In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had de beroepen van betrokkenen gegrond verklaard en het college opgedragen nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen met betrekking tot de maatwerkvoorzieningen voor dagopvang. Betrokkenen, die sinds 2014 samenwonen en in het verleden met verslavingsproblematiek te maken hebben gehad, ontvingen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) maatwerkvoorzieningen voor begeleiding en dagopvang. Het college had echter besloten dat betrokkenen geen recht hadden op maatwerkvoorzieningen voor dagopvang, omdat zij gebruik konden maken van een algemene voorziening van een organisatie. De Raad oordeelde dat het college zijn onderzoek niet volledig en zorgvuldig had uitgevoerd en dat het niet had vastgesteld welke specifieke ondersteuning betrokkenen nodig hadden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college opnieuw onderzoek moet doen en nieuwe besluiten moet nemen. Het verzoek van betrokkenen om schadevergoeding werd afgewezen, omdat het onduidelijk was of en in welke omvang schade was geleden. De Raad veroordeelde het college tot betaling van proceskosten aan betrokkenen.