ECLI:NL:RBDHA:2023:15972
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-opeisbare erfdeel aanspraak
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte het recht op bijstand over de periode van 19 februari 1999 tot en met 5 maart 2019 heeft ingetrokken. Eiseres had recht op bijstand omdat haar aanspraak op het erfdeel uit de nalatenschap van haar vader niet-opeisbaar was tot het overlijden van haar moeder. De rechtbank concludeert dat het college niet van een deugdelijke wettelijke grondslag is voorzien voor de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering over deze periode. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit van 22 januari 2021 voor zover het de intrekking van de bijstand betreft. Het college wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het college moeten worden betaald.