL23.32732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 3 juli 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 23 oktober 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat zij eerder de maatregel van bewaring heeft getoetst en verwijst naar eerdere uitspraken. De kern van de zaak is of er zicht op uitzetting naar Marokko is binnen een redelijke termijn. Eiser heeft meer dan drie maanden in vreemdelingenbewaring gezeten en heeft meegewerkt aan de afname van zijn vingerafdrukken voor een vervangend reisdocument. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er geen zicht op uitzetting is, ondanks het feit dat er nog geen laissez-passer is afgegeven. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat het beroep ongegrond is.

De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32732

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 23 oktober 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 20 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11035. Vervolgens is al eerder op een vervolgberoep beslist. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13408. Hieruit volgt dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek, 28 augustus 2023, rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn ontbreekt. Eiser verblijft inmiddels meer dan drie maanden in vreemdelingenbewaring en hij werkt mee aan zijn uitzetting. Zo heeft hij eind september meegewerkt aan de afname van zijn vingerafdrukken voor de aanvraag van een vervangend reisdocument. Desondanks is er nog geen vooruitgang geboekt door verweerder. Eiser stelt bovendien dat er al geruime tijd geen lp’s [1] zijn verstrekt door de Marokkaanse autoriteiten.
5. De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko. [2] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in zijn geval zicht op uitzetting ontbreekt. De enkele omstandigheid dat er nog geen lp is afgegeven binnen een periode van bijna vier maanden is daarvoor onvoldoende. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser in juli 2023 heeft geweigerd mee te werken aan de afname van zijn vingerafdrukken. Daarnaast is meerdere keren tevergeefs geprobeerd een vertrekgesprek met eiser te voeren. Dat eiser eind september alsnog heeft meegewerkt aan de afname van zijn vingerafdrukken, laat dan ook onverlet dat het voor rekening van eiser komt dat het lp-traject nog steeds voortduurt. Verder is niet gebleken van concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat aan eiser geen lp zal worden verstrekt. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Tot slot is het de rechtbank ook ambtshalve niet gebleken dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [3]
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Laissez-passer.
2.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state van 14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3269) en 8 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3033).
3.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21 en - in aansluiting hierop - in de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.