ECLI:NL:RBDHA:2023:15089

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.30229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 19 april 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, heeft aangevoerd dat de voortduring van de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in het proces van uitzetting. Eiser heeft sinds 26 juni 2023 geen updates ontvangen over zijn laissez-passer (LP) aanvraag en is van mening dat er geen zicht op uitzetting is, aangezien hij al bijna zes maanden in bewaring zit zonder vooruitgang.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in het eerdere vervolgberoep op 12 juli 2023. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld. Er zijn geen aanknopingspunten dat de Marokkaanse autoriteiten niet bereid zijn om een LP af te geven. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser niet volledig meewerkt aan zijn uitzetting, wat zijn situatie niet bevorderd. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die relevant zijn voor deze zaak, waaronder uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30229

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

v-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

Verweerder heeft op 19 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft de rechtbank van deze voortduring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 29 augustus 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1999 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. [2] Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het sluiten van het onderzoek in het eerdere vervolgberoep, dus vanaf 12 juli 2023, rechtmatig is.
4. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting werkt. Sinds 26 juni 2023 is er niet meer bij de Marokkaanse autoriteiten gerappelleerd over het afgeven van een LP [3] . Ook voert hij aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser zit al bijna zes maanden in bewaring en is nog steeds niet uitgezet. Nu al dertien keer is gerappelleerd, eiser bijna zes maanden in bewaring zit én aan hem nog steeds geen LP is afgegeven, ziet eiser niet in dat de Marokkaanse autoriteiten alsnog besluiten om aan hem een LP te verstrekken. Eiser is bereid om mee te werken, maar ziet niet in waarom dat het eind van zijn detentie zou bespoedigen. Eiser is daarom van mening dat de voortduring van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
5. Uit het voortgangsrapport blijkt dat de LP-aanvraag nog steeds loopt en dat verweerder in afwachting is van een reactie van de Marokkaanse autoriteiten. Ook blijkt dat verweerder op 25 augustus 2023 voor het laatst (telefonisch) bij de Marokkaanse autoriteiten heeft gerappelleerd. Daarbij komt dat verweerder sinds 12 juli 2023 twee vertrekgesprekken met eiser heeft gevoerd. Met deze uitzettingshandelingen heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het algemeen oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko ontbreekt. [4] Hiervan is ook in de specifieke situatie van eiser geen sprake. In het voortgangsrapport staat vermeld dat bij het telefonisch rappel van 25 augustus 2023 is medegedeeld dat eisers LP -aanvraag nog wordt onderzocht en dat de regievoerder zal worden geïnformeerd als er een reactie is vanuit de Marokkaanse autoriteiten. Er bestaan daarom ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de Marokkaanse autoriteiten geen LP op eisers naam willen verstrekken. Verder leidt ook de verstreken tijd sinds de inbewaringstelling dan wel sinds het indienen van de LP-aanvraag niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten binnen afzienbare termijn eisers identiteit en nationaliteit zullen vaststellen en daarna een LP zullen afgeven. Eiser kan dit traject bespoedigen door zijn medewerking te verlenen, wat hij verzuimt. Dat eiser zijn medewerking verleent, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft immers tijdens het vertrekgesprek van 24 augustus 2023 verklaard dat hij niets gedaan heeft om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Eisers standpunt dat hij niet inziet waarom zijn medewerking het eind van zijn detentie zou bespoedigen, is onbegrijpelijk: het is zonneklaar dat eisers uitzetting, en daarmee het einde van zijn vreemdelingenbewaring, bespoedigd wordt zodra eiser een geldig reisdocument of een ander identificerend document kan tonen. Nu eiser niet volledig en actief meewerkt aan zijn uitzetting, kan niet gesteld worden dat geen zicht op uitzetting bestaat. [5] Deze grond slaagt niet.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [6]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Bij de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6394 en van 17 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10734.
3.Laissez-passer.
4.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1968, zie ook de uitspraak van de Afdeling van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
5.Zie bijvoorbeeld het arrest van de Afdeling van 20 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2707.
6.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858; zie ook het arrest van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.