In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening, die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag was afgewezen. Na een tussenuitspraak van de rechtbank, waarin het college werd opgedragen om zijn onderzoeksplicht na te komen, heeft het college een nieuw besluit genomen. Dit besluit, dat de indicatie voor begeleiding tot 1 augustus 2024 verstrekte, werd door eiseres bestreden. De rechtbank oordeelde dat het college wederom tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht, omdat het niet voldoende had gemotiveerd waarom de indicatie slechts voor een beperkte periode werd verstrekt en niet voor een langere termijn. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand voor de toekenning van de indicatie voor twee uur begeleiding per week. Tevens werd het college veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Eiseres had verzocht om een onvoorwaardelijke maatwerkvoorziening voor een langere periode, maar de rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de indicatie niet voor een langere termijn werd verstrekt. De rechtbank besloot uiteindelijk dat de indicatie voor vijf jaar werd verstrekt, met ingang van 27 juni 2023.